Vive la Garde Nationale!

Frankrijk, 13 oktober 2016. President François Hollande kondigt na een reeks terroristische aanslagenen aan dat er een Garde Nationale komt: bewapende burgers zullen het leger bijstaan om de veiligheid en openbare orde te bewaken. Frankrijk kende al eerder een legendarische burgermilitie. Deze was opgericht de dag voor de Franse Revolutie van 1789. Niek Pas licht de grillige geschiedenis toe. 

Toen het volksoproer in de gedenkwaardige zomer van 1789 in Parijs dreigde te ontsporen, besloot koning Lodewijk XVI op 13 juli om een ‘garde bourgeoise’ op te richten. Zo kon hij gewapende en naar hij veronderstelde loyale burgers inzetten tegen relschoppers en plunderaars. Het mocht niet baten want de volgende dag nam het gepeupel de dwangburcht de Bastille in. De stedelijke revolte werd stapsgewijs een landelijke revolutie. In 1792 viel de monarchie, een jaar later viel het hoofd van Lodewijk XVI onder de guillotine, maar de Parijse burgerwacht bleef bestaan. 

Heroïsche glans

Aan het hoofd stond vanaf het begin Gilbert du Motier, markies de La Fayette. Hij hervormde de militie ingrijpend en doopte die om tot ‘Garde Nationale’. De markies, die aan de zijde van George Washington had gestreden voor de Amerikaanse onafhankelijkheid, herschreef zijn naam tot Lafayette - bij wijze van revolutionaire lippendienst - en benoemde Franse collega-officieren die in Amerika met hem hadden gevochten op sleutelposities. Hij benadrukte het belang van exercities en esprit de corps en ontwierp zelf de uniformen. Hierin liet hij het rood en blauw van de revolutie (tevens de kleuren van Parijs) samenkomen met het koninklijke wit. Ook nadat de Eerste Republiek was uitgeroepen, bleven dit de kleuren van de Nationale Garde.

Het hoofd van de Nationale Garde, Gilbert du Motier, Marquis de La Fayette, zweert op 14 juli 1790 zijn trouw aan Frankrijk. Op het podium staat ook zijn zoon, die hij vernoemde naar zijn voormalige strijdmakker, de Amerikaanse president George Washington (anoniem schilderij, Musée Carnavalet, Parijs).

 

Op 14 oktober 1791 nam de Nationale Vergadering een wet aan die alle mannen met stemrecht en hun zonen vanaf 18 jaar verplichtte lid te worden van de Nationale Garde. Het was mogelijk de dienstplicht af te kopen en een vervanger te sturen. Voor veel Parijse burgers bood de Garde een kans om af te rekenen met de greep van de adel op het leger. Het hoofdstedelijk model groeide uit tot een voorbeeld: diverse andere grote Franse steden keken in Parijs de kunst af en kopieerden de hoofdstedelijke organisatie. 

De chaotische revolutionaire fase die duurde tot ca.1795, toen de Garde grotendeels ontwapend werd uit angst voor een gewapende opstand vanuit hun gelederen, gaf gardisten hun latere heroïsche glans. Ze belichaamden als ‘soldats citoyens’ de volkssoevereiniteit. Ze bewaakten onder andere de openbare orde, bemanden forten en stellingen die door het leger waren verlaten maar bestreden ook samen met legereenheden contra-revolutionairen in de westelijke provincies. Geleidelijk legde de Garde zich toe op de handhaving van de openbare orde terwijl het leger de Revolutie verdedigde aan en over de landsgrenzen. 

Napoleon was ambivalent

De Garde is nooit een monolithisch instituut geweest met een duidelijk omlijnde taakstelling en dito personele bezetting. De burgerwacht was opgericht als extra militie in handen van de Franse overheid, een reserve, maar een militair als Napoleon wantrouwde overwegend civiele eenheden. Hij twijfelde aan hun loyaliteit jegens hun opdrachtgever. Inderdaad hebben gardisten verschillende keren de staat niet verdedigd maar juist aangevallen. 

Onder Eerste Consul Napoleon werd het statuut van de gardisten in 1799 wettelijk vastgelegd en kwamen er naast de reguliere eenheden van reservisten ook burgerbataljons met dienstplichtigen. Vanaf 1802 verving Napoleon ze door een ‘garde municipale’, professionele eenheden betaald door de burgers. Als tegenprestatie verviel de gehate dienstplicht, maar die werd enkele jaren later weer ingesteld toen een tekort aan kanonnenvoer dreigde. 

Vanaf 1806 werden te hooi en te gras eenheden uit de Garde Nationale overgeheveld naar het reguliere leger en ingezet voor de keizerlijke campagnes. Met de definitieve val van Napoleon in1815 kregen de gardes weer hun oorspronkelijke functie van stedelijke burgerwacht; tijdens de Restauratie bleek die niet meer nodig en in 1827 hief Karel X de militie per koninklijk besluit op. 

Burgerkoning

Lang hoefden de Parijzenaars hun uniformen en wapens echter niet op te bergen. In juli 1830 bereikte de ontevredenheid van de middenklasse met Karels reactionaire regime het kookpunt. De Garde werd in allerijl weer in leven geroepen, al heeft ze toen geen rol gespeeld. Tijdelijke buurtmilities bewaakten panden en winkels. 

De nieuwe vorst, ‘burgerkoning’ Louis-Philippe probeerde in 1831 de bevoegdheden, rekrutering en samenstelling van de Garde wettelijk vast te leggen. In naam haakte hij aan bij het ideaal van 1798, maar alleen burgers die belasting betaalden, waren welkom als gardist. De wacht was er voor de gegoede Fransman, niet voor het grauw. In 1832 moesten gardisten een radicale opstand in de volkse buurten van Parijs neerslaan. 

De hertog van Orléans met leden van de Nationale Garde in het stadhuis van Parijs. Dit is op 31 juli 1830, net nadat hij tot Lodewijk Filips I, koning der Fransen, benoemd werd (anoniem schilderij, Musée Carnavalet, Parijs).

 

Aanvankelijk pronkte Louis-Philippe met de Garde die hij geregeld liet opdraven bij officiële gelegenheden. Na 1840 bekoelde de relatie tussen de steeds conservatiever regerende vorst en militie omdat gardisten pleitten voor meer democratie en uitbreiding van het stemrecht. Louis-Philippe ontbond de Garde echter niet. 

Nieuwe revolutieronde

In1848 volgde na een periode van economische neergang een nieuwe revolutieronde. In Parijs hielden de burgermilities die ontevreden waren over het beleid van de vorst zich aanvankelijk afzijdig. Nadat Louis-Philippe was teruggetreden, een interim-regering was aangetreden en de Tweede Republiek gloorde, werden ze door de Republikeinse machthebbers ingezet om nieuwe verzetshaarden die pleitten voor een verdergaande revolutie de kop in te drukken. Ze kregen daarbij steun van burgermilities uit de provincie.

Karel X en Lodewijk-Filips ondervonden dus aan den lijve dat een burgermilitie ook verkeerd kan uitpakken en dat gardisten voor andere burgers kunnen kiezen. De regering kreeg de Garde maar moeilijk in het gareel en ging er halfslachtig mee om. Nu eens werd het instituut aangepast en hervormd, dan weer afgebouwd of zelfs opgeheven maar echt verdwijnen deed de Garde niet. Daarvoor was de mythe van de ‘citoyen soldat’ te geliefd, het uit de Franse Revolutie stammende idee dat de burger zijn eigen vrijheid verdedigde – hoewel de Garde ten diepste altijd een overheidsinstrument was geweest. 

Napoleon III

De Tweede Republiek kwam in 1852 ten einde door de staatsgreep van president Karel Lodewijk Napoleon Bonaparte, die verder regeerde als keizer Napoleon III. Net als zijn beroemde oom met dezelfde naam wantrouwde de nieuwe keizer de Garde. Hij kortwiekte bestaande eenheden en trachtte hun maatschappelijke en politieke betekenis zover mogelijk terug te dringen. Maar net zoals de grote Napoleon zag de keizer zich gedwongen bij een naderend gevaar – het dreigende conflict met het koninkrijk Pruisen en zijn Duitse bondgenoten – de Garde op te tuigen. Toen de oorlog eenmaal was begonnen in juli 1870 werden de gardisten in de eerste plaats ingezet als reserve-eenheden voor het reguliere leger. 

In september 1870 was het voorbij voor Napoleon III. Hij had zich overgegeven aan de Pruisen en werd afgezet door het parlement. De (Derde) Republiek werd uitgeroepen en Parijs werd maandenlang belegerd door Duitse troepen. In januari capituleerde Frankrijk. Er zou een Duits leger in de hoofdstad gelegerd worden. Dit was zeer tegen de zin van de Parijzenaars, evenals het feit dat het eerder verleende uitstel van betaling voor huren en schulden werd opgeheven. 

Vlam in de pan

De Garde was tijdens het beleg actief betrokken geweest bij de verdediging van de stad en weigerde nu te vertrekken of gehoor te geven aan de opdracht van de nieuwe Franse regering om de gardisten te ontwapenen en nieuwe - staatsgezinde - commandanten aan te wijzen. De Duitse invasie en het uitroepen van de Republiek hadden herinneringen naar boven gebracht aan 1792-3. De radicale vleugel van de Gardisten beschouwde zich als de ultieme verdedigers van de patrie. Toen het reguliere Franse leger op 18 maart 1871 probeerde zich kanonnen van de Garde toe te eigenen, sloeg de vlam in de pan. Garde-eenheden bezetten gebouwen, hielpen de bevolking barricades te bouwen en fusilleerden twee generaals van het reguliere leger. Parijzenaars riepen de Commune uit en hielden verkiezingen voor het zelfbestuur van de stad.

Gardisten en omstanders tijdens de Commune van Parijs bij de omvergetrokken zuil op het Place Vendôme, op 16 mei 1871. Foto publiek domein, via Wikimedia commons.

 

De regering, neergestreken in Versailles, keek dit radicaal-democratische experiment zes weken aan en maakte er toen een eind aan. Opstandelingen en gardisten boden een week lang fel weerstand tegen het Franse leger dat Parijs binnentrok, maar de reguliere eenheden waren sterker. De Commune werd in bloed gesmoord en betekende vooralsnog het einde voor de Garde. Op 25 augustus 1871 stemde het parlement in met de definitieve ontmanteling van de burgerwachten. 

Charlie Hebdo

De Garde had in de strijd tegen adellijke privileges aan de kant gestaan van de democratische krachten, maar deze rol raakte eind 19de eeuw uitgespeeld. De Derde Republiek die vanaf de jaren 1870 geleidelijk voet aan de grond kreeg, belichaamde –  in elk geval in de propaganda – de triomf van de principes van 1789. Het algemeen (mannen)kiesrecht kwam erdoor. Het republikeinse stelsel bleek stand te houden. Met andere woorden: de afwezigheid van de Garde in de lange 20ste eeuw verbaast niet. 

Maar toen kwamen ‘Charlie Hebdo’ en de gelijktijdige aanslag op een Joodse supermarkt in januari 2015. In november dat jaar vielen terroristen Parijse restaurants, terrassen en concertzaal Bataclan aan. Feestvierders in Nice kregen op 14 juli 2016 een vrachtwagen over zich heen. Door heel Frankrijk werden individuen slachtoffer van terroristisch geweld, ook politieagenten.

In 2016 richtte president François Hollande de Garde Nationale opnieuw op, maar is de roemruchte brigade na 145 jaar behalve in naam daadwerkelijk herrezen? Dat niet. Hollande wilde verschillende doelen bereiken. Om te beginnen zocht hij naar een manier om de operationele reserves van leger, politie en gendarmerie met circa 70.000 personen aan te vullen. Die waren sinds het opschorten van de dienstplicht in 1997 namelijk onderbemand, slecht getraind en ontoereikend uitgerust. Bovendien was het takenpakket fors gegroeid in verband met het toenemend aantal patrouillediensten en nieuwe beveiligingsmaatregelen. 

Volgens regeringswebsite gouvernement.fr verkrijgen de nieuwe gardisten, jonge burgers die voor enkele jaren tekenen en jaarlijks dertig dagen dienst doen, inderdaad de status van reservist, ondersteunen ze leger en binnenlandse veiligheidseenheden en dragen ze zo bij aan de ‘cohésion de la Nation’. 

Impressie van een Parijse gardist in 1815 door tekenaar Job (Jacques Onfroy de  Bréville).

 

Behoefte aan daadkracht

De Garde 2016 is echter vooral een publiciteitsstunt. De Franse samenleving, geschokt door de aanslagen, had dringend behoefte aan daadkrachtig overheidsoptreden, aan patriottisme, aan een herijking van de nationale symbolen. Het leger en de politie hadden daarnaast behoefte aan erkenning en nieuw elan. Hollande ten slotte wilde zijn presidentiële blazoen oppoetsen en zijn vastberadenheid tonen. De legendarische Garde Nationale was zeer geschikt om het patriottische gevoel aan te wakkeren en een handige manier om de historische band tussen leger en natie opnieuw te onderstrepen: de gardist was immers de heldhaftige ‘soldat citoyen’. 

Deze nieuwste Garde Nationale heeft dan ook vooral betekenis als symbolische beweging die de eenheid, orde en samenhang van Frankrijk dient te verbeelden. Over de rebelse gardisten tijdens de Commune wordt gezwegen. De nieuwe Garde verwijst naar een gedeeld (en geïdealiseerd) verleden, naar de ‘dagen die Frankrijk maakten’. De heroprichting van de Garde Nationale in 2016 was vooral een vorm van politieke communicatie en nationale beeldvorming.
 

Verder lezen over de Nationale Garde:

Serge Bianchi en Roger Dupuy (red.), La Garde nationale entre nation et peuple en armes. Mythes et réalités. 1789-1871, Rennes, 2006

 

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Abonnees van Geschiedenis Magazine krijgen het nieuwste nummer omstreeks 14 november in de brievenbus.

Abonnee worden? Meld je aan!

Delen: