Zou je een praatje kunnen maken met landgenoten uit de 16de eeuw? En uit 700 n.Chr.?

Het moderne Nederlands heeft veel ontwikkelingen doorgemaakt voordat de taal ontstond die we vandaag de dag spreken. Monique Siemsen sprak voor Trouw met taalkundigen Peter-Alexander Kerkhof en Nicoline van der Sijs, en zocht uit hoe de voorlopers van het Nederlands klonken.

Taalhistoricus Peter-Alexander Kerkhof maakt taalreconstructies. Voor Trouw sprak hij in het Oudnederlands, Middelnederlands en het vroegmodern Nederlands de volgende tekst in: ‘Mijn heer, geachte commissaris, iedereen heeft gezien dat deze man gisteren een brood van mij heeft gestolen en daarom vraag ik u dat hij voor de rechtbank veroordeeld wordt. Hij moet sterven!’ De fragmenten beluister je hieronder.
 

Jan Havicksz. Steen, Prinsjesdag (ca. 1670). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)
Jan Havicksz. Steen, Prinsjesdag (ca. 1670). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (PD)

 

Oudnederlands
Om maar direct met de deur in huis te vallen: het Nederlands is een importtaal. Tot ongeveer 1300 jaar geleden was het Fries dé taal van het gebied dat we tegenwoordig als Nederland kennen. In de zuidelijke provincies en delen van Gelderland spraken de mensen rond 700 n.Chr. echter al wel een eerste voorloper van het Nederlands. Migratiestromen uit het zuiden namen dit Oudnederlands vervolgens mee naar Noord- en Zuid-Holland, en het Fries werd naar het noorden verdrongen.

Een gesprekje voeren met onze Oudnederlands-sprekende voorouders wordt moeilijk. De klankstructuur was bijvoorbeeld heel anders dan die van het moderne Nederlands en woorden zijn lastiger te herkennen doordat er veel meer klinkers in zaten. Zo bevatten werkwoorden veel langgerekte o- en a-klanken, net als het Latijn en Grieks.

‘Vro min, ethele skultheito, alla hebbunt gisien that gestardages these man mi en brot gistolan hevit endi bithiu bisweron ik iu that man hine vora themo thinge duomi. Hi skal thes dothes stervan!’

Middelnederlands
Uit het Oudnederlands ontstond rond 1170 het Middelnederlands. Het Middelnederlands is herkenbaarder, al zal het verstaan, spreken en lezen ervan nog een aantal eeuwen lastig blijven. De voor ons vertrouwde klanken bestonden nog steeds niet, de taal wemelde van de naamvallen die nog niet door onze voorzetsels waren vervangen en zelfstandige naamwoorden werden nog vaak vervoegd naar het geslacht.

‘Myn Here, edele schoutete, alleman hevet ghesien dat ghestren deze man mi een broot gestolen hevet ende bedie bidde ic u dat men heme vore den vierschare oordele. Hi moet sterven.’

Modern Nederlands
Onze ‘landgenoten’ spraken het Middelnederlands tijdens de hele Middeleeuwen, tot rond 1500 het moderne Nederlands ontstond. En al herkennen we deze versie van onze taal weer een stukje beter, wij spreken immers nog steeds modern Nederlands, blijven de verschillen groot. Het vroegmoderne Nederlands komt het meest in de buurt van het Vlaams en Brabants. De uitspraak is iets anders en de woordvolgorde kan nog verwarrend zijn, maar als je je best doet (en kon tijdreizen) zou het toch mogelijk zijn om een gesprekje aan te knopen met onze vroegmoderne voorouders.

‘Myn Heer, edele drost, alleman heeft ghezien dat ghisteren deze man my een broot gestolen heeft ende daeromme vraech ik u dat men hem voer het geregt oordele. hy moet sterven.’

Grenzen aan de verstaanbaarheid
Taalkundige Nicoline van der Sijs wijst er wel op dat het voor ons makkelijker zou zijn om onze voorouders te verstaan dan andersom. Doordat de leefomgeving in de tussenliggende eeuwen zo is veranderd, zijn de belevingswerelden van een 21ste-eeuwer en een 16de-eeuwer compleet verschillend. Woorden zijn over de eeuwen heen verloren gegaan of van betekenis veranderd. Zo betekende het woord ‘verachten’ rond 1680 niet ‘minachten’, maar ‘geen acht slaan op’ of ‘niet opletten’. En, voegt Van der Sijs eraan toe, wij hebben een referentiekader met het verleden – andersom is dat lastig.

Meer geschiedenis? Neem een abonnement op Geschiedenis Magazine!

 

Bron: Trouw

Delen: