Hoe Herman Boerhaave een internationale ster werd

Herman Boerhaave (1668-1738) was zo beroemd dat een brief geadresseerd aan ‘Boerhaave in Europa’, in de juiste brievenbus terecht kwam. Zo gaat althans het verhaal. Rina Knoeff merkte dat er wel meer heldenverhalen over de befaamde medicus en onderzoeker circuleren. En die kloppen zéker niet.

Niet zo lang geleden zocht ik een verjaardagscadeautje voor mijn zoontje van tien. In de boekwinkel lag het bekroonde boek Lang geleden...De Geschiedenis van Nederland in Vijftig Voorleesverhalen van Arend van Dam en Alex de Wolf. Terwijl ik het doorbladerde, viel mijn oog op het hoofdstuk over Herman Boerhaave, Nederlands meest geroemde dokter uit het begin van de 18de eeuw. Ik was onmiddellijk geïnteresseerd - een aantal jaren geleden had ik nog uitgebreid onderzoek naar hem gedaan.
 

Cornelis Troost, Hermanus Boerhaave (1735). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (SK-A-2342 CC0 1.0)
Cornelis Troost, Hermanus Boerhaave (1735). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (SK-A-2342 CC0 1.0)

 

Boerhaave staat niet voor niets in Lang geleden... Hij was hoogleraar in de geneeskunde, scheikunde en botanie aan de Leidse universiteit en hij was minstens zo beroemd als Isaac Newton. Er kwamen begin 18de eeuw zelfs zo veel studenten naar Leiden om bij Boerhaave te studeren dat hij bekend werd als de medisch onderwijzer van heel Europa. Historici hebben zich vaak gebogen over de vraag wat hem nu eigenlijk zo beroemd maakte, en in hun hang naar ‘grote daden’ hebben zij vaak geconcludeerd dat Boerhaave als eerste aan het ziekbed doceerde. Dit deed hij in het Caeciliagasthuis in Leiden (waar nu Museum Boerhaave is gevestigd), waar twaalf bedden waren gereserveerd voor het medisch onderwijs. Het verhaal gaat dat Boerhaave dagelijks met zijn studenten langs de bedden liep en met hen sprak over diagnoses en behandelplannen.

Dit is ook wat in Lang geleden… wordt verteld. Het gaat over dokter Boerhaave met hart voor zijn patiënten, een dokter die lesgaf aan het ziekbed en zo het medisch onderwijs op een hoger plan tilde, die onvermoeibaar operaties en autopsies uitvoerde altijd met het doel de oorzaken van ziekten te leren kennen; kortom een dokter aan wie velen een voorbeeld namen en nog steeds kunnen nemen.

Natuurlijk gaat het hier om een kinderverhaal en is het dienovereenkomstig vereenvoudigd. De basis is echter hetzelfde als het grotemensenverhaal over ’s werelds eerste succesvolle klinisch onderwijzer.
 

Boerhaave geeft les over de medicinale kracht van kruiden. Rechts is door de boog de botanische tuin te zien. Bij het extra portret bovenin staat een Latijnse tekst die betekent ‘Tegen de kracht van de dood geeft de tuin geen medicijn’. Jacob Folkema, Hermanus Boerhaave onderwijst een groep leerlingen (1756). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (RP-P-OB-52.103 CC0 1.0)
Boerhaave geeft les over de medicinale kracht van kruiden. Rechts is door de boog de botanische tuin te zien. Bij het extra portret bovenin staat een Latijnse tekst die betekent ‘Tegen de kracht van de dood geeft de tuin geen medicijn’. Jacob Folkema, Hermanus Boerhaave onderwijst een groep leerlingen (1756). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (RP-P-OB-52.103 CC0 1.0)

 

Over wie dit ook gaat, het is niet Herman Boerhaave. Het is een populaire en hardnekkige fabel, die weliswaar is gebaseerd op het werk van bekende medisch historici, maar waarvoor weinig bewijs te vinden is in de geschriften van Boerhaave zelf noch in die van zijn tijdgenoten.

Hekel aan patiënten
Om te beginnen laten de ziekenhuisregisters zien dat er in Boerhaaves tijd nauwelijks patiënten werden opgenomen in de twaalf bedden die waren gereserveerd voor het medisch onderwijs. En we kunnen gerust stellen dat er zonder patiënten ook niet veel onderwijs aan het ziekbed plaatsvond. Eigenlijk was het voor Boerhaave niet eens echt nodig om patiënten te zien. Zijn geneeskunde bestond vooral uit het vaststellen van een interne ziekte en het voorschrijven van een remedie, dieet of andere levenswijze. En hoe vreemd dat ook klinkt, hiervoor was vooral het verhaal belangrijk en hoefde hij de patiënt niet per se voor zich te hebben. Voor Boerhaave kon een consultatie net zo goed per brief gebeuren als aan het ziekbed van de patiënt. Sterker nog, volkomen volgens de hiërarchische traditie dat doctores medicinae geen chirurgische handelingen verrichtten (die behoorden immers tot het terrein van het chirurgijnsgilde), haalde Boerhaave er altijd een chirurgijn bij als hij zijn patiënten moest aanraken of onverhoopt in hen moest snijden om bijvoorbeeld een gezwel weg te halen of om een simpele aderlating te doen.

Boerhaave lijkt zelfs een hekel gehad te hebben aan de constante stroom patiënten. Steeds weer mensen die een beroep op hem deden, het benauwde hem. Aan zijn Zwitserse vriend Johan Baptiste Bassand schreef hij in mei 1723: ‘De wensen en verlangens van mijn patiënten en leerlingen staan in de weg van mijn wensen en achtervolgen mij overal, zelfs als ik vlucht. In de zomervakantie ben ik mijn woonplaats twee maal voor een maand ontvlucht zodat het bekend zou worden dat ik niets meer te maken wil hebben met het uitoefenen van de geneeskunde.’
 

De titelpagina van een van de werken van Boerhaave. Index Alter Plantarum Quae In Horto Academico Lugduno-Batavo Aluntur (1720). Bron: SUB (CC0 1.0)
De titelpagina van een van de werken van Boerhaave. Index Alter Plantarum Quae In Horto Academico Lugduno-Batavo Aluntur (1720). Bron: SUB (CC0 1.0)

 

De boodschap kwam blijkbaar niet over, want de patiënten bleven zich aandienen. Iedereen wilde gezien worden door de befaamde dokter. Uiteindelijk vond Boerhaave het welletjes en besloot hij in september van hetzelfde jaar zijn medische praktijk op te geven.

Niet alleen patiënten merkten dat Boerhaave ver af stond van de geneeskundige praktijk. Ook zijn collega’s en pupillen bekritiseerden hem meermalen om zijn gebrek aan ‘moderne’ wetenschappelijke bagage. Vooral zijn collega en vriend in Amsterdam Frederik Ruysch kon er zich hevig over opwinden. Boerhaaves ideeën, zo stelde Ruysch in een publieke briefwisseling over de functie van de klieren, zijn meestal totaal niet gebaseerd op wat werkelijk in het lichaam kan worden waargenomen. Boerhaaves kennis van vooral anatomie en fysiologie was blijkbaar zo gebrekkig dat er vlak na zijn overlijden werd opgeroepen tot het ontwikkelen van een geneeskunde die minder theoretisch was en veel meer gebaseerd op anatomische en fysiologische experimenten, experimenten die Boerhaave zelf eigenlijk nooit deed.  

Waarom was Boerhaave dan toch zo beroemd dat naar verluidt een brief geadresseerd aan ‘Boerhaave in Europa’, hem ook inderdaad bereikte? Of klopt er ook niets van de verhalen over zijn populariteit? Je leest het in de komende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 1 juli 16.00 uur aan als abonnee of haal ‘m half juli in de winkel.

Delen: