Rotterdamse jaarclub de Keien: conservatieve studenten in verzet

De handelsbetrekkingen tussen Rotterdam en Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog waren erg sterk. Het bombardement van 14 mei 1940 tastte deze samenwerking nauwelijks aan bij veel studenten en docenten van de Nederlandsche Economische Hoogeschool (de latere Erasmus Universiteit) en handelaren. Zij bleven naar eigen zeggen neutraal. In werkelijkheid werd er flink gecollaboreerd. Het sprak dan ook allerminst vanzelf dat de conservatief denkende leden van jaarclub De Keien in verzet zouden komen. Maar ze deden het toch, laat Merel Leeman zien. Leeman volgde voor haar nieuwe boek acht studenten die het vrije studentenleven opgaven voor de vrijheidsstrijd.

De revue Het hart van Rotterdam in het Arena Theater trok in de zomer van 1940 veel studentenpubliek. Schrijver Anton Koolhaas meende dat de Rotterdammers na het rampzalige bombardement van 14 mei wat luchtigheid konden gebruiken. Op 31 augustus, terwijl de brokstukken in het centrum nog werd aangeveegd en de brandlucht nog was te ruiken, ging het stuk onder begeleiding van het Rotterdams Philharmonisch Orkest in première. Een van de teksten: “Het puin is helemaal niet zo lelijk als je het zo ziet in die felle zon, tegen de strakblauwe lucht, of in het begin van de avond, onder dat rosse horizontale schijnsel…”

Acht studenten
Ik volgde acht studenten die rond deze tijd aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool in Rotterdam begonnen: Frits Ruys, Wim van Dissel, Jan Vis, Han Goudswaard, Mans Mees, Charles van der Sluis, Ernst Roosegaarde Bisschop en Arthur van der Stok. Ze waren afkomstig uit welgestelde liberaal-conservatieve handelsfamilies en werden veelal klaargestoomd voor familiebedrijven als Ruys’ Handelsvereeniging en scheepvaartbedrijf Furness. Ze werden lid van het corps en vormden samen jaarclub De Keien. Na het verwoestende bombardement moest het dagelijkse leven zo snel mogelijk weer worden opgepakt, vond het stadsbestuur, en de meeste eerstejaars studenten gingen daar graag in mee. Het oude uitgaansgebied aan de Schiedamschedijk was weggevaagd, maar in de zeemanscaféetjes en dancings op schiereiland Katendrecht vonden de studenten nieuw vertier. Duitse soldaten mochten er van hun superieuren niet komen: Für Wehrmacht verboten, meldde een bordje bij de toegangsweg – ze waren als de dood voor geslachtsziekten.

De door het Duitse bombardement van 14 mei 1940 en de brand die erop volgde zwaar beschadigde Laurenskerk. (Afbeelding: schilderij uit 1943 door Marius Richters, Museum Rotterdam)
 

Van studentenleven naar verzet
Voor het eerst stonden de Keien op eigen benen. Grote idealen of talenten hadden ze niet of in elk geval nog niet ontdekt. Ze vierden vooral het studentenleven. Toch rolden deze acht ‘kooplieden-in-de-dop’ in de loop van de oorlog in het verzet, één voor één, soms jaren na elkaar en via allerlei omwegen. De keuze om de Keien centraal te stellen binnen een breder onderzoek naar verzet van Rotterdamse studenten heb ik gemaakt nadat bij één van de nabestaanden op zolder een kist werd gevonden,  waar onder meer correspondentie tussen de Keien in bleek te zitten, hun logboek, aantekeningen over hun verzet én documentatie over hun studentenleven. Nu kon het in historisch onderzoek vaak onderbelichte dagelijkse studentenleven en de ontwikkeling naar verzet in de eerste oorlogsjaren worden gereconstrueerd.

Het ontslag van Joodse docenten
De eerste serieuze bres in hun tamelijk onbezorgde vrije leventje was het ontslag van Nico Polak op 26 november 1940, hun hoogleraar bedrijfskunde. Die dag hoorden de Keien over de invoering van het Duitse verbod voor Nederlandse Joden om te werken in de ambtenarij, waardoor ook twee andere Joodse docenten de Hoogeschool moesten verlaten. Rotterdamse studenten bezonnen zich op actie. In Delft en Leiden waren de studenten al uit protest de straat op gegaan. De Keien namen zich voor om plannen daartoe te bespreken tijdens de borrel op de corpssociëteit aan de Eendrachtsweg, maar dat liep anders. Na een paar drankjes brak tussen de studenten een veldslag uit. ‘De Keien handhaven zich op de kast van de bibliotheek,’ aldus een notitie van die dag in het logboek van de jaarclub, waarin ze een paar keer per week hun belevenissen als corpsstudenten bijhielden. ‘Boven in de vestiaire een soort kliniek van kotsenden. Jenever gedronken. De schade: honderd gulden.’

Protestbrief in bureaulade
Het waren leden van de Rotterdamsche Vrouwelijke Studentenvereniging die het eerst in actie kwamen. Hun protestbrief werd door de Keien, zo’n vijfhonderd andere studenten en bijna alle docenten ondertekend. Rector Magnificus George Gonggrijp beloofde het document naar het departement voor Onderwijs te sturen, maar in plaats daarvan schreef hij zelf een brief naar de Sicherheitsdienst, die hij verzekerde dat de protestbrief in zijn bureaulade bleef en studentenprotest in Rotterdam zou uitblijven. Gonggrijps weigering de brief van de studenten te versturen gebeurde op last van de handelslieden in het bestuur van de Hoogeschool, die hij beloofd had elke grote beslissing voor te leggen. De Hoogeschool paste zich vooral aan de Duitse bezetting aan.

Collaboratie in het handelsleven
Zó anti-Duits waren trouwens ook de economiestudenten niet. Ze werden opgeleid voor het handelsleven dat op grote schaal met de Duitsers samenwerkte of zelfs collaboreerde. In dezelfde maand dat Nico Polak werd ontslagen, werd Karel van der Mandele, de machtigste man van het Rotterdamse economische leven én aan de Hoogeschool, één van de leiders van een reorganisatie van de Nederlandse economie onder Duits gezag, waardoor  het Nederlandse bedrijfsleven aangesloten werd op de Duitse oorlogseconomie. De Hoogeschool kreeg de taak om in zijn onderwijs en onderzoek het traditioneel liberale bedrijfsleven te overtuigen van de  ‘noodzaak’ van deze geleide economie.

De Keien en veel andere Rotterdamse studenten aarzelden. Wat werd er van hen verwacht? Er was één Kei die direct een radicaal andere koers had gekozen: Frits Ruys. Frits spioneerde, hielp Joden en de familieleden van gevallen of gevangen kameraden. Hij haalde de andere Keien één voor één over om hem bij zijn werk te helpen. De Keien gaven het vrije studentenleven (ten dele) voor de vrijheidsstrijd op. Je leest meer over deze verzetsstrijders in het het nieuwe nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je uiterlijk donderdag 4 april aan als abonnee, dan krijg je het aprilnummer thuisgestuurd. Of bestel het nummer vanaf 18 april online.

Merel Leeman is historica. Van haar verscheen De Keien. Rotterdamse studenten tussen handel en verzet 1940-1945 (Atlas Contact, 2024).

Delen: