Kunst in het Derde Rijk - tentoonstellingen toen én nu

Gespierde arbeiders en soldaten, nostalgische boeren- en burgertaferelen en vredige landschappen. Het nationaalsocialistische bewind wees ‘ontaarde’ kunst af en promootte lieflijke landelijke Duitse voorstellingen en realistische, positieve portretten naar het arische schoonheidsideaal – en die moesten liefst groot zijn. Zo zou het volk de Heimat vanzelf gaan omarmen en wegkijken van de akelige kanten van het nazisme. Museum Arnhem toont een selectie. 

München, de hoofdstad van de nazibeweging voor de oorlog, werd in de jaren 1930 het epicentrum van het Duitse kunstbeleid. Hier ging in 1936 een oproep uit om werk in te sturen voor een nationale competitie. Die stond alleen open voor leden van de Reichskammer der bildenden Künste, de cultuurkamer waarvan Joden en tegenstanders van Hitlers regime waren uitgesloten. Zo’n 2500 werken werden aangemeld, waarvan er vijfhonderd beloond werden met een plek in de Groβe Deutsche Kunstausstellung van 1937. Plaats van handeling: de nieuwe kunsttempel Haus der Deutschen Kunst in München, een bombastische schepping van Hitlers lievelingsarchitect Paul Ludwig Troost. Het bestaat nog, al onderging het na 1945 een gedaantewisseling en heet het nu Haus der Kunst; er vindt een voortdurend kritisch debat plaats over actuele kunst en het donkere verleden.

Hitler, de gemankeerde kunstschilder, bemoeide zich in 1937 persoonlijk met de selectie nadat hij woedend een eerste schifting door een vakjury had afgewezen. Hij verwierf zelf een enorm werk met vrouwelijke, ‘raszuivere’ naakten: het drieluik Die vier Elemente van Adolf Ziegler (1892-1959). Die stond overigens bekend als de ‘meester van het Duitse schaamhaar’, vanwege zijn obsessie voor het vrouwenlijf. 

 

Große Deutsche Kunstausstellung in Haus der Deutschen Kunst in München, 1940. Zentralinstitut für kunstgeschichte, Photothek.

 

Ontaard
Ziegler hanteerde niet alleen de schilderskwasten. Als partijgenoot van het eerste uur filosofeerde hij vertrouwelijk met Hitler over kunst en ethiek en in 1936 werd hij benoemd tot voorzitter van de cultuurkamer. Ziegler kreeg ook een taak in de meedogenloze zuivering die de Führer aankondigde in de lange rede waarmee hij de tentoonstelling van 1937 opende. Daarin rekende hij af met de ‘abjecte’ kunst van kubisten, expressionisten, dadaïsten, die gekunstelde rommel maakten, ernstige oogafwijkingen hadden en sowieso on-Duits waren, aldus de Führer. Deze ‘ontaarde’ – entartete – kunst ging verdwijnen. Propagandaminister Joseph Goebbels gaf Hitlers oude maat Ziegler in juli 1937 opdracht om entartete kunst op te sporen. Het werk werd nog een maal tentoongesteld op de Entartete Kunst in München, die het volk toonde hoe het niet moest. 

Bovendien kwam er elk jaar een nieuwe editie van de grote Kunstausstellung. In het topjaar 1942 telde men 850.000 bezoekers. Benieuwd wat daar zoal te zien was? En wat die nazikunst nu nog oproept? 
Je leest het in het nieuwste nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je uiterlijk 25 januari aan als abonnee, dan krijg je het februarinummer thuisgestuurd. Of bestel het nummer vanaf eind januari online. 

 

Albert Janesch, Wassersport (1936, Deutsches Historisches Museum, Berlijn, foto: A. Psille).

 

De tentoonstelling ‘Kunst in het derde rijk’ schenkt voor het eerst sinds 1944 in Nederland aandacht aan de kunst die tijdens het naziregime (1933-1945) in Duitsland werd gemaakt.
De expositie in Museum Arnhem is te bezoeken t/m 24 maart 2024.

Delen: