Tiende plaag van Egypte: de dood van de eerstgeborene van de farao

Lawrence Alma-Tadema richtte zich met zijn doeken vooral op de Britse markt. Toch zou de in Londen woonachtige en daar gevierde schilder zijn Nederlandse roots niet helemaal vergeten. Omdat hij het belangrijk vond dat minstens één van zijn werken in een belangrijke Nederlandse collectie terecht zou komen, liet hij De dood van de eerstgeborene van de farao (1872) bij zijn overlijden aan het Rijksmuseum na, waar het nu op zaal hangt.

Alma-Tadema maakte hiermee een genereus gebaar, want het werk geldt als een van zijn topstukken. Kunstcritici waren zeer te spreken over de artistieke kwaliteit: het prestigieuze tijdschrift Pall Mall Magazine riep het tot schilderij van het jaar uit en later won het de gouden medaille in Parijs. Ook de schilder zelf was zeer verknocht aan het doek. Hoewel hij het oorspronkelijk voor de kunsthandelaar Ernest Gambart had vervaardigd, een Belg die zijn zaak in Londen had en die Alma Tadema aan het begin van zijn carrière had geholpen zijn werk onder de aandacht van het Britse publiek te brengen, kocht hij het naderhand terug en gaf het een ereplaats in zijn atelier.
 

Lourens Alma Tadema, De dood van de eerstgeborene van de farao (1872). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)
Lourens Alma Tadema, De dood van de eerstgeborene van de farao (1872). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)

 

De tiende plaag
We kijken recht in het gelaat van de farao, die is overmand door stil verdriet terwijl hij zijn gestorven zoon in zijn armen houdt. Zijn vrouw heeft haar gezicht in het levenloze lichaam van het kind begraven, terwijl rondom hen de hovelingen weeklagen of treurig voor zich uit staren. Het is duidelijk wat er op het schilderij aan de hand is: zojuist heeft zich de verschrikkelijke tiende plaag van Egypte voltrokken.

Zoals verteld in het Bijbelboek Exodus bleef de farao koppig weigeren het Joodse volk uit slavernij te bevrijden en tartte zo de wil van Jahweh, die zijn toorn liet blijken door alle eerstgeborenen bij de Egyptenaren – én hun vee – het leven te benemen.

Rechtsboven op het doek dienen Mozes en Aäron zich aan, die in naam van Jahweh opnieuw de vrijheid van hun volk komen eisen, maar zij zijn slechts bijfiguren in het drama dat Alma-Tadema de toeschouwer voorschotelt.

Piëta-voorstellingen
Het tragische beeld van de farao die zijn dode zoon in zijn armen koestert roept associaties op met piëta-voorstellingen van Maria met haar gestorven zoon Jezus in haar armen. Alma Tadema kende die uiteraard.

Het schilderij van de rouwende farao heeft op zijn beurt weer als inspiratiebron gediend voor filmregisseurs die het Exodus-verhaal verfilmden: we zien echo’s in Cecil B. DeMille’s Bijbelepos The Ten Commandments (1956) en meer recentelijk in Ridley Scotts Exodus: Gods and Kings (2014). Door zulke beeldcitaten keren de evocatieve voorstellingen van Alma-Tadema telkens weer in andere gedaantes terug.

Binnen het omvangrijke oeuvre van Alma-Tadema neemt De dood van de eerstgeborene om verschillende redenen een bijzondere plaats in. En in één opzicht is het schilderij juist helemaal niet uitzonderlijk. Deze lees je, net als de verdrietige aanleiding om dit werk te maken, in de volgende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 2 juni aan als abonnee, bestel ‘m vanaf begin juni online of haal ‘m dan in de winkel.

Delen: