Die vreemde figuur op Bosch' Driekoningen-drieluik...

Het Driekoningen-drieluik werd rond 1495 geschilderd door Jheronimus Bosch. Wat zien we daarop? In het septembernummer van Geschiedenis Magazine gidst Marcel Hulspas ons door het schilderij van Bosch aan de hand van De gouden legende: een omstreeks 1265 geschreven boek dat nog altijd onmisbaar is bij het begrijpen van oude kunst. Hier kun je het schilderij van iets dichterbij bekijken. Er is namelijk iets geks aan de hand…

Aan de horizon ligt Jeruzalem, maar de blik gaat toch eerst naar de drie wijzen. Jeroen Bosch heeft ze, zoals verwacht, in het midden van het doek gezet. Twee van hen knielen en bieden geschenken aan; de ene gehuld in een grote rode mantel, de andere in een blauwe. De derde koning, Melchior, gehuld in een kostbaar wit gewaad, staat achter hen en wacht tot ook hij Jezus Christus mag vereren. We zien het bekende verhaal van de drie koningen, zoals dat wordt verteld in de Bijbel. 

Op het linkerluik zien de Antwerpenaar Peter Scheyfve, de schenker van het drieluik. Hij is samen met de apostel Petrus afgebeeld, die is voorzien van de sleutel van de hemelpoort, zijn vaste attribuut. Op het rechterluik staat Scheyfves vrouw, Agnes de Gramme, samen met de heilige Agnes, herkenbaar aan het schaap dat ze altijd bij zich heeft. Tot zover biedt het drieluik, wat je ervan zou verwachten.

 

Jeroen Bosch, De aanbidding der koningen (ca. 1495), Museo del Prado, Madrid.
- ​​​Klik op de afbeelding om in te zoomen -

 

Wanneer we verder kijken valt er echter een aantal vreemde zaken op. Zo is de stal waarin het kind geboren is, is volkomen vervallen. Tussen de twee knielende koningen en Melchior in, in de deuropening, staat een merkwaardige figuur. Een soort nepkoning, half gekleed, met een kroon op zijn hoofd en met één been in een glazen reliekhouder – alsof dat been van hem vereerd wordt als de relieken van een heilige, terwijl hij nog leeft! Wie heeft Jeroen Bosch hier geschilderd? Kunstkenners weten het niet…
 
Volgens sommigen is het de antichrist, de grote vijand van Christus die tijdens het einde der tijden op aarde zal verschijnen. Maar waarom dan hier, bij de stal? En hij ziet er helemaal niet vijandig uit. Hij kijkt gewoon verbaasd naar wat er gebeurt. Achter hem staan wat ‘volgelingen’ die al even verbaasd kijken. Aan de rechterkant gluren vijf herders door een gat in de muur en vanaf het dak, ook al verwonderd. Eén klimt in een boom om alles beter te kunnen zien. Geen van allen lijkt een idee te hebben van wat zich daar in die stal afspeelt.

En op het rechter drieluik, achter Agnes, zien we een wreed tafereel: een man en een vrouw die worden overvallen door wolven. Daarnaast trekt een groep soldaten te paard door een rivier, ofschoon even verderop een brug is. We zien hoe een man een paard voorttrekt waar een aap op zit. Een deftig gezelschap, te paard, laat zich de weg wijzen door een bedelaar. Een vrouw verlaat haar man voor een muzikant en tot slot, linksonder: een monnik schuilt in de ruïne van een klooster, onder een afdakje waar een gat in zit. In plaats van het gat te repareren droogt hij zijn kleren bij een vuurtje.
 
Hoe moeten we deze taferelen duiden? Wat Bosch hier heeft geschilderd, vinden we niet in de Bijbel. Hoe kwam hij dan op dit idee? Daarvoor baseerde hij zich waarschijnlijk op de Legenda aurea van de 13de-eeuwse Italiaanse schrijver Jacobus van Voragine.

In het septembernummer van Geschiedenis Magazine vertelt Marcel Hulspas over deze succesvolle ‘Gouden Legende’ en hoe we het schilderij van Bosch kunnen lezen. Meld je uiterlijk donderdag 31 augustus aan als abonnee, dan krijg je dit nummer thuisgestuurd. 

Delen: