Nederlandse inlichtingendiensten werkten samen met CIA aan geheime operatie

In oktober 1951 landden vijf CIA-agenten aan parachutes in Roemenië om een levensgevaarlijke geheime opdracht uit te voeren. Bij de operatie was de Nederlandse Buitenlandse Inlichtingendienst betrokken. De operatie mislukte en binnen enkele maanden werden de spionnen geëxecuteerd.

In 1949 begon de Amerikaanse Central Intelligence Agency (CIA) aan een geheime operatie in Roemenië, dat toen binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie lag. Voor de uitvoering wierf de CIA agenten onder Roemeense en Bulgaarse vluchtelingen in Duitsland en Oostenrijk. De Amerikanen rekruteerden vooral mannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Duitse leger, de SS of de Gestapo hadden gediend – hoefden immers amper nog getraind te worden. De agenten zouden per parachute boven Roemenië worden gedropt. Hier moesten zij contact maken met diverse anticommunistische verzetsgroepen en hen voorzien van lichte wapens, munitie, radiozenders en medicijnen.

Meer geschiedenis? Meld je aan als abonnee van Geschiedenis Magazine

 

Doelen van de missie
De agenten kregen drie hoofdopdrachten mee. Ten eerste moesten zij de Roemeense partizanen aansporen om bruggen, spoorwegen en fabrieken te saboteren. Ten tweede hadden zij de taak om inlichtingen te verzamelen over in Roemenië gelegerde eenheden van het Sovjetleger. En ten derde moesten zij de Roemeense verzetsgroepen ertoe bewegen de Sovjets in de rug aan te vallen in het geval er een algehele oorlog zou uitbreken tussen Oost en West.
De uitvoering van de plannen verliep traag. De Amerikanen besloten daarop dat zij wel wat hulp konden gebruiken en benaderden diverse kleine westerse inlichtingendiensten om mee te doen. Ook de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID) van Nederland kreeg zo’n verzoek.

Spionnenschool in Rome
In de jaren vijftig had de CIA grote invloed op de Nederlandse inlichtingendiensten. De CIA financierde, trainde, adviseerde en ondersteunde de BID, verstrekte apparatuur en voerde gezamenlijke operaties uit in Nederland. Het Amerikaanse verzoek was dus niet zo vreemd. In januari 1951 besloot de BID mee te werken aan de geheime CIA-operatie in Roemenië.

De BID rekruteerde agenten onder voormalige ‘foute’ Roemenen die in diverse vluchtelingenkampen in Italië zaten. De dienst beschikte over een eigen spionnenschool in Rome, waar de Roemenen werd geleerd hoe ze met zenders moesten omgaan en het morseschrift moesten gebruiken. Al die tijd werd hun verteld dat zij met de CIA te maken hadden. Zij wisten dus niet dat zij voor de Nederlandse BID werkten. Na enkele weken training werden de rekruten per auto naar Nederland vervoerd, waar zij een aanvullende training kregen. Ze leerden schieten en omgaan met explosieven. De training vond waarschijnlijk plaats in Fort Spijkerboor of Fort Edam ten noorden van Amsterdam. Na twee weken vlogen de Roemenen vanaf Schiphol naar München en kregen hier een cursus parachutespringen. Weer enkele weken later werden zij teruggevlogen naar Rome en vervolgens naar Athene gebracht. Daarvandaan zou een vliegtuig van de CIA hen boven Roemenië droppen.

Fort Spijkerboor: Keelzijde hoofdgebouw (Foto:Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [CC BY-SA 4.0 (https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0)])

 

Cyaankalipil
In de nacht van 18 op 19 oktober 1951 was het zover. Vijf mannen – Constantin Saplacan, Wilhelm Spindler, Mathias Bohn, Ilie Puiu en Adrian Gheorghe Barsan – sprongen naar beneden. Ze landden veilig op Roemeense bodem en begroeven hun parachutes, voorraden en wapens. Zoals van tevoren was afgesproken, ging de groep direct daarna uit elkaar om ontdekking te voorkomen. Tevergeefs, want al snel kregen de Roemeense politie en veiligheidsdiensten het vijftal in het vizier. Dit kwam mede door eigen stommiteit van groepsleider Saplacan, die op een avond te veel dronk en zich door de politie liet oppakken. Hij bekende al snel alles. Na enkele weken werden de overige leden van het team één voor één gearresteerd. Slechts één man kon ‘ontsnappen’ door zijn cyaankalipil op tijd in te nemen. Hij stierf onmiddellijk. Een ander teamlid lukte het niet om de pil kapot te bijten, waarop hij hem in zijn geheel doorslikte. Via een operatieve ingreep werd de pil echter verwijderd en daardoor bleef hij in leven.

Vallei van de Perzikbomen
De vier overgebleven leden van het team werden stevig verhoord door de politie en bekenden dat zij voor de CIA werkten. Logischerwijs kwam de Nederlandse rol op geen enkel moment ter sprake. De agenten wisten immers niet dat ze voor de BID werkten. Zij kwamen snel voor de rechter. De straffen waren, zoals te verwachten viel onder het spijkerharde communistische regime, niet mals. Alle vier kregen de doodstraf en de rechters zagen geen enkele reden voor clementie, ook al hadden de mannen volledige bekentenissen afgelegd. Direct na het vonnis, waartegen geen hoger beroep ingesteld kon worden, werden de vier overgebracht naar de gevangenis van Jivala ten zuiden van Boekarest.

De laatste dagen van hun leven zaten Saplacan en de andere drie in afzonderlijke cellen en mochten zij geen contact met elkaar hebben. Uiteindelijk ging het naar een plek in de Valea Piersicilor (Vallei van de Perzikbomen), waar het Roemeense regime bijna al zijn executies uitvoerde. De executies vonden plaats op 27 december 1951. Aan elke veroordeelde werd gevraagd of hij nog iets wilde verklaren. Geen van de vier ging erop in. Elk van hen werd vergezeld door vier bewakers naar de executieplaats gebracht. Hier aangekomen bestelde de militair aanklager de commandant van het vuurpeloton. Deze inspecteerde de wapens, stelde het peloton op, gaf de militairen opdracht om te richten en riep ‘Vuur!’ De vier mannen van waren op slag dood. Hun lichamen werden in anonieme graven gelegd. Nog diezelfde dag waren Den Haag en Washington op de hoogte van het trieste lot van de agenten. Het communistische dagblad De Waarheid wijdde er enkele regels aan.

Waarom mochten ‘wij’ meedoen?
Het is opvallend dat de CIA begin 1951 zijn oog liet vallen op de Buitenlandse Inlichtingendienst als partner in geheime operaties achter het IJzeren Gordijn. Blijkbaar wilde de Amerikaanse dienst een zo’n breed mogelijk front vormen tegen de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. Hoopte de directeur van de CIA, Walter Bedell Smith, misschien zelfs stilletjes dat de BID en andere Europese inlichtingendiensten beter zouden presteren dan zijn eigen organisatie? En waarom ging de BID meedoen? Misschien wilde het hoofd van de BID zich bewijzen tegenover de andere Nederlandse diensten. Ook mag niet uitgesloten worden dat de BID met zulke operaties ervaring wilde opdoen.

Sterfgevallen? ‘Jammer’, meer niet
De dienst liep geen grote risico’s om eigen, Nederlandse agenten te verliezen. Het waren ‘maar’ Roemenen met een volstrekt ‘fout’ oorlogsverleden die men gebruikte. Als die voor het vuurpeloton terechtkwamen, dan was dat ‘jammer’, meer niet. De enige twee dingen waar de BID goed voor moest zorgen, waren financiering en afdekking van het politieke risico. Het eerste was geen enkel probleem, want voor het dienstjaar 1952 kon de dienst beschikken over ruim een half miljoen gulden. Problematischer was het tweede: de betrokkenheid van de BID mocht absoluut niet uitlekken. Dit is uitstekend gelukt.

Clandestiene operaties waren gedoemd te mislukken
Heeft premier Willem Drees van de operatie geweten? De BID viel onder zijn ministerie van Algemene Zaken. Wie is binnen dit ministerie op de hoogte gehouden? Documenten die hier licht op kunnen werpen, zijn helaas (nog) niet aangetroffen. Verder blijft onduidelijk waarom de BID doorging met clandestiene operaties die grote kans liepen – of eigenlijk gedoemd waren – te mislukken. Behalve in Roemenië plande de BID ook missies in Bulgarije en Albanië. Wilde het hoofd van de BID, op dat moment jonkheer A.Th. de Muralt, per se bewijzen dat zijn dienst wél in staat was om succesvolle operaties achter het IJzeren Gordijn uit te voeren? Of wilde hij een steentje bijdragen aan het Amerikaanse buitenlandbeleid, dat door het Nederlandse kabinet werd gesteund? Rond 1950 woedde de Koude Oorlog in alle hevigheid. Het ‘vrije’ Westen streefde naar indamming (‘containment’) van de invloedssferen van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. Toen Dwight D. Eisenhower in 1952 Amerikaans president werd, kwam daar de Roll Back-doctrine nog bij: het IJzeren Gordijn moesten worden teruggerold en wel met alle middelen, inclusief clandestiene operaties.

Mislukkingen waren te lezen in de krant
Naar de exacte motieven van de BID blijft het gissen. Wel is duidelijk dat de verantwoordelijken geweten moeten hebben van de vele mislukte missies achter het IJzeren Gordijn, want wie een blik werpt op de Nederlandse dagbladen uit die periode ziet regelmatig berichten over processen tegen en executies van gedropte agenten in Roemenië, Bulgarije en Albanië. Is de BID, net als de CIA, pas in een laat stadium gaan beseffen dat zij te maken had met een formidabele tegenstander, die beschikte over inlichtingendiensten die veel professioneler waren en over meer middelen en menskracht beschikten? Een direct gevolg van de mislukkingen in Oost-Europa was in elk geval dat de BID midden jaren vijftig zijn aandacht verlegde naar de bondgenoten in West-Europa, Indonesië en de derde wereld.

Dit is een bewerkte versie van een eerder in Geschiedenis Magazien gepubliceerd artikel (jaargang 52 (2017) nr. 6)

Delen: