Wat keizerszoon Maximiliaan écht moest weten, volgens de Antwerpse gilden

Op 13 januari 1478, ongeveer een half jaar na zijn huwelijk met Maria van Bourgondië te Gent, werd Maximiliaan van Oostenrijk plechtig ontvangen in ‘sijnder stadt van Andwerpen’. Tijdens deze Blijde Intrede kreeg de nieuwe vorst een tableau vivant te zien met een reus. De gilden van de kleermakers en van de timmerlieden hadden dit met veel zorg gemaakt. Kim Overlaet legt uit wat zij ermee bedoelden.

Het Antwerpse stadsbestuur spaarde in 1478 kosten noch moeite om een memorabele inhuldigingsceremonie te organiseren. Dit valt te lezen in een zeer gedetailleerde maar anonieme beschrijving uit die tijd, die een unieke inkijk biedt in de ceremonies en feestelijkheden die voor deze Blijde Intrede in de Scheldestad werden georganiseerd. Er werden niet alleen geldprijzen uitgereikt aan wie keizerszoon Maximiliaan bij zijn aankomst het ‘sierlijcxt en statelijcxt’ tegemoet zou rijden, maar ook aan de gilden en verenigingen die ‘de scoonste en sierlijcxte figueren [tableaux vivants] toonen soude der keyserlijcker croon oft den hertoghe van brabant aengaende’. 
 

Anton Petter, Der Einzug Kaiser Maximilians I. in Gent (1822). Bron: Wikimedia Commons (PD)
De intocht van Maximiliaan in bij de buren Gent. Anton Petter, Der Einzug Kaiser Maximilians I. in Gent (1822). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Het was dan ook niet zomaar een bezoek. Het was de eerste maal dat Maximiliaan de stad bezocht in zijn hoedanigheid van hertog van Brabant. Zoals het in de laatmiddeleeuwse Nederlanden gebruikelijk was, stond bij deze haast sacrale gelegenheid de eedaflegging centraal waarmee het contract werd bezegeld tussen de nieuwe vorst en zijn onderdanen. Hiertoe had het stadsbestuur op de weg naar de Sint-Jorispoort een altaar laten bouwen waar ‘de doorluchteghen prince’ beloofde om de privileges van de stad te eerbiedigen, en waar de stedelijke elites op hun beurt een eed van trouw zwoeren.

De traditie dat van de Blijde Intrede was al eeuwen oud en bestond in belangrijke steden in de Bourgondische tijd blijven nog steeds, ook al waren de titels van hertog van Brabant, hertog van Limburg, graaf van Vlaanderen, graaf van Holland, enzovoort vanaf eind 14de eeuw in handen van één Bourgondische en later Habsburgse heerser. Tot het eind van het ancien régime werden ze als afzonderlijke waardigheden beschouwd, wat in de praktijk betekende dat de hoofdplaatsen van de hertogdommen en graafschappen de Bourgondische en Habsburgse vorsten steeds moesten erkennen. Als tegenprestatie dienden de machthebbers te beloven om de privileges van hun nieuwe onderdanen te respecteren. Waar het aanvankelijk om vrij bescheiden plechtigheden ging, groeiden deze Intredes in de loop van de 15de eeuw in verschillende steden uit tot spectaculaire publieke ceremonies. Deze moesten indruk maken op de vorst(in) en het hof, maar ook op de eigen bevolking en die van naburige plaatsen.

Druon Antigoon
De beschrijving van de feestelijkheden te Antwerpen anno 1478, doet vermoeden dat de beloofde geldprijzen het beoogde effect hebben gehad. Na de eerste eedaflegging buiten de stad werden Maximiliaan en zijn hofhouding in een processie langs betekenisvolle plekken zoals de oude stadspoorten naar de Grote Markt begeleid. Hier vond een tweede eedaflegging plaats op een stellage voor het stadhuis.
 

Onbekende maker, De reus Antigoon (1599). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)
Een beeld van de reus Antigoon staat ook in 1599 opgesteld in Antwerpen, voor de intocht van Albrecht en Isabella van Oostenrijk. Onbekende maker, De reus Antigoon (1599). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)

 

Langs de route hadden de deelnemende gilden en rederijkerskamers maar liefst zeventien podia of triomfbogen opgesteld, waar Bijbelse, Antieke en mythologische taferelen werden uitgebeeld in tableaux vivants. De thema’s van deze taferelen waren erg divers, en de interpretatie was wellicht niet altijd even eenvoudig voor het aanwezige stedelijke en vorstelijke publiek. Bij de meer complexe voorstellingen, zoals die over de ideale verhouding tussen seculiere en religieuze macht, hadden de organisatoren daarom voor plakkaten gezorgd, die in het Latijn én het Diets duiding gaven.

Voor de doorsnee Antwerpenaar behoefde het tafereel dat georganiseerd was door de gilden van de kleermakers en de timmerlieden vermoedelijk geen extra uitleg. Op hun podium was een gevecht te zien tussen een reusachtige figuur en een Romein. Antwerpenaren wisten dat dit de beroemdste scène was uit de in die tijd zeer populaire stichtingslegende van de stad: de reus Druon Antigoon woont kort voor het begin van de jaartelling in een burcht aan de Schelde. Hij vraagt een buitengewoon hoge tol aan elk vrachtschip dat er langs wil varen, wat de handel in het gebied uiteraard ernstig schaadt. Van schippers die deze tol niet kunnen of willen betalen, hakt de reus bovendien een hand af, die hij vervolgens in de Schelde gooit. Maar dan verschijnt de Romeinse soldaat Silvius Brabo ten tonele. Hij valt de reus aan, hakt hem een hand af en weet hem uiteindelijk te onthoofden. Als beloning wordt hij tot hertog benoemd van een hertogdom dat zijn naam zou dragen: Brabant. Op de plaats van de burcht sticht hij een stad, (H)ant-werpen genaamd. 
 

Luis Bartolomé Marcos, Grote Markt (2014). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)
Op de Grote Markt in Antwerpen staat een fontein met een beeld van Silvius Brabo, waarop hij ‘hant-werpt’. Luis Bartolomé Marcos, Grote Markt (2014). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

 

Sleutelpositie van Antwerpen
Of Maximiliaan van Oostenrijk in 1478 de oorsprongslegende van Antwerpen kende en de scene op waarde wist te schatten, is twijfelachtig, maar de bedoeling van de gilden die haar uitbeeldden is helder. Ook latere Blijde Intredes van Habsburgers ruimden een prominente plaats in voor Brabo en Antigoon, want zij symboliseerden het belang van de stad voor het hertogdom. Zonder Antwerpen geen Brabant, en vice versa. Bovendien wees de stichtingsmythe (nieuwe) vorsten op de noodzaak van een vrije vaart over de Schelde voor de handel. Door het ingrijpen van de legendarische stamvader van Brabant waren stad en regio opgebloeid. Antwerpen was voor handelschippers die vroeger voor hun geldbuidels (en handen) moesten vrezen, een veilige haven geworden.

De gilden van de kleermakers en de timmerlieden herinnerden Maximiliaan met hun tableau vivant met andere woorden aan de sleutelpositie van de Antwerpen en de rol die zij van hem verwachtten: hij moest zich inzetten voor het behoud van de rust en de economische stabiliteit. De inwoners wensten zich enkel aan het gezag van de nieuwe vorst onderwerpen als deze de Brabantse en Antwerpse rechten en privileges zoals de vrije doorvaart over de Schelde beloofde te handhaven.

Druon Antigoon en Silvius Brabo hebben sindsdien weinig aan cultstatus verloren. In 1550 vermeldt de stadssecretaris zelfs dat de burgers geloofden dat er ‘seer groote menschen gebeenten’ lagen, ‘diemen ... seyt te sijne de gebeenten vanden vorscreven Antigonus’. Gigantische gebeenten waren er zeker te zien, maar van wie? En hoe kwam het dat ook elders in Europa ‘stadsreuzen’ opdoken? Je leest het in de volgende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 2 juni aan als abonnee, bestel ‘m vanaf begin juni online of haal ‘m dan in de winkel.

Delen: