De martelaren van Gorcum: in 1572 verliest Willem van Oranje de controle over de watergeuzen

1572 is een keerpunt in de Nederlandse geschiedenis. Het was het jaar waarin een opstand tegen de Spaanse landvoogd Alva de kiem legde voor het huidige Nederland. Maar het was ook het jaar waarin de opstand zich ontwikkelde tot een bloedige burgeroorlog, waarin aan beide zijden werd geplunderd en gemoord. Geschiedenis Magazine staat in een vierdelige serie stil bij de gebeurtenissen in dat tumultueuze jaar 1572. In deze tweede aflevering belicht Jan Machielsen de katholieke kant en neemt hij ons mee naar de zomer, 450 jaar geleden, toen geuzen in de verlaten schuur van een verwoest klooster negentien geestelijken ombrachten. Ze zouden bekend worden als de martelaren van Gorcum. Het waren zeker niet de enige priesters die tijdens de Nederlandse Opstand op gewelddadige wijze aan hun einde kwamen – waarom leven juist zij voort in de herinnering en kerkelijke verering?

Na de inname van Den Briel op 1 april vielen andere Hollandse steden als dominostenen. Op 24 juni kregen de watergeuzen Dordrecht in handen. Een dag later al was Gorcum, zo’n 30 kilometer verder, aan de beurt. Terwijl de Gorcumse magistraten, net als de meeste steden, onderhandelden over de overgave, besloot de commandant van het lokale slot dat te verdedigen tot het door het koninklijke leger zou worden ontzet. Een groep franciscanen onder leiding van Nicolaas Pieck vond er toevlucht. Het verzet hield echter slechts enige dagen stand. Welgestelde burgers die zich ook in de burcht hadden verschanst konden zich vrijkopen, maar voor de minderbroeders was dit – deels vanwege religieuze bezwaren – niet mogelijk. In en rond Gorcum pakten de watergeuzen nog andere geestelijken op, waaronder de pastoor Leonardus Vechel.
 

Cesare Fracassini, Martyrs de Gorkum (1867). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Cesare Fracassini, Martyrs de Gorkum (1867). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Katholieke getuigen beschreven de gebeurtenissen later als een ware imitatio Christi. Net als Christus zou Vechel in een van zijn laatste preken – op palmzondag zelfs – de komst van de geuzen en zijn dood hebben voorspeld. De reis per boot naar Den Briel werd een maritieme via dolorosa, waarbij de groep geestelijken in Dordrecht (tijdens een tussenstop) en in Den Briel, net als Christus op zijn lijdensweg naar het kruis, publiekelijk werd bespot. Toen de groep op 7 juli op de laatste plek aankwam, werd ze nog wat groter: twee pastoors bevonden zich daar al in het gevang en er kwamen nog twee norbertijnen bij.

De negentien stierven, de één opgestroopt na de ander, in de nacht van 9 juli in de verlaten schuur van een verwoest klooster. Volgens de katholieke overlevering zouden de soldaten na afloop hun hoeden met de neuzen, oren en penissen van hun slachtoffers versierd hebben. De lijken verdwenen vervolgens in twee of drie kuilen.

De geestelijken zouden bekend worden als de martelaren van Gorcum, maar eigenlijk klopt dat niet. Hoewel elf van de negentien doden franciscanen waren, is het enige wat deze groep echt verenigde het moment van hun dood in Den Briel. Op Pieck en Vechel na zijn de martelaren weinig meer dan namen. Over sommigen is vrijwel niets bekend. Dat Johannes van Keulen, de enige dominicaan in de groep, daadwerkelijk uit deze stad kwam, wordt enkel aangenomen vanwege zijn achternaam. Voor zijn beeltenis werd vaak Thomas Aquinas, de middeleeuwse dominicaanse theoloog, gebruikt die in de oude universiteitsstad had lesgegeven.

Heilige Hollanders
De martelaren van Gorcum zouden grote bekendheid genieten en uiteindelijk zelfs heilig worden verklaard, maar ze waren zeker niet de eerste vermoorde Nederlandse priesters dat jaar. Een maand eerder waren vijf minderbroeders uit Alkmaar ter dood gebracht. En twee weken na de Gorcummers, kwamen bij de plundering van een klooster in Roermond door de troepen van Willem van Oranje twaalf kartuizers om het leven. Uiteindelijk verloren zo’n 130 katholieke geestelijken het leven tijdens de Opstand, de meesten in de vroege jaren zeventig. De Leuvense theoloog Johannes Molanus claimde later dat ‘ten jaere 1572 alleen, meer Nederlanders gemartyrizeert zyn, als op alle de voorgaende jaeren, van ’t beginsels des weirelts.’

 

Een glas-in-loodafbeelding van twee martelaren van Gorcum in de Amsterdamse Martelaren van Gorcumkerk. Luc, Martelaren van Gorcumkerk (2016). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)
Een glas-in-loodafbeelding van twee martelaren van Gorcum in de Amsterdamse Martelaren van Gorcumkerk. Luc, Martelaren van Gorcumkerk (2016). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

 

Het was met de martelaren van Gorcum net zoals met de val van Den Briel in april 1572: die werd per ongeluk belangrijk en bleek pas later significant voor het ontstaan van de onafhankelijke Republiek, de ‘geboorte van Nederland’ die dit jaar gevierd wordt. Martelaarschap was de eerste en oorspronkelijke vorm van christelijke heiligheid. Het woord martelaar komt van het oud Grieks voor getuige: met hun bloed getuigden martelaren van de waarheid van het geloof. Wat opvalt is hoe weinig aandacht de martelaren van Gorcum aanvankelijk kregen, zelfs van katholieke zijde: ze waren slechts onderdeel van een golf van geweld tegen katholieke geestelijken. Niemand had destijds kunnen dromen dat God, volgens de katholieke kerk althans, juist hen (en alleen maar hén) rechtstreeks zou opnemen in de hemel, als onderdeel van de gemeenschap van heiligen. Hun heiligverklaring door paus Pius IX in 1867 maakte de martelaren de eerste Nederlandse heiligen sinds de Middeleeuwen. Hun zaligverklaring in 1675 was een nog groter wonder, niet alleen voor Nederland maar wereldwijd: het was de eerste keer – en twee eeuwen lang vrijwel de enige keer – dat door protestanten vermoorde katholieken zalig of heilig werden verklaard in Rome.

De grote paap-hater
Onbewust medeverantwoordelijk voor deze uitkomst was Willem II van der Marck, Heer van Lumey. Als leider van de watergeuzen – de haeretici aquatici oftewel ‘aquatische ketters’ zoals ze in de Romeinse archieven worden genoemd – overzag hij de snelle verovering van Holland en gaf hij opdracht tot de executie van de negentien priesters. Dat deed Lumey ondanks een algemeen gebod van Willem van Oranje om katholieke geestelijken vrij te laten. Dit bevel zou Lumeys eer als bevelvoerder hebben aangetast, ook omdat hij er slechts een afschrift van zou hebben ontvangen. De terechtstelling paste zeker niet in Oranjes politiek, maar het schikte katholieken ook bijzonder goed om Lumey, de grote paap-hater, alle schuld in de schoenen te schuiven. Martelaarschap is namelijk bijzonder moeilijk te bewijzen: de martelaar dient niet alleen voor het geloof te sterven, maar moet ook gedood worden uit haat voor het geloof. Stierven de Roermondse kartuizers die bij de plundering van hun klooster omkwamen vanwege de hebzucht of de haat van Oranjes soldaten? Voor de kerkjuristen die zich over zalig- en heiligverklaringen bogen, waren deze motieven een belangrijke kwestie. In het geval van Lumey was dit veel duidelijker, hoewel ook zijn alcoholisme en woede over Oranjes bevel nog werden genoemd toen het mogelijke martelaarschap van de Gorcummers uiteindelijk voor Paus Alexander VII terechtkwam.

Lumey had niet kunnen voorzien dat hij juist met een daad van genade zijn odium fidei, zijn haat voor het geloof, bevestigde. Hij bood de geestelijken die naar de verlaten schuur waren gevoerd namelijk nog een uitweg: als zij het katholieke geloof en de paus zouden afzweren, werden ze vrijgelaten. Twee van de 21 gevangenen, waaronder een jonge novice, vielen af en kwamen vrij. Onbewust en onbedoeld hadden zij met hun herroeping het martelaarschap van de anderen gekocht. Lumeys genade bewees zowel zijn eigen hatelijke motieven als de inspiraties van de geestelijken. De watergeus loste daarmee vooraf een probleem op waarover veel martelaarscultussen in de 17de eeuw struikelden: de problematische motivatie van de moordenaars. Zo verging het bijvoorbeeld een groep Portugese missionarissen die op weg naar Brazilië in juli 1570 werd vermoord door hugenootse piraten. De Romeinse theoloog die de beruchte rol van advocaat voor de duivel speelde, suggereerde dat de protestantse zeerovers geen hekel aan katholieken hadden, maar alleen aan jezuïeten, de religieuze orde waartoe de missionarissen behoorden.
 

Onbekende maker, De Heilige Martelaren van Gorkum (ca. 1870). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Onbekende maker, De Heilige Martelaren van Gorkum (ca. 1870). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Beenderen om heel wat kerken te vullen
Dat juist de martelaren van Gorcum herinnerd en vereerd werden, was deels te danken aan de minderbroeders. Zo toont een vroeg-17de-eeuwse fresco in de Chiesa Nuova in Assisi, de geboorteplaats van de Hl. Franciscus, in overdreven detail de slachtingen van anonieme franciscanen in ‘Fiandria’, de Lage Landen. Een grote rol speelden ook twee neven van Nicolaas Pieck, Rutger en Willem van Est. Beiden deden hun best om bewijzen te verzamelen voor de dood van de negentien en de wonderen die daarop volgden. Rutger stierf op 9 juli 1592; alsof hij een eervolle twintigste plek verdiende op hun twintigste sterfdag. Willem, later een beroemd theoloog aan de katholieke universiteit van Dowaai (Douai), publiceerde in 1603 zijn Historiae Martyrum Gorcomiensium (Geschiedenis van de Martelaren van Gorcum) dat veel interesse in de martelaren opwekte in de Zuidelijke Nederlanden. Een aantal van de door hen verzamelde wonderen werd uiteindelijk nog aan de Romeinse curie voorgelegd voor goedkeuring. Één daarvan was de, huns inziens gepaste en door God voorziene, dood van Lumey: ‘de man die leefde als een hond’ stierf in 1578 hondsdol na een hondenbeet.

Van groot belang is ook de materiële kant van de cultus. Het Twaalfjarig Bestand (1609­–21) maakte een geheime missie mogelijk vanuit de Zuidelijke Nederlanden waarbij ’s nachts de relieken van de martelaren werden opgegraven. De beenderen van negentien doden konden heel wat kerken en privékapellen vullen en stelden een verbluft Rome eigenlijk voor een fait accompli.
 

© Puck Claes
Een van de martelateren was Godfried Coart. Godfried werd in 1512 geboren in Melveren, een dorpje dat tegenwoordig in Vlaanderen ligt. Hij trad in bij de minderbroeders in Sint-Truiden en studeerde aan het Franciscanercollege van ’s-Hertogenbosch, waarna hij werd benoemd in het klooster van Gorcum. Op de plek van Godfrieds geboortehuis is in 1989 een kapelletje opgericht. Foto: © Puck Claes

 

Er is nog een reden waarom de martelaren zo belangrijk werden. Katholieken geloofden dat hun dood iets veel groters vertegenwoordigde en dat de martelaren daarmee niet alleen van hun eigen geloof, maar ook van het Nederlands katholicisme getuigden. In het officiële zaligverklaringsproces, dat in de 17de eeuw plaatsvond, verklaarde een getuige simpelweg dat de martelaren ‘voor de patronen en beschermheren van de katholieken van dit vaderland gehouden werden.’ Hun wonderen, ze zouden onder meer hernia’s genezen, toonden aan dat God aan de katholieke zijde stond. Misschien dat, in andere omstandigheden, deze rol ook door gemartelaarde geestelijken uit Roermond, Alkmaar of elders vervuld had kunnen worden. Dat de religieuze minderheid zulke kampioenen hard nodig had is in ieder geval duidelijk: de martelaren werden een uiting van een Nederlands katholieke identiteit.

Nederlandse katholieken herkenden zichzelf dan ook vaak in de martelaren. Veel katholieke Gorcummers, die in het wat tolerantere Utrecht terechtkwamen en daar in het geheim voor de zaligverklaring werden ondervraagd, stelden hun eigen ballingschap voor als een vorm van martelaarschap. En toen getuigen gevraagd werd of ze ooit van misdaden beschuldigd waren antwoordden ze vaak onverwacht ja: hun ‘misdaad’ was katholiek zijn in de Republiek. Door dit toe-eigeningsproces zijn de historische mensen achter de martelaren nog maar moeilijk te achterhalen. Ironisch genoeg zorgde de groei van de martelarencultus er zo voor dat de vraag wie de martelaren van Gorcum nu daadwerkelijk waren van steeds minder belang werd.

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine 4. Bestel Geschiedenis Magazine 4 online of meld je alvast aan als abonnee om de volgende edities thuis te ontvangen.

Delen: