Theophanu: De verketterde bruid uit Byzantium

Afgelopen week stuitten archeologen in Duitsland op de resten van een klein middeleeuws dorpje. De vondst is gedaan tijdens een grootschalig onderzoeksproject in en rondom het klooster Memleben. Dit klooster werd in 979 gebouwd in opdracht van keizer Otto II en zijn echtgenote Theophanu. Maar wie was Theophanu ook al weer? De Byzantijnse prinses arriveerde 1050 jaar geleden als bruid in het Westen. Ze verbleef regelmatig in Nijmegen, waar sinds enige jaren een gigantische muurschildering over haar leven valt te bewonderen. Blijkbaar groeit haar populariteit, maar in haar eigen tijd en kort na haar dood was ze een stuk minder geliefd. Wat ging er mis? Frank Tang pluist het uit.

Een visioen
Tegen het jaar 1000 had een non, ergens in een klooster, een visioen. Er verscheen haar een meelijwekkend uitziende vrouw, die vertelde dat ze keizerin Theophanu was: de Byzantijnse prinses die in 972 als jong meisje was uitgehuwelijkt aan de Duitse troonopvolger Otto. Theophanu klaagde over de helse folteringen die ze moest doorstaan vanwege de zonden die ze tijdens haar leven had begaan. Ze had in haar nieuwe vaderland allerlei buitenissige modes en overbodige luxe geïntroduceerd. Door haar voorbeeld had ze ook andere vrouwen op het verkeerde pad gebracht. Nadat de geestverschijning de non had gesmeekt te bidden voor haar ziel loste ze op.

De monnik Otloh van Sankt Emmeran tekende dit verhaal tussen 1062 en 1066 op in zijn Boek der visioenen. Misschien heeft hij het zelf verzonnen, maar het kan ook dat het al eerder in omloop was. Zeker is dat hij niet de enige was die zich negatief over Theophanu uitliet. Ook al wenste niet iedereen haar naar de hel, de Byzantijnse had een slechte pers. Wie was deze vrouw en waarom werd zij na haar dood zo verketterd?

Een strategisch huwelijk
De vader van de bruidegom, de Duitse koning Otto I, had het huwelijk beklonken met Theophanu’s oom, de Byzantijnse keizer Johannes I. Otto I was in 962 door de paus tot keizer van het Heilige Roomse rijk gekroond, maar als afstammeling van Saksische hertogen bleef hij een parvenu. Zijn adellijke Duitse standgenoten zagen hem hooguit als een primus inter pares (eerste onder zijns gelijken). Het huwelijk tussen zijn troonopvolger en een Byzantijnse prinses moest het prestige van zijn prille dynastie verhogen en een einde maken aan de onderlinge strijd in Zuid-Italië. Hier botsten Otto’s pogingen enkele nog onafhankelijke Longobardische vorstendommen in te lijven met de belangen van de Byzantijnen, die er nog enkele enclaves hadden en deze vorstendommen als vazalstaten beschouwden.

Otto II en Theophanu, afbeelding uit het Sächsische Stammbuch , een verzameling portretten van Saksische heersers uit 1531 (Afbeelding: Staats- en Universiteitsbibliotheek Dresden, via Wikimedia Commons).
 

Theophanu wordt regentes
Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren, maar het loste de problemen tussen beide keizerrijken niet op. Toen Theophanu’s echtgenoot, inmiddels zelf regerend als Otto II, in 982 een veldtocht ondernam tegen de Saracenen die vanuit hun uitvalsbasis Sicilië zijn gebieden in Zuid-Italië bedreigden, raakten zijn troepen ook slaags met de Byzantijnen, bij wie de militaire operaties aan hun grenzen argwaan wekten.

Otto’s veldtocht liep uit op een verpletterende nederlaag. Hijzelf wist ternauwernood het vege lijf te redden, maar bezweek anderhalf jaar later in Rome aan een ziekte. Toen het nieuws thuis in Duitsland bekend raakte, eiste Otto’s neef Hendrik de Twistzieke de troon voor zich op. Hij verloor zijn aanhang echter al gauw en hij moest zijn claim opgeven. Samen met haar schoonmoeder Adelheid nam Theophanu namens haar driejarige zoon Otto III het regentschap op zich. De twee vrouwen raakten al snel met elkaar gebrouilleerd en Theophanu wist Adelheid op een zijspoor te krijgen.

Minachting onder monniken
Tot haar dood in 991 regeerde Theophanu het westerse keizerrijk. Tijdgenoot bisschop Thietmar van Merseburg vertelt in zijn kroniek (begin 11de eeuw) dat ze dat adequaat deed: naar de verwachtingen van die tijd had ze goede onderdanen beloond en oproerkraaiers hard aangepakt.

Maar niet iedereen oordeelde zo gunstig. De monnik Otloh meende dat ze wel in de hel moest verblijven. Odilo, abt van het beroemde klooster Cluny in Bourgondië, kreeg in de lofrede die hij na Adelheids dood in 999 schreef de naam van haar schoondochter niet eens over de lippen. Voor hem was ze ‘die Griekse’ (de Byzantijnen spraken Grieks), die er alleen goed in was geweest voor zichzelf te zorgen en haar schoonmoeder het leven zuur te maken.

Nog laatdunkender liet de monnik Alpertus zich rond 1005 in zijn biografie van bisschop Diederik van Metz over haar uit. Toen ze het nieuws over de nederlaag van haar echtgenoot in 982 vernam, had Theophanu volgens hem, ‘wispelturig als vrouwen zijn’, haar landgenoten schaamteloos de hemel in geprezen en haar man belachelijk gemaakt.

Een kwade genius
Waarom ze zo onvriendelijk werd bejegend, lijkt voor de hand te liggen: ze was het slachtoffer van vrouwenhaat. Als vrouw kon ze geen goed doen in de ogen van middeleeuwse auteurs. Op een enkele uitzondering na waren dat mannen én geestelijken, die hun leven doorbrachten binnen de muren van het klooster. Uit de Bijbel wisten ze dat de vrouw (Eva) bevattelijk was voor de influisteringen van de duivel en de man (Adam) verleidde tot zonde. De vrouw belichaamde de lagere instincten van de mens. De man was van nature sterk, rationeel en standvastig, de vrouw zwak, zinnelijk en wispelturig. Middeleeuwse kronieken stellen de vrouw daarom vaak voor als de kwade genius, die haar man aanzet tot boze daden. Het is niet toevallig dat Odilo van Cluny beweert dat het Theophanu was geweest die Otto II had overgehaald tot zijn rampzalig verlopen Italiaanse avontuur.

Toch kan vrouwenhaat niet alles verklaren. Kroniekschrijvers veroordeelden niet álle vrouwen. Theophanu’s schoonmoeder Adelheid en bijna alle andere koninginnen uit de Ottoonse dynastie werden na hun dood zelfs heilig verklaard, terwijl ze zich in de praktijk niet zoveel anders hadden gedragen dan Theophanu. Hun goede naam was gebaseerd op hun publiekelijk beleden vroomheid en hun royale schenkingen aan kloosters en andere religieuze stichtingen. Theophanu deed hierin nauwelijks voor hen onder. Ook zij spreidde graag haar geloof en liefdadigheid tentoon.

Standbeeld van Theophanu. (Afbeelding: Wikimedia Commons)
 

Een prominentere rol?
Sommige historici menen dat Theophanu door haar Byzantijnse afkomst meer macht opeiste dan in het Westen voor een vrouw gebruikelijk was. Dit zou al hebben gespeeld toen ze als keizerin-gemalin aan de zijde van Otto II regeerde, maar vooral tijdens haar regentschap tot uiting zijn gekomen. Hoewel Theophanu enkele veranderingen doorvoerde in titulatuur en hofceremonieel, zijn de meeste deskundigen van de Ottoonse periode echter van mening dat ze al met al geen prominentere politieke rol heeft gespeeld dan andere vrouwen uit die tijd op vergelijkbare posities.

Een ‘Griekse’
Dit betekent dat we er nog niet zijn. Dat ze een ‘Griekse’ was, werkte zeker niet in haar voordeel. Tussen Byzantium en het Westen bestond veel argwaan, niet in de laatste plaats vanwege de tegenstellingen op religieus gebied, die in 1054 zelfs zouden leiden tot een scheuring binnen de christelijke kerk. De diplomatieke contacten tussen westerlingen en Byzantijnen verliepen meestal stroef. Hierbij speelde een westers minderwaardigheidsgevoel mee tegenover het veel rijkere en geavanceerdere - en daarom ‘decadente’ - Constantinopel. Dat Theophanu mikpunt van kritiek was vanwege het wijdverbreide wantrouwen tegenover alles wat Byzantijns was, staat buiten kijf. Zelfs Thietmar van Merseburg, die haar gunstig gezind is, kan het niet laten zijn lezers te informeren dat haar voorbeeldige levenswandel voor een Griekse uitzonderlijk was.

Sommige vrouwelijke heersers werden wel gewaardeerd, zelfs heilig verklaard, onder wie Theophanu’s schoonmoeder Adelheid. (Afbeelding: Portret van de heilige uit 1839, door Abel Terral, Wikimedia Commons).
 

Eigen bedoelingen
Toch is dit nog steeds niet het hele verhaal. De manier waarop men over Theophanu schreef, afkeurend dan wel lovend, lijkt vooral te zijn bepaald door de eigen belangen van auteurs en de specifieke bedoelingen waarmee ze schreven. Het klooster Cluny was door Theophanu’s schoonmoeder Adelheid steeds rijkelijk begunstigd. Geen wonder dat abt Odilo in zijn lofdicht op Adelheid met zoveel afkeuring over Theophanu schrijft, de vrouw die de goedgeefse Adelheid tijdens het regentschap opzij had geschoven.

Ook Alpertus had redenen Theophanu in een kwaad daglicht te stellen. Zijn klooster te Metz was gesticht door bisschop Diederik. Alpertus doet zijn negatieve uitspraken over de keizerin in zijn biografie van Diederik. Dit levensverhaal is feitelijk een apologie, bedoeld om de ‘foute’ keuze goed te praten die de bisschop bij de dood van keizer Otto II had gemaakt: Diederik had in de strijd om de troonopvolging de kant gekozen van Hendrik de Twistzieke. De bisschop had dus op het verkeerde paard gewed. Hij was bovendien een naaste vertrouweling van Otto geweest. Dit maakte zijn optreden nog twijfelachtiger. Diederik had zich volgens Alpertus echter laten leiden door zijn verontwaardiging over Theophanu’s schandalige reactie op het vernemen van haar mans nederlaag. Dit rechtvaardigde Diederiks optreden niet, maar maakte het wel begrijpelijk.

Overijverige moralist
Otloh van Sankt Emmeran tot slot wilde zijn lezers op het rechte pad houden. Zijn verhalen laten zien hoe het afloopt met mensen die het niet zo nauw nemen met de regels. Ook in het echte leven had de auteur er een handje van om anderen de les te lezen. Zijn onhebbelijke gewoonte om zijn medebroeders aan te spreken op hun gedrag bracht hem in conflict met zijn abt. Otloh besloot dat het beter was tijdelijk te verkassen: hij verruilde zijn klooster in het Beierse Regensburg voor vier jaar voor het ruim 240 kilometer noordwestelijk gelegen Fulda. Hij schreef er zijn Boek der visioenen met het verhaal over de straf die Theophanu voor haar extravagante levensstijl ontving. Het visioen paste precies in het straatje van deze overijverige moralist.

Pure pech
Het ontbrak niet aan positieve geluiden, maar die waren evenmin onpartijdig. Thietmar van Merseburg prijst Theophanu’s levenswijze en haar bestuurlijke kwaliteiten, maar doet dat omdat zij zich had ingezet voor het herstel van zijn bisdom, dat eerder onder Otto II was opgeheven. Andere bronnen die zich lovend over Theophanu uitlaten, zijn eveneens afkomstig van religieuze instellingen die hadden geprofiteerd van haar gunsten.

Theophanu’s sympathisanten waren minder uitgesproken en luidruchtig dan haar vijanden. Alles bij elkaar opgeteld overheerste de kritiek. Dat ze een vrouw was en een buitenstaander, een ‘Griekse’, speelde zeker mee. Maar bovenal had ze het ongeluk dat haar zoon Otto III in 1002 op jonge leeftijd zonder wettige nakomelingen stierf. Het keizerschap ging over op een zoon van haar eertijdse tegenstander Hendrik de Twistzieke. Deze had er geen belang bij te waken over Theophanu’s reputatie, en de nieuwe dynastie die na zíjn kinderloos overlijden de troon besteeg, nog minder. Daardoor was er weinig tegengeluid tegen de kritiek die sommige mensen uit weloverwogen eigenbelang over Theophanu uitstortten. De slechte pers die haar ten deel viel, was dus ook pure pech.

Dit artikel verscheen eerder in editie 3 (2022) in Geschiedenis Magazine onder de titel: 'De verketterde bruid uit Byzantium.'

Delen: