We kennen de geschiedenis van de natuur (nog) niet

Volgens schattingen zou in Nederland nog maar 15% van de oorspronkelijke biodiversiteit over zijn. Hoe (slecht) het er precies voor staat, weten we eigenlijk helemaal niet. Jan Luiten van Zanden legt uit hoe dat komt, en betoogt dat het de hoogste tijd is dat historici zich verdiepen in de geschiedenis van de natuur.

Geschiedenis gaat over mensen. Die maken niet alleen (de) geschiedenis, het welbevinden van de mens is ook de maat waar we historische veranderingen – meestal impliciet – aan afmeten. Maar wie schrijft dan de geschiedenis van de natuur? Cultuur en samenleving, de onderwerpen waar de historicus zich in de eerste plaats mee bezighoudt, zijn ingebed in natuurlijke processen en ecosystemen. Ecosystemen die de mens letterlijk nodig heeft om adem te halen. Komen ze onder druk te staan, dan heeft dat grote invloed op de veerkracht van samenlevingen. Zoals we de afgelopen jaren hebben ontdekt, heeft klimaatverandering grote maatschappelijke gevolgen in vrijwel alle delen van de wereld. Ook virussen, veelal overgesprongen gedurende intieme contacten tussen mens en dier, blijken de hele samenleving te kunnen platleggen. En dan zijn er nog de stikstofemissies, die bijdragen aan het verdwijnen van planten- en diersoorten. 

Maar deze biodiversiteitscrisis is veel breder en dieper. Wat is er precies gebeurd met de natuur, in Nederland en daarbuiten? Hoe sterk is de biodiversiteit eigenlijk afgenomen? Er zijn toch ook dieren teruggekomen, zoals de wolf en zeearend? Het zijn vragen die geschiedkundigen eigenlijk zelden stellen.

Theo van Hoytema, Vijf ooievaars in een wei (1878-1917), Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons.

 

Historici voelen zich niet of nauwelijks verantwoordelijk voor de geschiedenis van de natuur – ze hebben aan de mens al een hele kluif. Zelfs milieuhistorici schrikken terug voor deze opgave, en richten zich meestal op de directe leefomgeving van de mens, op de geschiedenis van vervuiling en milieubeleid bijvoorbeeld. Tegelijk is er vanuit de biologie en ecologie maar beperkte interesse voor het verleden, en ontbreekt het aan de geschiedkundige expertise om bronnen zorgvuldig te bestuderen en in context te plaatsen. De historische ecologie, het vakgebied dat wél probeert om vanuit de ecologie een brug te slaan naar de geschiedenis, is slechts een heel klein specialisme met een beperkte impact. Er zit dus een gat in de arbeidsverdeling van de wetenschap: vrijwel niemand bekommert zich om de geschiedenis van de natuur. En dat is een probleem. Historici beheren het collectieve geheugen van de samenleving. Een hoogst actuele taak, want wie het verleden controleert, kan het heden sturen. Maar wat te doen als het collectieve geheugen faalt, of er vrijwel niet is, zoals in het geval van de natuur? 

Hoe komt het dat we niet weten hoe de natuur er, bijvoorbeeld, honderd jaar geleden aan toe was? Welke gevolgen heeft dat? En wat weten we eigenlijk wel, of denken we te weten over de geschiedenis van de natuur? Lees het hele artikel in het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 9 maart aan als abonnee of bestel het nummer half maart online.


 

In het vorig jaar verschenen boek De ontdekking van de natuur. De ontwikkeling van biodiversiteit in Nederland van ijstijd tot 21ste eeuw (Prometheus) doen Jan Luiten van Zanden, Thomas van Goethem, Rob Lenders en Joop Schaminée een eerste poging om met een interdisciplinair team het genuanceerde verhaal over de ontwikkeling van de biodiversiteit te vertellen. Ze gaan daarbij ook dieper in op de relevantie van deze kennis voor het maatschappelijk debat. Dit artikel is in hoge mate gebaseerd op hun boek. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Delen: