Hoe de geallieerden het Rode Leger bevoorraden, en dat vreselijk mis kon gaan…

Zwaar beladen geallieerde konvooien voeren tussen 1941 en 1945 van IJsland naar Moermansk, vol met tanks, vliegtuigen, munitie, legerkistjes en voedsel: voor het Rode Leger. De vaart naar Moermansk was buitengewoon gevaarlijk. In 1942 ging het gruwelijk mis.

Op 22 juni 1941 valt de Duitse Wehrmacht de Sovjet-Unie binnen: operatie Barbarossa. Het land zal als een rijpe appel in onze schoot vallen, brult Hitler om zijn manschappen te motiveren. Ze krijgen alleen zomerkleding mee: voor de herfst wil hij Stalin verpletterend verslagen hebben. De Wehrmacht jaagt in een snelle Blitzkrieg op drie fronten tegelijk richting Moskou.

 Het Rode Leger maakt geen schijn van kans tegen de Duitsers en heeft dringend behoefte aan militair materieel en voedsel. Een ander probleem is de leiding. Aan de oorlog is een rampzalige periode van zuiveringen voorafgegaan. Het Rode Leger was een krachtige organisatie, en dat vond Stalin te gevaarlijk worden voor zijn eigen positie. Tussen 1937 en 1939 vernietigde hij het opperbevel. Ongeveer 35.000 officieren werden geëxecuteerd of verdwenen spoorloos. De Stalinterreur veroorzaakte zo’n allesoverheersende angst dat de bevelhebbers niet langer in staat waren om onder druk zelfstandig te handelen. De enige manier om te overleven was: risico’s vermijden en nooit een eigen beslissing nemen. En dat is in 1941 nog zo.

Konvooi, geschilderd door Frans Wootton (1939-1946; Imperial War Museums Londen)

 

Hitler schendt met Operatie Barbarossa het in 1939 gesloten Molotov-Ribbentroppact, zijn niet-aanvalsverdrag met Stalin. Nu moet de Sovjetleider onverwacht met zijn verzwakte leger de geoliede Duitse oorlogsmachine weerstaan. Hij raakt in paniek, is een week lang zoek, sluit zich aan bij de geallieerden en vraagt om hun hulp. De Verenigde Staten zijn nog niet in oorlog maar het Congres heeft wel de Lend-Lease Act aangenomen. Op basis hiervan gaan de Britten en Amerikanen de nieuwe bondgenoot tegen betaling bevoorraden. Dat kan in de zomer via Archangelsk maar verloopt vooral via Moermansk, de enige ijsvrije haven van de Sovjet-Unie die het hele jaar door bereikbaar is.

Berucht
Vanaf 12 augustus 1941 varen de zogeheten PQ-konvooien naar de Sovjet-Unie; de letters slaan op Peter Quennel Russell, een Britse marineofficier die de konvooien organiseerde. Ze bevoorraden de Sovjets de hele oorlog door. Het gaat om bewapende koopvaardijschepen met een escorte van oorlogsbodems die aanvallen van Duitse vliegtuigen, U-boten en slagschepen moeten afslaan. Ze verzamelen zich per konvooi in de fjord Hvalfjörður (West-IJsland), waar de Amerikanen een marinebasis hebben. Om U-boten buitengaats te houden is de toegang tot de fjord versperd met een stalen onderwaternet voorzien van mijnen en bewaakt door zwaar geschut op de wal. In het midden kunnen schepen er onder begeleiding in of uit.

Zwaar beladen met tanks, vliegtuigen, munitie, legerkistjes en voedsel varen de  konvooien over de Noorse Zee, zover mogelijk weg van de Duitse bommenwerpers en jachtvliegtuigen die gestationeerd zijn in bezet Noord-Noorwegen, en zo dicht mogelijk langs het pakijs om beschermd te zijn tegen aanvallen van U-boten en slagschepen. In de zomer trekt het ijs zich terug en ligt de route dus veel noordelijker dan ’s winters.

De eerste konvooien bereiken hun doel zonder problemen, maar na verloop van tijd begint de Wehrmacht te merken dat de Sovjets meer tegenstand bieden. Ze treffen her en der Amerikaans en Brits legermaterieel aan en ontdekken de konvooiroute. De Luftwaffe krijgt opdracht om Moermansk plat te bombarderen, wat deels lukt. Duitse en Finse troepen proberen de havenstad te veroveren, hetgeen mislukt, maar het blijft de hele oorlog zeer gevaarlijk in de grotendeels verwoeste stad en haven. 

Poster uit de oorlogstijd met impressie van de Moermansk-vaarten (Wikimedia Commons).

 

Langs de Noorse kust en bij de Noordkaap hebben de Duitsers langeafstandsbommenwerpers geplaatst en enkele landingstrips aangelegd: ze gaan systematisch patrouilleren over de Noordelijke IJszee. De piloten geven geallieerde scheepsbewegingen door, waarna U-boten en jachtbommenwerpers de konvooien aanvallen. Ook slagschepen, die hun thuishaven in de Alta Fjord in Noorwegen hebben, jagen met hun eigen escortes op de konvooien. 

De vaart naar Moermansk is buitengewoon gevaarlijk en berucht bij het scheepsvolk. Je hebt vreselijke pech als je daarvoor ingezet wordt, maar weigeren kan niet, iedere zeeman van de koopvaardij en visserij heeft tijdens de oorlog vaarplicht. De kans dat je op weg naar Moermansk omkomt is aanzienlijk groter dan bij de konvooien op de Atlantische Oceaan. Daar kun je het soms dagenlang in zee uithouden en alsnog opgepikt worden. In de Barentszzee niet. Wie erin terechtkomt, sterft binnen enkele minuten. Alleen met droge kleren in een reddingsboot maak je nog een kans. 

Ook aan boord is het leven ruig. De kou is onbarmhartig en het stormt vaak. Het overkomende zeewater vriest onmiddellijk aan de scheepshuid vast. De bemanning moet de snelgroeiende ijslagen met bijlen en branders te lijf om te voorkomen dat het schip topzwaar wordt en kapseist. Elk moment kan het konvooi aangevallen worden en er drijven overal zeemijnen. Veel schepen eindigen op de zeebodem. 

Op 27 juni 1942 begint konvooi PQ-17 de gevaarlijke reis naar Moermansk. Uiteindelijk zouden slechts 11 van de 36 vrachtschepen haar bestemming bereiken. De rest ligt op de bodem van de Barentszzee. Wat ging er mis? Je leest het in het nieuwste nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je uiterlijk 25 januari aan als abonnee, dan krijg je het februarinummer thuisgestuurd. Of bestel het nummer vanaf eind januari online.


 

Delen: