De kapitale inschattingsfout van Pieter de Groot en de rampzalige gevolgen voor de Republiek
In de roerige zomer van 1672 kwam een eind aan het Eerste Stadhouderloze Tijdperk en het bewind van raadpensionaris Johan de Witt. In februari was Willem III van Oranje al aangesteld als legeraanvoerder vanwege de militaire dreiging vanuit Frankrijk. In juli werd hij ook benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland. De Witt en de regenten die hem gesteund hadden, kregen de schuld van de oorlog die inmiddels was uitgebroken. De Witt moest boeten met zijn leven en ook anderen liepen gevaar. Een van hen was Pieter de Groot, tot voor kort vertegenwoordiger van de Staten-Generaal in Frankrijk. Ingmar Vroomen legt uit waarom juist hij het doelwit werd.
Pieter de Groot werd in 1672 mede het mikpunt omdat hij de zoon was van Hugo de Groot, de beroemde stadspensionaris van Rotterdam, rechtsgeleerde en diplomaat Grotius. Hij was in conflict gekomen met stadhouder Maurits, die hem in 1619 had laten opsluiten in Slot Loevestein. Na zijn spectaculaire ontsnapping in de befaamde boekenkist in 1621, vluchtte Grotius met zijn gezin naar Frankrijk. Zijn zoon Pieter was toen zes.

In Parijs bracht Pieter een belangrijk deel van zijn jeugd door. Hij werd getroffen door een zware ziekte, mogelijk de pest of de pokken. Zijn ouders vreesden het ergste. ‘Onse Peter is nogh zieck met weynig hoops van leven’, schreef Grotius in januari 1624 aan zijn zwager Nicolaes van Reigersberch. De rest van zijn leven hield Pieter een zwakke gezondheid en een pokdalig gezicht. Hij liep bovendien mank – munitie voor spotlustige pamflettisten.
Pieter de Groot keerde terug naar de Republiek en studeerde in Leiden en Amsterdam. Net als zijn vader werd hij jurist; hij begon als advocaat in Den Haag en vestigde zich in 1640 in Amsterdam. Acht jaar later maakte hij een carrièreswitch, toen hij in Den Haag raad en resident werd voor verschillende buitenlandse vorsten. Dit waren lagere diplomatieke functies, waarbij hij vooral zijn opdrachtgevers op de hoogte diende te houden van alles wat er in de Haagse politiek gebeurde, maar soms ook als hun vertegenwoordiger optrad.
Johan de Witts ‘Ware Vrijheid’
Pieter ambieerde echter ook een carrière in de Nederlandse politiek. Na een mislukte poging in 1654 lukte het hem in 1660 om in de voetsporen van zijn vader te treden: hij werd tot pensionaris van Amsterdam benoemd. Nu was hij de hoogste juridische ambtenaar van de stad en adviseur van het stadsbestuur. Doordat de pensionaris voor vast was aangesteld en anders dan leden van de magistraat niet jaarlijks wisselde, kon hij het beleid flink beïnvloeden. Tevens was Pieter vanuit deze functie lid van de Staten van Holland, waar hij Amsterdam vertegenwoordigde.

De benoeming was mede te danken aan de steun van Johan de Witt, die hoopte op meer invloed in Amsterdam. De Groot stond namelijk bekend als een overtuigd republikein en aanhanger van De Witts politiek die later de ‘Ware Vrijheid’ genoemd werd, wat inhield dat het huis van Oranje werd uitgesloten van alle militaire of politieke functies.
Enkele belangrijke Amsterdamse regenten zagen hun eigen ambities en belangen (en die van de stad) echter bedreigd door dit beleid. Ze keerden zich tegen raadpensionaris De Witt en ook Pieters politieke denkbeelden vielen niet langer in goede aarde. In 1667 moest hij opstappen. Volgens het stadsbestuur had hij de belangen van Amsterdam verwaarloosd en maar weinig respect getoond voor de magistraten van de stad.
Johan de Witt bezorgde Pieter vervolgens een benoeming tot ambassadeur in Zweden aan het hof van Karel XI. Een van zijn belangrijkste taken werd het onderhouden van de Triple Alliantie, het verdrag dat de Republiek, Engeland en Zweden in 1668 hadden gesloten om de expansiedrift van Lodewijk XIV te bedwingen. De Groot moest voorkomen dat Frankrijk Zweden zou inpalmen.
Pieters Zweedse gezantschap eindigde toen hij benoemd werd tot ambassadeur in Frankrijk. Hij hoopte op de kroon op zijn carrière, maar niets was minder waar. Het gerucht dat de Engelse koning Karel II met Lodewijk XIV in het geheim had afgesproken om de Republiek aan te vallen, kón niet waar zijn dacht hij… maar het bleek toch te kloppen. Had Pieter, die als ambassadeur het dichtst bij het vuur zat, dit niet zien aankomen? Of was er meer aan de hand? Je leest het in het volgende Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 13 oktober aan als abonnee, bestel ‘m half oktober online of haal ‘m dan in de winkel.
Delen: