Willem van Oranje: geen vanzelfsprekende held

Als leider van de Opstand tegen Spanje legde Willem van Oranje een fundament voor Nederland als onafhankelijke staat. Hij wordt door veel Nederlanders dan ook gezien als held. Toch is die verering niet altijd vanzelfsprekend geweest. In de 16de en 17de eeuw zagen sommigen Willem zelfs eerder als vijand dan als vriend. Zo stelde raadpensionaris Johan de Witt hem gelijk aan Filips II. Beiden waren volgens hem dictators. 

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine, jaargang 49 (2014), nummer 7

 

In 1593 bezocht de Engelse schrijver en reiziger Fynes Moryson de stad Delft. Hij verbaasde zich hier over het graf van Willem van Oranje. ‘In de Nieuwe Kerk bevindt zich een monument voor de prins van Oranje, het armzaligste dat ik ooit voor zo’n persoon heb gezien, bestaande uit ruwe stenen en mortel met houten palen, zwartgeverfd, en maar weinig verheven boven de grond’ (uit Morysons reisverslag Itinerary). 

De moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards, 10 juli 1584 door François van Bleyswijck, ca. 1681 – 1746. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Het grafmonument in Delft laat zien dat Willem negen jaar na zijn dood nog geen vanzelfsprekende heldenstatus had. Pas in 1614 gaven de Staten-Generaal architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser de opdracht een eervollere rustplaats te ontwerpen. Waarom zo laat? Geldtekort is geen afdoende verklaring. In 1607 hadden de Staten- Generaal waarschijnlijk aan diezelfde Hendrick de Keyser gevraagd een mooi grafmonument te maken voor Jacob van Heemskerck, die in hetzelfde jaar tijdens de Slag bij Gibraltar was omgekomen. Kennelijk vonden ze het belangrijker een zeeheld te eren dan prins Willem. Als de glorieuze reputatie van Willem van Oranje niet vanzelfsprekend was, hoe kwam zijn heldenstatus dan tot stand? 

Meeliften met Maurits 
Direct na zijn dood in 1584 was er weinig reden om het leven van Willem van Oranje te vieren. Het ging bijzonder slecht met de Opstand tegen Filips II. De Habsburgse legeraanvoerder, de Hertog van Parma, was druk bezig de opstandige gebieden terug te veroveren. Maurits, de tweede zoon van Willem van Oranje, was in 1584 nog maar zestien jaar oud en kon zijn vader nog niet opvolgen als prins.

De nieuwe prins van Oranje was Maurits’ oudere halfbroer Filips Willem. Van hem viel echter weinig te verwachten: al in 1568 was hij gekidnapt in opdracht van Filips II. Kortom, de politieke context verhinderde Nederlanders om met veel enthousiasme terug te kijken op de daden van Willem van Oranje. Pas rond 1600 wonnen de Oranjes aan populariteit. Onder begeleiding van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt had Maurits zich in het krijgsbedrijf bekwaamd en boekte hij veel militaire successen waaronder de listige inname van de stad Breda in 1590. De reputatie van wijlen prins Willem liftte mee met de successen van prins Maurits. 
 

De populariteit van Willem van Oranje in de 17de eeuw was in terugwerkende zin afhankelijk van militaire successen van zijn opvolgers Frederik Hendrik (rechts) en vooral Maurits (links). Door (atelier van) Pauwels van Hillegaert, ca. 1630 – 1635. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

In nieuwe toneelstukken beoordeelden verschillende auteurs de daden van Willem positief. In 1599 publiceerde Casper Ens De prins van Oranje, of de verdediging van de vrijheid. In 1602 volgde Daniël Heinsius met ‘Willem van Oranje en de gewonde vrijheid’, dat aan de Leidse universiteit werd gespeeld. En in 1606 bracht Jacob Duym Het moordadich stvck van Balthasar Gerards op de markt. In het voorwoord van dit toneelstuk introduceerde Duym alvast de hoofdboodschap: de Spanjaarden hebben een aangeboren haat tegen de ‘voorstanders van dese onse bedroefde Nederlanden’, en met name tegen de prins van Oranje. Willem van Oranje moest zijn bescherming van het vaderland tegen bloeddorstige Spanjaarden uiteindelijk met de dood bekopen. Volgens Duym bewees de door Filips II aangemoedigde moordaanslag dat de Spaanse vijand Willem van Oranje zag als een schurk. Ergo, Willem was een held! 

Twaalfjarig Bestand 
Hoe Willem van Oranje werd herinnerd, werd beïnvloed door de actualiteit en politieke context. Dit bleek heel duidelijk vlak voor en tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Deze wapenstilstand met de Habsburgse landsheer werd niet door iedereen toegejuicht. Prins Maurits en zijn aanhangers vreesden dat de positie van de Oranjedynastie en haar beschermelingen zou lijden onder een vrede. De functie van stadhouder die de Oranjes bekleedden, was immers voornamelijk militair. Anti-vredespropagandisten riepen de wreedheden van Spaanse soldaten in herinnering: de Spanjaarden waren niet te vertrouwen en hadden altijd al verdragen geschonden. De rol die prins Willem had vervuld in de bevrijding van het land werd sterk benadrukt.

De predikant Willem Baudartius was zo’n tegenstander van vrede. In 1610 schreef hij de Morghen-wecker der vrye Nederlantsche Provintien, een korte geschiedenis van de Opstand met vooral aandacht voor de gruweldaden van de Spaanse soldaten. Een speciaal plaatsje reserveerde Baudartius voor prins Willem. Hij karakteriseerde hem als een held die de wapens had opgenomen en zijn leven en bezit in de waagschaal had gesteld voor het welzijn van de Nederlanden. Volgens Baudartius kwam het door Willem van Oranje dat de opstandelingen zo’n sterk doorzettingsvermogen hadden. Liever kwamen ze van de honger om of sneuvelden ze in het gevecht dan dat ze zich overgaven aan de hertog van Alva. Dit had sterk bijgedragen aan het succes van de Opstand. 

Willem van Oranje op 50-jarige leeftijd, door Dirck Barendz, ca. 1582 – 1592. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

In de kantlijn schreef Baudartius ter verduidelijking: ‘De Prince van Oranien mach met rechte genoemt worden eenen Vader der Nederlanden.’ Na de aanslagen van 9-11 sprak president George W. Bush het Amerikaanse congres toe met de woorden: ‘Either you are with us, or you are with the terrorists’. Iets dergelijks deden ook de Nederlandse tegenstanders van vrede in de jaren 1610. Een goede Nederlander was volgens hen eenvoudig herkenbaar door zijn verzet tegen de Spanjaarden. De leiding van dat verzet vertrouwde hij toe aan het huis van Oranje. 

Akte van Seclusie 
Dergelijke verhalen over de Opstand werden in de 17de eeuw razend populair. Voor tegenstanders van de Oranjes in de binnenlandse politiek vormden zij een serieus probleem. In 1650 begon het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, dat tot 1672 zou duren. Veel regenten hadden genoeg gekregen van de tomeloze ambities en bemoeizucht van opeenvolgende Oranjestadhouders. Na de dood van stadhouder Willem II in 1650 besloten zij geen nieuwe prins van Oranje aan te stellen. De spanningen tussen aanhangers en tegenstanders van het stadhouderschap liepen hoog op, met name in de nasleep van de door de Republiek verloren Eerste Engelse Oorlog (1652- 1654). 

Bij de Vrede van Westminster (1654) tekenden de Staten van Holland de Akte van Seclusie. Dit hield een toezegging in aan de Engelse leider Oliver Cromwell om de zoon van Willem II, Willem III, nooit het stadhouderschap geven. Toen het nieuws uitkwam van deze geheime afspraak, brak grote verontwaardiging uit onder Oranjegezinden in met name Friesland en Zeeland, die Holland van ondankbaarheid beschuldigden. Zo verklaarden de Staten van Friesland in de Staten-Generaal dat dankbaarheid verschuldigd was aan Willem van Oranje ‘wiens Beenderen noch by ons tot Delft, onder een Graft t’sijner eeren [liggen], ende tot een eeuwige Memorie bij den Staet self gedaen’. Een anonieme auteur publiceerde zelfs een boekje over alle kosten die Willem van Oranje had gemaakt om een leger op de been te krijgen. De boodschap was dat staatsgezinden in de 17de eeuw wel wat dankbaarder mochten zijn tegenover Willems achterkleinzoon. 

‘Halve bijbel’ 
Ter verdediging van de Akte van Seclusie en als reactie op de beschuldigingen van ondankbaarheid schreef de raadpensionaris van Holland, Johan de Witt, zijn belangrijkste traktaat: de Deductie. Op 6 augustus 1654 las De Witt de tekst voor in de vergadering van de Staten-Generaal. Volgens de Engelse ambassadeur in Den Haag was de tekst ‘zo dik als een halve bijbel’. Al was dit een overdrijving, het voorlezen duurde maar liefst vijf uur. Voor De Witt was het duidelijk dat het stadhouderschap niet paste bij de republikeinse constitutie van de Republiek. Hij had het daarbij kunnen laten. 

De raadpensionaris vond het echter nodig om zijn publiek een geschiedenisles te geven: een alternatieve – staatsgezinde – lezing van de Opstand. Hij verwees hierin naar de beslissing van de Staten van Holland in het voorjaar van 1581 om Filips II af te zweren, een beslissing die enkele maanden later met de Akte van Verlatinghe werd overgenomen door de Staten- Generaal. De Witt stelde de retorische vraag: heeft deze belangrijke gebeurtenis uit ons collectieve geheugen ons niet geleerd dat zo’n ingrijpend besluit soms noodzakelijk is? Hier vergeleek De Witt de afzwering van Filips II in 1581 met de Seclusie van 1654 en legitimeerde deze laatste maatregel als een noodzakelijk kwaad. 

Republiek bij gratie Gods
De Witt trok duidelijke lessen uit het zestiende-eeuwse verleden. In zoverre het wanbeleid van overambitieuze heersers de vrede in gevaar kon brengen, kon de dood van een prinselijke heerser een reden tot vreugde zijn. De recente dood van de ambitieuze stadhouder Willem II was een geluk bij een ongeluk – het stadhouderloze tijdperk begon toen immers. Op vergelijkbare wijze moest volgens De Witt de dood van Willem van Oranje niet alleen maar gezien worden als een tragedie.

De Staten van Holland hadden de prins in 1584 de soevereiniteit willen geven en hem graaf van Holland willen maken, maar terwijl dit voorstel in de maak was, werd Willem vermoord. De Witt schreef: ‘Siet, daer werdt een eer- ende Godtloos Moordenaer verweckt [Balthasar Gerards] die van ’s Landts Vyanden omgekocht wesende dien glorieusen Prince het leven berooft.’ 

Een Hollandse familie laat zich vereeuwigen bij het praalgraf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk te Delft. Schilderij van Dirck van Delen uit 1645. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw wordt de verering van Willem van Oranje steeds vanzelfsprekender. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

De Witt veroordeelde de moord, maar desondanks, zo schreef hij, had God de staat staande gehouden en de inwoners beschermd tegen een nieuwe onderdrukking door het Huis van Oranje. De Witt schreef het succes van de Opstand toe aan goddelijke interventie om zo de rol die Oranjegezinden aan Willem van Oranje en zijn nakomelingen toeschreven, te kunnen bagatelliseren. Daarnaast suggereerde de raadpensionaris dat Nederlanders door de moord in 1584 ontsnapt waren aan een nieuwe tirannie – geen Spaanse maar een Oranjetirannie.

Hij liet weinig heel van het orangistische argument dat dankbaarheid aan de Oranjes onverenigbaar was met de Akte van Seclusie. Hij reageerde bijvoorbeeld op de kritiek van de Staten van Friesland. Toen prins Willem in 1584 stierf, had Friesland niet Maurits, de zoon van Willem, benoemd tot stadhouder, maar zijn neef Willem Lodewijk. Waar waren toen diegenen die nu zo zeuren over verschuldigde dankbaarheid, was de vraag van De Witt.

Onderwerp van discussie 
De raadpensionaris was retorisch erg vaardig. Toch viel het hem moeilijk om overtuigend uit te leggen waarom het land de Oranjes kon missen om goed bestuurd te worden. Staatsgezinden moesten gebruikmaken van het Opstandsverleden om te laten zien dat de Akte van Seclusie niet gelijkstond aan ondankbaarheid tegenover de Oranjedynastie. Maar telkens wanneer staatsgezinden dit deden, moesten ze moeizaam de orangistische associaties die aan de historische Opstandscanon kleefden, verwijderen en vervangen door een lezing van het verleden die hun wel uitkwam.

Nog tot ver in de 17de eeuw was de reputatie van Willem van Oranje een controversieel onderwerp van (politieke) discussie. Voor staatsgezinden was de prins zelfs een al te ambitieuze onruststoker wiens dood gezien moest worden als een geluk bij een ongeluk. Vanaf 1672 werd de heldenstatus van Willem van Oranje steeds meer een vanzelfsprekend gegeven. In dit rampjaar werd de inmiddels volwassen Willem III benoemd tot stadhouder en had het huis van Oranje de strijd met de staatsgezinden gewonnen. Natuurlijk waren er na die tijd nog altijd tegenstanders van de Oranjedynastie, maar zij beseften dat het in twijfel trekken van Willems daden geen overtuigende strategie was om hun kritiek op de Oranjes te uiten. Te veel Nederlanders zagen de prins als een held.  

Verder lezen: 

Olaf Mörke, Willem van Oranje (1533 – 1584) Vorst en ‘vader’ van de Republiek, Atlas, 2010
Jill Stern, Orangism in the Dutch Republic in word and image, 1650-1675, Manchester University Press, 2010 
 

Hoofdafbeelding: De moord op Willem van Oranje in 1584. Prentmaker: Hendrik Albert van Trigt, ca. 1850 - 1899. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

 

Delen: