Geallieerden plunderden Nederland in de Tweede Wereldoorlog

Niet alleen vijandige troepen maakten zich in de Tweede Wereldoorlog schuldig aan plunderingen. Aan geallieerde zijde plunderden soldaten eveneens – ook op het grondgebied van bondgenoten. De tentoonstelling ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ van het Vrijheidsmuseum in Groesbeek belicht de plunderingen door geallieerde soldaten in de regio Nijmegen. Wat bezielde hen? En waarom werd er nauwelijks tegen hen opgetreden? Publiekshistoricus en tentoonstellingsmaker Peter van der Heijden vertelt hoe de plunderaars dankzij een unieke setting vrij spel kregen, met alle gevolgen van dien.

De onvoorziene gevolgen van Operatie Market Garden

Met spectaculaire droppings van Amerikaanse parachutisten drongen de geallieerden op 17 september 1944 de regio rondom Nijmegen binnen. Het offensief was onderdeel van Operatie Market Garden, die voor de geallieerden anders liep dan gehoopt. Het Duitse leger hield stand en de streek bleef tot het succes van Operatie Veritable in februari 1945 een frontgebied. Tienduizenden geallieerde soldaten bleven maanden paraat, wachtend op een doorbraak.
 

Voor Operatie Market Garden werden duizenden geallieerden boven vijandelijk gebied gedropt. Operation Market I (1944). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Voor Operatie Market Garden werden duizenden geallieerden boven vijandelijk gebied gedropt. Operation Market I (1944). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Ondertussen waren omwonenden geëvacueerd. Zo ook de familie Jansen uit het plaatsje Groesbeek, op zo’n tien kilometer afstand van Nijmegen. Pas maanden na de officiële bevrijding op 5 mei 1945 kon de familie huiswaarts keren. Tot hun schrik troffen zij daar een leeggeplunderde woning aan. Al hun bezittingen waren verdwenen, op één porseleinen griesmeelpotje na. Een van de familieleden raapte het potje op, opende het en zag dat het was gevuld met ontlasting.

Schaduwkanten van de bevrijding

Dit griesmeelpotje is nu weer te vinden in Groesbeek, in het Vrijheidsmuseum als object op de tentoonstelling ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’. Deze expositie belicht de plunderingen door geallieerde soldaten in de regio Nijmegen, van september 1944 tot mei 1945. Een weinig bekend aspect van de bevrijding, stelt publiekshistoricus Peter van der Heijden. “Loe de Jong wijdt in zijn veertiendelige standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog slechts anderhalve pagina aan het onderwerp.”

Als een van de makers van de tentoonstelling vertelt Van der Heijden dat er op deze episode van de Tweede Wereldoorlog lange tijd een taboe rustte. “De bevrijders zijn altijd met open armen ontvangen. Dat is voor een groot deel terecht, maar oorlogen hebben vele nare kanten. We vonden dat de tijd rijp was om ook op een andere manier naar de schaduwkanten van de oorlog te kijken.”
 

Een waarschuwingsbord tegen plunderen in Italië: ‘De oorlog eindigt mogelijk binnenkort. Wees geen dwaas die twee jaar gevangenisstraf krijgt voor plunderen’. De plunderingen in Nijmegen waren niet uniek; de omstandigheden waren dat daarentegen wel. A British jeep passes a sign warning against looting (1944). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Een waarschuwingsbord tegen plunderen in Italië: ‘De oorlog eindigt mogelijk binnenkort. Wees geen dwaas die twee jaar gevangenisstraf krijgt voor plunderen’. De plunderingen in Nijmegen waren niet uniek; de omstandigheden waren dat daarentegen wel. A British jeep passes a sign warning against looting (1944). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Een unieke setting in de Tweede Wereldoorlog

Overal waar geallieerde soldaten kwamen werd geplunderd, zoveel is duidelijk. Zowel bondgenoten (België en Frankrijk) als vijanden (Duitsland) waren hiervan de dupe. De vernielzucht en inbraken in de regio Nijmegen zijn dus niet uniek. De setting was dat door de bevriezing van het front daarentegen wél. Van september 1944 tot in februari 1945 hadden geallieerden vrij spel. “Er waren honderdduizenden soldaten gestationeerd en die maakten gebruik van deze uitzonderlijke situatie”, zegt Van der Heijden. “Plunderen kost namelijk tijd, en die tijd kregen ze.”

En of er werd geplunderd. Naast hele inboedels en kostbare eigendommen van burgers, werden met name drankvoorraden geclaimd. “Er werd echt flink gezopen. Zo werden in Nijmegen hele pakhuizen met drankvoorraden opengebroken en weggesleept. Met een van de pakhuizen speelden Amerikaanse soldaten een kat-en-muisspel. Na de eerste plundering metselde de eigenaar zijn opslagplaats dicht, maar het mocht niet baten. ‘s Nachts kwamen de dorstige militairen terug en braken de boel weer open. Met vrachtwagens werd de buit afgevoerd.” Uit het politierapport, dat in het Vrijheidsmuseum te zien is, blijkt dat er 11.000 flessen Franse wijn, 225 flessen port, 142 flessen champagne en 77 flessen cognac zijn buitgemaakt, ter waarde van 80.000 gulden. Omgerekend is dat zo’n 540.000 euro. “Alcohol was brandstof voor het geallieerde leger.”
 

Plundering van een erf in Groesbeek (1944). © G. Driessen, Heemkundekring Groesbeek
Plundering van een erf in Groesbeek (1944). © G. Driessen, Heemkundekring Groesbeek

 

Waarom plunderden de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog?

Volgens Van der Heijden zijn er in ieder geval vier motieven te onderscheiden waarom de geallieerden plunderden. Om te beginnen: het plunderen uit noodzaak. Het leger gaat op zoek naar spullen die het kan gebruiken voor overleving en oorlogsvoering. “Denk aan voedselvoorraden en vee voor in de pan als de bevoorrading stokt, of houten vloerplanken, deuren en kozijnen voor versteviging van loopgraven. Dit is een veelvoorkomende en in oorlogstijd ook wel geoorloofde vorm van onteigenen.”

Een tweede vorm is wat Van der Heijden de ‘souvenirjacht’ noemt. Alles wat ook maar herinnert aan de diensttijd wordt meegenomen. “Dat kon gaan om oorlogstrofeeën van de vijand, zoals objecten met nazi-symboliek, maar ook voorwerpen die hen deed denken aan hun tijd in Nederland, zoals schilderijen bij de mensen thuis.”

Kunst kon bovendien ook wat opleveren. Dat is ook meteen een derde motief: plunderen voor financieel gewin. Van der Heijden toont hoe rigoureus deze vrijbuiters te werk gingen. “Veel burgers begroeven voor de evacuatie hun kostbaarheden, bijvoorbeeld het zilverwerk. Tot hun verbazing hadden soldaten die spullen toch snel gevonden. Wat blijkt: ze gebruikten hun mijndetectors als metaaldetectors om verstopte bezittingen op te sporen.”

Een deel van de buit werd in diezelfde regio nog verkocht. Defensietrucks werden omgetoverd tot marktkraampjes. Een ander deel werd in kisten verpakt en verscheept naar de Verenigde Staten en Canada. “Door de constante goederenstroom van en naar het front ging dat vrij eenvoudig. Vanwege de naderende slag om Duitsland werd het gebied namelijk overladen met militair materieel.”
 

Plundering van een huis in Groesbeek (1944). © G. Driessen, Heemkundekring Groesbeek
Plundering van een huis in Groesbeek (1944). © G. Driessen, Heemkundekring Groesbeek

 

Tot slot waren er ook veel soldaten die uit pure verveling plunderen. Die baldadigheid ging meestal gepaard met drankgebruik. Volgens Van der Heijden was er niemand die hen echt op de vingers tikte. “De legerleiding had geen tijd en liet het oogluikend toe. Er werd zo nu en dan gedreigd met zware straffen, maar van echte handhaving was geen sprake.” De excessen werden wel gerapporteerd, onder meer door luitenant-kolonel Suijlen. Hij maakte in opdracht van de Nederlandse legerleiding een verslag, dat uiteindelijk terechtkwam op het bureau van opperbevelhebber Eisenhower. “Eisenhower liet een eigen onderzoek instellen dat concludeerde dat Suijlen ernstig overdreef. Vervolgens werd er niets mee gedaan. Het is gissen, maar waarschijnlijk was hij de mening toegedaan dat er wel belangrijkere zaken speelden.”

De uiteindelijke compensatie: een doekje voor het bloeden

Alleen al in de gemeente Nijmegen zijn 1700 meldingen van vernielingen en ontvreemding gerapporteerd, variërend van kruimeldiefstal tot volledig gestripte (of zelfs gesloopte) woningen en bedrijven. “Een behoorlijk groot getal”, zegt Van der Heijden. “Dankzij politienota’s is veel schade in kaart gebracht. Er bestaat ook archiefmateriaal van het militair gezag, maar dat bleef lang opgeborgen.”
 

Waarschuwingsbord tegen plunderen: ‘Plundering. Deze mensen hebben genoeg geleden. Respecteer civiele eigendommen: plunder niet’. Bron: Regionaal Archief Nijmegen
Waarschuwingsbord tegen plunderen: ‘Plundering. Deze mensen hebben genoeg geleden. Respecteer civiele eigendommen: plunder niet’. Bron: Regionaal Archief Nijmegen

 

De documentatie was extra belangrijk voor de berooide burgers, die hoopten op een schadeloosstelling. Zij kwamen uiteindelijk in aanmerking voor een soort afkoopregeling. Met een bijdrage van de Amerikanen heeft de Nederlandse overheid aan de hand van inventarislijsten een deel van de schade vergoed. “Die compensatie stelde echter niet al te veel voor”, nuanceert Van der Heijden. “Het was meer een doekje voor het bloeden.” Daarbij was het in die chaotische periode na de bevrijding überhaupt moeilijk om regelingen met de overheid te treffen. Veel ambtelijke diensten functioneerden slecht en burgers kwamen geregeld in bureaucratisch drijfzand terecht.

“Bovendien ging het hier wel om onze bevrijders. Dat maakte de zaak een stuk gevoeliger en verklaart ook waarom er later zo weinig ruchtbaarheid aan deze misstanden werd gegeven. Met onze expositie in het Vrijheidsmuseum hopen wij daar nu verandering in te brengen.”

De tentoonstelling ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ is t/m 9 april 2023 te zien in het Vrijheidsmuseum in Groesbeek.

Delen: