Historische rolmodellen met een vlekje

De laatste jaren moeten oude Nederlandse zeehelden het als racistische schurken ontgelden. Maar toen het Witte de With-kunstcentrum in Rotterdam om die reden kritiek kreeg op zijn naam en die wilde veranderen, kwam het zwaar onder vuur te liggen: het had volgens woedende commentaren de rug recht moeten houden. De discussie is zo sterk geëscaleerd omdat er iets belangrijks op het spel staat: de nationale identiteit. Lotte Jensen pleit voor een genuanceerder omgang met het vaderlands verleden.

Met bloedrode letters verfden leden van de actiegroep De Grauwe Eeuw in 2012 het woord ‘genocide’ op de sokkel van het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn. Heftige discussies waren het gevolg. De gemeente paste daarop het tekstbord aan door ook op de gewelddadige kant van Coens overzeese bewind als gouverneur-generaal van de VOC te wijzen. Rondom de film Michiel de Ruyter (2015) liepen de gemoederen al even hoog op. Betogers meenden dat het niet van deze tijd was om een held uit het koloniale verleden met een film te eren. 

Standbeeld van J.P. Coen in Hoorn door Ferdinand Leenhoff (1887). Op de foto uit 2013 is het bedolven onder breiwerk (foto: Marjoleinkl [CC BY-SA 3.0] via Wikimedia Commons)
 

Straatnamen
In Urk namen politici van de partij Hart voor Urk het in 2018 juist op voor ‘Nederlands trots’ Michiel de Ruyter. De gemeenteraad keurde vervolgens goed dat straten in de nieuw te bouwen wijk Schokkerhoek de namen van oude zeehelden gaan dragen. Dit jaar tekende de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema juist bezwaar aan tegen het gebruiken van de namen van hoofdrolspelers uit de slag op de Zuiderzee in 1573 voor een nieuwe wijk in de stad. ‘Van straten genoemd naar zeehelden hebben we wel genoeg,’ meende ze, en stelde later voor ze naar antislavernijstrijders te noemen. 

Geschiedenis toe-eigenen
De discussie rondom Nederlandse helden is zo sterk geëscaleerd dat een genuanceerde omgang met het verleden nauwelijks meer mogelijk lijkt. Te linker- en rechterzijde van het politieke spectrum roert men zich, want er staat iets belangrijks op het spel: de nationale identiteit. Linkse groeperingen beschouwen de standbeelden als uitingen van een neokoloniale maatschappij, Halsema pleit voor meer diversiteit om recht doen aan ‘de moderne samenleving’ en Urkers vinden dat we best trots mogen zijn op de zeehelden die aan de wieg van het ontstaan van Nederland stonden.

Deze vertegenwoordigers hebben met elkaar gemeen dat ze zich de geschiedenis toe-eigenen en naar eigentijdse behoeften plooien. Het lijkt een modern verschijnsel, maar dit patroon is al eeuwenoud. Heldendom is altijd al flexibel geweest: helden worden en werden gemanipuleerd, gekneed en bewerkt, zodat ze passen in de mal van de eigen tijd. Enkele voorbeelden maken dit duidelijk.

De gedaanteverandering van Michiel de Ruyter
Michiel de Ruyter kreeg door de tijd tal van ‘typisch Nederlandse’ eigenschappen toegeschreven, zoals vrijheidsliefde, moed, vaderlandsliefde, deugdzaamheid, eenvoud en godvruchtigheid. Maar wie goed kijkt, ziet dat de admiraal steeds van gedaante is veranderd. Aanhangers van de patriottenbeweging die zich tegen stadhouder Willem V verzetten, lijfden hem rond 1780 in omdat De Ruyter destijds veel staatsgezinde vrienden had. Tijdens het Franse bewind (1806-1813) werd zijn grootste deugd dat hij in 1676 bij Sicilië tegen de Fransen had gevochten en hierbij het leven liet: hij groeide uit tot een symbool van nationale eendracht en verzet. 

Michiel de Ruyter als luitenant-admiraal door Ferdinand Bol (1667) (Collectie Rijksmuseum Amsterdam)
 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hesen NSB’ers De Ruyter op het schild omdat hij verschillende oorlogen tegen de Engelsen had uitgevochten (zie bijvoorbeeld deze affiche van de Waffen-SS uit 1943 in de databank van het Geheugen van Nederland). In 2004 eindigde de admiraal op de zevende plaats bij de verkiezing van de grootste Nederlander aller tijden; misschien reden voor Geert Wilders om in 2010 voor Veronica Magazine als De Ruyter te poseren: voor hem de grootste held van Nederland omdat hij strijdbaar was en ‘..voor niets en niemand bang. In zijn gevechten met buitenlandse legers en piraten toonde hij zijn strijdlust.’ 

Ook de film over zijn leven uit 2015 was sterk gekleurd door de Amerikaanse achtergrond van regisseur Roel Reiné. Hij zette Michiel de Ruyter neer als een anti-orangistische vrijheidsstrijder die bereid was voor de Nederlandse vlag te sterven: Amerikaans patriottisme in een Nederlands jasje. 

Ook Kenau
Kenau Hasselaar ging de geschiedenis in als de heldhaftige aanvoerster van enkele vrouwen die fysiek weerstand boden tegen de Spanjaarden tijdens het Haarlems beleg van 1572-1573. In de 19de eeuw werd Kenau als een van de weinige vrouwen bijgezet in het pantheon van vaderlandse grootheden, maar met een voorbehoud, wat juist te maken had met haar vrouw-zijn. Nederlanders worstelden ermee: vrouwen hoorden zich vooral op huishoudelijk terrein dienstbaar te maken en vechten paste daar niet bij. 

Schrijvers die haar moed bejubelden, legden dan ook de nadruk op haar afwijkende gedrag. Ze lieten duidelijk merken dat Kenau buiten de grenzen van haar sekse trad. Haar gedrag viel alleen te billijken vanwege de uitzonderlijke oorlogssituatie. Een lesboekje voor meisjes uit 1855 gaf het advies Kenaus onvrouwelijke gedrag vooral niet na te volgen. 

Heldenportret van Kenau Simonsdr. Hasselaer, ca. 1590 (Collectie Rijksmuseum Amsterdam)
 

In 1908 werd Kenau juist als lichtend voorbeeld afgebeeld op een prentbriefkaart van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Haar strijd voor ‘vrije denk- en sprekensrechten’ gold als inspiratiebron, want de vrouw strijdt ‘hier in deze tijd op nieuw een moeielijken strijd’. 

Kort erop werd weer korte metten gemaakt met dit positieve imago en werd ‘kenau’ een scheldwoord voor te mannelijke vrouwen. In de 21ste eeuw bewees het noeste speurwerk van historica Els Kloek dat de mythes rond Kenau het zicht op de werkelijkheid eeuwenlang belemmerd hebben. Kenau was strijdlustig, ja, maar ook zakelijk. 

Waarom Vondel niet?
Joost van den Vondel kreeg in 1867 in Amsterdam een standbeeld. Het park waarin het stond, kreeg de naam Vondelpark en ook een aangrenzende straat werd naar het herontdekte grote dichterlijke genie uit de 17de eeuw vernoemd. Drie dagen lang vierde men feest: op het programma stonden concerten, een toneelvoorstelling, een feestmaal, een feestelijke optocht en een vuurwerkshow. Voor 25 gulden konden bezoekers een soort festivalpas kopen en alles bijwonen.

De dichter Joost van den Vondel, door Govert Flinck, ca. 1653 (Collectie Rijksmuseum Amsterdam)
 

Zijn nationale roem stond op een hoogtepunt, maar Vondel was toen bepaald niet onomstreden. Zijn politieke standpunten waren controversieel. Hij was een uitgesproken aanhanger van de staatsgezinden en hun voorman Johan van Oldenbarnevelt, die was opgepakt door Maurits van Oranje. Dit maakte hem minder geschikt als vertegenwoordiger van het gewenste vaderlandse Oranjegevoel. Belangrijker nog: hij was halverwege zijn leven katholiek geworden. Jozef Alberdingk Thijm, een van de drijvende krachten achter de emancipatie van katholieken in Nederland, wist dit goed uit te buiten. Hij verhief Vondel tot held van katholiek Nederland en verzette zich daarmee tegen de dominante protestants gekleurde geschiedschrijving. 

Langs de postkoloniale meetlat
Ook nu zou Vondel meer omstreden kunnen zijn dan hij is. Als we hem langs de postkoloniale meetlat leggen, valt hij namelijk beslist door de mand. Hij heeft immers als geen ander de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als koloniale grootmacht bejubeld. Vondel beschouwde Amsterdam als het handelscentrum van de wereld en stelde werelddelen als Afrika, Azië en Amerika voor als dienstmaagden van het beschaafde Europa. Waar Hollandse kooplui zijn, heerst rechtvaardigheid, schreef Vondel. Over koloniaal geweld repte hij niet. 

Smet
Dat activisten Vondel negeren, heeft ongetwijfeld een cynische reden, namelijk dat de literatuur iedere actualiteitswaarde in Nederland verloren heeft. Men bekommert zich te weinig om literatuur in het algemeen om serieuze aandacht aan hem te schenken. Maar er kleeft ook een positieve kant aan, want hem als ‘fout’ te bestempelen doet geen enkel recht aan de sprankelende rijkdom van zijn oeuvre. Hij was en is een van de grootste dichters die de Nederlandse geschiedenis heeft voortgebracht. Bovendien, als we Vondel onthoofden, waar moet het dan eindigen? Moeten we dan alle straten, scholen en cafés die naar hem vernoemd zijn, een nieuwe naam geven? 

Alle schrijversbuurten zouden op de schop moeten, want aan de meeste schrijvers kleeft wel een smet. Jan Fredrik Helmers (bekend van de Eerste, Tweede en Derde Helmersstraat in Amsterdam) was uitgesproken antikatholiek en koloniaal in zijn opvattingen: hij sprak meesmuilend van het ‘Afrikaans gebroed’. Nicolaas Beets, in de 19de eeuw gevierd als auteur van de Camera Obscura (1839), moest niets van schrijvende vrouwen hebben. Van hem is de uitspraak: ‘Een schrijvende vrouw is een overloopster naar het vijandelijke leger, die door hare sexe gefusilleerd moest worden.’ Willem Bilderdijk liep over van haat jegens eenieder die niet voor absolute monarchie of voor rechtzinnig calvinisme was. Gerard Reve deed veel stof opwaaien met zijn rabiate opvattingen over zwarten en kleurlingen. En ga zo maar door. 

Wiens oordeel weegt het zwaarst?
Straten naar vrouwelijke auteurs noemen lijkt een mooi alternatief, al was het maar om de genderbalans te herstellen. Maar ook hier stuiten we op mogelijke bezwaren, afhankelijk van de maatstaven die men hanteert. Als verdediger van de katholieke kerk haalde Anna Bijns bijvoorbeeld fel uit tegen lutheranen, Anna Maria van Schurman sloot zich aan bij een religieuze sekte en Betje Wolff vond dat vrouwen hun huishoudelijke plichten niet mochten verzaken. Het heeft, kortom, geen enkele zin om onze straatnamen te gaan ‘zuiveren’, want wiens oordeel weegt het zwaarst? 

Meer variatie
Natuurlijk kan het verstandig zijn om namen van publieke gebouwen aan te passen, wanneer daar historisch gefundeerde redenen voor zijn. Een Mussertschool is ondenkbaar. Het is trouwens ook goed om oog te hebben voor de positieve kanten van identificatie met bepaalde personen uit het verleden. Positieve rolmodellen kunnen hoop of inspiratie bieden. Ze vervullen een belangrijke psychologische behoefte en die moeten we serieus nemen. 

Diversiteit en variëteit bij het kiezen van nieuwe straatnamen is daarom toe te juichen. We moeten echter niet doorslaan door de discussie louter in termen van ‘goed’ en ‘fout’ te voeren. Een te ver doorgevoerde identiteitspolitiek staat een genuanceerde omgang met het verleden in de weg. 
 

Dit artikel verscheen onlangs in Geschiedenis Magazine (jaargang 54 (2019), nummer 7) en wordt u nu cadeau gedaan. 

Hoofdafbeelding: v.l.n.r.: Portret van Jan Pietersz. Coen. Prent door Jacob van der Schley, ca. 1763, portret van Kenau Simonsdochter Hasselaer. Prent door Jacob Houbraken naar een tekening van Hendrik Pothoven, ca. 1760 en Joost van den Vondel. Prent door Theodor Matham naar een tekening van Joachim von Sandrart, ca. 1630 – 1676 (allen uit de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam)
 

Delen: