Failliet… wat nu? Schuldsanering in de ‘Gouden Eeuw’

De ‘Gouden Eeuw’ was lang niet voor iedereen een periode van ongekende welvaart en succes. Jaarlijks raakten burgers in de betalingsproblemen, enige honderden alleen al in Amsterdam. Maurits den Hollander bekijkt wat er in de 17de eeuw met zulke failliete ondernemers gebeurde.

Op donderdag 8 juli 1700 stapte de 75 jaar oude weduwe Anna van Loo over de drempel van de Desolate Boedelskamer in het Amsterdamse stadhuis op de Dam. Tijdens het wachten buiten, in de prachtige galerij, wreef een moralistisch beeldhouwwerk haar nog eens haar trieste situatie in. Hoogmoed komt voor de val, of wat moest ze anders opmaken uit het reliëf dat de val van Icarus voorstelde? Als je te grote financiële risico’s nam, zou het zomaar kunnen gebeuren dat je failliet ging en hier op het stadhuis moest aankloppen bij de commissarissen van de desolate (dat wil zeggen verlaten, of failliete) boedels.
 

Pieter van den Berge, Gezicht op de riviervismarkt, stathyys en Waag (1690). Bron: Stadsarchief Amsterdam (PD)
De Dam in Amsterdam, het stadhuis met de Desolate Boedelkamer op de achtergrond. Rechts de overdekte visbanken van de Vismarkt en de Waag. Pieter van den Berge, Gezicht op de riviervismarkt, stathyys en Waag (1690). Bron: Stadsarchief Amsterdam (PD)

 

Anna was net zoals andere kooplieden en ondernemers in de 17de eeuw persoonlijk aansprakelijk voor alle zakelijke verplichtingen die zij aanging. Eeuwenlang had men neergekeken op ondernemers die hun schulden niet meer konden betalen: dit gold min of meer als diefstal en moest streng worden bestraft. Zo bepaalde graaf Floris V in 1288 dat schuldeisers hun wanbetalende debiteur zo lang als ze wilden op water en brood mochten opsluiten, totdat de ‘insolvent’ of zijn of haar verwanten een manier hadden gevonden om de schuld alsnog af te lossen. In Engeland en Frankrijk puilden tot ver in de 19de eeuw de gevangenissen uit met insolventen.

In met name Noord-Italië en in de Republiek, beide sterk verstedelijkt en met veel (internationale) handelscontacten, veranderde het beleid echter aan het eind van de middeleeuwen. Met het toenemen van het aantal transacties kwam het steeds vaker voor dat verplichtingen niet konden worden nagekomen. Bestuurders en juristen begonnen in te zien dat er formele regelingen voor schuldenaars getroffen dienden te worden. Vanaf eind 16de eeuw ontstond er steeds meer ruimte voor wat we nu maatwerk zouden noemen. Insolventen die fraude hadden gepleegd – zij werden destijds als ‘bankroet’ bestempeld, wat nu een neutralere term is – moesten nog steeds streng worden bestraft, maar de overgrote meerderheid, besefte men, verdiende helemaal geen straf: die was door omstandigheden buiten de eigen invloed in de problemen geraakt.

De Desolate Boedelskamer in Amsterdam, waar schuldenaars zich moesten melden en die zelf ook op onderzoek uitging, speelde een belangrijke rol in deze ontwikkeling. Welke was dat? Wat deed de Desolate Boedelskamer? En wat was er eigenlijk met gebeurd dat Anna van Loo zich hier meldde? Je leest het in het volgende Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 1 december aan als abonnee, bestel ‘m begin december online of haal ‘m dan in de winkel.

Delen: