De ‘moffenmeiden’ van 1945: kaalscheren, een eeuwenoude straf

We kennen de beelden: ‘moffenmeiden’ die tijdens bijltjesdag en de bevrijdingsfeesten van 1945 worden kaalgeschoren. Het kaalknippen van ‘foute’ vrouwen was geen normale straf, zoals opsluiting of een boete. De afrekening met de vrouwen na de Tweede Wereldoorlog was vooral een symbolische daad. Wat betekende (en betekent) de straf en waar komt deze vandaan?

Afrekening na de Tweede Wereldoorlog

Haar lippen tegen de zijne, haar lach vastgeklonken aan zijn blik, haar arm gestoken door zijn geüniformeerde arm, haar bilpartij op zijn schoot: de meisjes en de soldaten zien er op archieffoto’s heel verliefd uit. Wie de Duitse uniformen niet herkent, ziet slechts een onschuldig romantisch tafereeltje uit de jaren veertig. De uitdrukkingen op de gezichten van de ‘moffenhoeren’, zoals de soldatenliefjes genoemd werden, zijn geheel anders op de foto’s van na de oorlog. Verbeten, angstig en verdrietig kijken ze de camera in, terwijl mannen hun haren afscheren of knippen met scharen en handtondeuses. Lokken op de straat, kale vrouwen op veekarren, joelende mensen.

Tijdens de bevrijdingsfeesten werden in zeker honderd dorpen en steden in Nederland ‘moffenmeiden’ kaalgeschoren tijdens volksgerichten. Dit gebeurde niet alleen hier maar ook in Frankrijk, België, Italië, Denemarken en Noorwegen: overal moesten vrouwen boeten voor hun relaties met de vijand. “Liefde en oorlog konden zich vermengen tot een gevaarlijke cocktail”, schreef historicus Annette Warring over het kaalscheren van vrouwen in haar thuisland Denemarken. Waar een flirt met een Duitser tijdens de Tweede Wereldoorlog nog onschuldig kon aanvoelen, gold het in een bevrijd land als een wandaad die bestraft moest worden. Maar waarom op deze manier?

Kaalscheren als (eeuwenoude) straf

In de oudste Bijbelteksten komt het kaalscheren van hoofden veelvuldig voor. Het is een teken van rouw om een overleden persoon, net als het scheuren van kleren en het aanbrengen van het stof der aarde op het hoofd. Het kaalscheren komt ook terug in Deuteronomium, waarin de wetten voor het volk van Israël opgesomd worden. Als een man van het volk van God een mooi meisje ziet tussen de gevangenen en hij wil met haar trouwen, moet zij haar hoofd kaalscheren en haar nagels afknippen. Ze krijgt een maand de tijd om haar vader en moeder te bewenen en dan mag de krijger ‘bij haar binnenkomen en haar meester worden’.

In deze tekst is het kaalscheren een overgangsritueel van het ene volk (vreemd, heidens) naar het andere, uitverkoren volk. Volgens theologen is het afscheren hier ook een zichtbaar teken van rouw: de vrouw mag zich afzonderen om te treuren over het land dat zij achterlaat, om haar geliefden. Een andere interpretatie is dat het een manier is om de vrouw aan haar echtgenoot te onderwerpen: zij wordt gedeseksualiseerd en herkenbaar gemaakt als toegeëigende vrouw, zodat andere krijgers weten dat ze haar niet mogen nemen.
 

Haar kon in oude verhalen magische krachten symboliseren. Zo had de Bijbelse antiheld Samson van God bovenmenselijke krachten gekregen waardoor hij onverslaanbaar werd. Zijn haar, dat hem onderscheidde van iedereen, was het teken van dit verbond. Samsons geliefde Delila ontfutselde hem zijn geheim. Ze wilde hem tegen geld uitleveren aan de Filistijnen en moest hem eerst machteloos maken. Toen hij sliep, sneed ze zijn haar af. Schilderij van Andrea Mantegna (1495, National Gallery Londen)

 

Kapsels, haarstijlen en kaalscheren in de oudheid

In het Nieuwe Testament refereert de apostel Paulus aan het kaalscheren van een vrouw. Hij was een van de evangelisten die na Jezus’ lijden en sterven stad en land afreisden om over hem te vertellen. Hij stichtte diverse kerken en schreef brieven aan de nieuwe christenen. Paulus dicteerde de gelovigen in Korinte, een stad in het zuiden van Griekenland, een aantal voorschriften voor hun gedrag tijdens de samenkomsten: een man mocht zijn hoofd niet bedekken, maar als een vrouw bad of profeteerde met onbedekt hoofd, maakte zij zich te schande alsof zij ‘een kaalgeschorene’ was.

Wat ‘onbedekt’ hier betekent, is niet eenduidig. Het kan gaan om de afwezigheid van een hoofddeksel of om het los laten hangen van het haar. In de Griekse, Romeinse en Joodse cultuur was het in Paulus’ tijd gebruikelijk dat vrouwen hun haren opstaken. Als zij hun haar los droegen, werd dat hoerig, onzedig gevonden. Kaalscheren werd in die tijd mogelijk als straf gebruikt voor zedeloze vrouwen.

Los haar is onzedelijk en kaalknippen de straf

De Griekse redenaar en filosoof Dio Chrysostomus (ca. 40 tot 120), beschrijft hoe mensen op Cyprus drie regels kregen van Demossa, “een vrouw die goed was in staatsmanschap en wetgeving”. De eerste regel luidde: “Het haar van de vrouw die schuldig is aan overspel, moet worden afgeknipt en zij zal een hoer zijn.” Waarschijnlijk is deze straf overgewaaid uit het Midden-Oosten, waar overspelige vrouwen werden kaalgeschoren en onzedelijke vrouwen de bijnaam ‘geknipte vlechten’ kregen.

Ook elders in het Romeinse rijk kwam dit gebruik voor. Zo schrijft consul en geschiedschrijver Tacitus in Germania, zijn etnografische studie van Germaanse stammen: “Er zijn in het zo omvangrijke volk zeer weinig gevallen van echtbreuk, waarvoor de straf op staande voet en aan de echtgenoten toegestaan is: met afgesneden haren wordt zij naakt ten overstaan van verwanten door haar man uit huis verdreven en door heel het dorp met de zweep gejaagd.”

Als los haar staat voor onzedelijkheid en het kaalknippen daarop de straf is, is het niet vreemd dat Paulus zegt dat wanneer een vrouw haar hoofd niet bedekt (of haar haar niet vast doet), zij zich beter kan laten kaalknippen.

Kaalscheren in het Nederland van de vroegmoderne tijd

Het haar van een vrouw afknippen lijkt, kortom, al aan het begin van de christelijke jaartelling een straf voor een zedelijke wandaad. Deze betekenis komt terug als schriftelijke bronnen in Nederland er voor het eerst melding van maken. Het kaalscheren van vrouwen bij ‘overspelig’ of ‘losbandig’ gedrag werd van de 14de tot het einde van de 18de eeuw toegepast als zogeheten schandstraf, zoals er meer waren: mensen werden aan de schandpaal genageld, moesten een schandsteen meetorsen of werden gebrandmerkt.

Het is onduidelijk hoe wijdverbreid deze praktijk was in Nederland en of het een volksgericht was of juist door een rechter verordonneerd. In Utrecht bijvoorbeeld, waar de rechtspraak van de afgelopen duizend jaar in kaart is gebracht, kwam het kaalscheren niet voor.

De straf viel in deze periode ook van hekserij verdachte vrouwen ten deel. In 1585 werd Willemke-met-de-buil, zoals een mismaakte vrouw uit Goedereede genoemd werd, opgepakt en in de cel gezet. Na een half jaar bekende ze dat de duivel een merkteken in haar nek had gezet, en dat ze hem toebehoorde. Hij had haar een smeersel gegeven waarmee ze in een kraai kon veranderen. Ook gaf ze toe dat ze seks had met de duivel. Om de kwade machten uit te drijven, werd ze van top tot teen kaalgeschoren en kreeg ze een nieuw kleed aan, dat met wijwater besprenkeld was. Ook moest zij een stuk brood met gewijde kaars en zout eten. Door deze rituelen verdween haar bovennatuurlijke kracht.
 

Na de bevrijding gaven burgers in verschillende West-Europese landen en publieke afstraffing aan vrouwen die een verhouding met een Duitse militair hadden gehad, zoals hier in Scheveningen op 1 mei 1945. Foto: Nationaal Archief

 

Kaalscheren werd een officiële schandstraf

Aan het eind van de 18de eeuw verdween het kaalscheren als officiële schandstraf uit Nederland, maar het kwam daarna nog sporadisch voor. Zo ontstond eind 19de eeuw in Amsterdam een heuse rel rond het Diaconieweeshuis in de Zwanenburgerstraat. Twee achttienjarige meisjes gedroegen zich oneerbiedig tijdens het zingen van een stichtelijk lied. Voor straf werden zij na het ontbijt uit de eetzaal verwijderd en kaalgeschoren. Een paar weken later kreeg de pers daar lucht van, met ophef als gevolg. “Er is moeilijk een wredere straf te bedenken”, aldus een ingezonden brief in de krant, want de regenten hadden de meisjes van “hun schoonste sieraad” beroofd.

Kaalscheren na de Eerste Wereldoorlog

Na de Eerste Wereldoorlog kwam het kaalknippen voor het eerst weer op grote schaal voor in Frankrijk en België. Nederlandse kranten berichtten hier in 1918 over. In de Haagsche Post schreef een correspondent over de vele Belgische vrouwen die openlijk met de vijand omgingen en “ermee knoeiden op alle manieren”. Zij lieten zich samen met de Duitsers fotograferen. Omdat de fotograaf de afdrukken na de oorlog voor zijn raam hing, wisten de mensen precies om welke vrouwen het ging.

De journalist schreef: “Of de verdiende straf veel indruk heeft gemaakt valt te betwijfelen. Het algemeen moreele peil is zóó gedaald en ontaard, dat niets meer diepen indruk maakt. De vrouw met de afgeknipte haren is nu een curiosum van de streek geworden, als de vernielde dorpen en slagvelden. Ik heb er verleden week eene gezien. Ze had een gebreide muts op, die haar schande verborg en zij keek mij aan met vrijpostige en insolente ogen. Geen de minste schaamte. Eerder iets triomfantelijks uitdagends.”

Een collega-correspondent in Antwerpen zag hoe het volk de bars in de buurt van het Centraal Station bestormde. “De vrouwen werden eruit gesleurd en midden in de straat werden de haren afgesneden. Deze straf is voor de liefjes der overweldigers, het heele land door, tot op de kleinste plaatsen, in zwang.”

Nazi’s knippen vrouwen kaal

In 1933, het jaar dat Hitler aan de macht kwam, komt het kaalscheren weer terug. Socialiste Fau Janowsky werd vanwege haar politieke overtuiging kaalgeknipt door mannen uit Hitlers beschermingsdienst, de Sturmabteilung (SA). Janowsky klaagde over deze slechte behandeling bij de politie, maar kreeg te horen dat ze vast zichzelf geknipt had. Het laat zien hoe ongebruikelijk kaalscheren in die tijd was geworden.

Dit veranderde toen Hitler steeds meer inzette op het nastreven van raszuiverheid. In 1935 werden Christine Neeman en haar Joodse verloofde Julius Wolff door de straten gedreven door SA-mannen. Zij kreeg een bord om haar hals met de tekst ‘Ich bin ein Rassenschänder’. Haar haren werden uit haar hoofd getrokken.

Kaalscheren in nazi-Duitsland

In 1940 werden de Duitse Hedwig en haar Poolse vriend Eduard opgepakt in Eisenach, in het midden van Duitsland. Op foto’s is te zien dat Hedwig werd kaalgeschoren en samen met Eduard aan een schandpaal werd gebonden op een plein: de ruggen tegen elkaar, het hout ertussen. ‘Ik heb mij met Polen ingelaten’, meldt het bord boven haar hoofd. Hedwig werd gestraft voor het verzaken van haar plicht als Germaanse vrouw: zich voortplanten, bijdragen aan de raciale gemeenschap. Met een strakke blik kijkt ze de lens in, haar schedel glad, drommen mensen eromheen.
 

Duitse soldaten vernederen met een gedwongen scheerbeurt een Joodse man, voor wie zijn baard belangrijk is voor zijn geloof. Propagandafoto van de Whermacht uit juli 1941, genomen na de Duitse verovering van Russisch Oekraïne. Foto: Bundesarchiv

 

Heinrich Himmler schreef in 1940 dat vrouwen als Hedwig naar concentratiekampen gestuurd moesten worden. In dezelfde verklaring refereerde hij aan het publiekelijke kaalscheren, dat hij bestempelde als ‘buitengewoon schokkend’. Toch had hij geen bezwaren als “Duitse vrouwen werden kaalgeschoren vanwege oneervol gedrag of door hun dorp werden geleid met een bord om hun nek met hun wandaad daarop”; een ambigue boodschap.

Kaalknippen in Duitse concentratiekampen

Anders dan het kaalknippen op straat was het scheren van gevangenen in de concentratiekampen van het Derde Rijk een vast ritueel dat van hogerhand zo bedacht was. Ook mannen ondergingen de ‘hygiënemaatregel’, die echter veel meer was dan dat: een ontmenselijking, een eerste stap in een reeks diepe vernederingen. Het doet denken aan hoe slaven behandeld werden. Zij werden kaalgeschoren zodat er geen twijfel bestond over hun inferioriteit aan hun meesters.

Kaalscheren na de oorlog

Waarschijnlijk wisten de mensen die na de bezetting in de Nederlandse dorpen en steden naar de schaar grepen weinig tot niets van het kaalscheren in Duitsland en in de concentratiekampen, laat staan van de gebruiken in de Oudheid.

De kans is groter dat zij afwisten van de gebeurtenissen na de Eerste Wereldoorlog in België. Op pamfletten die tijdens de Tweede Wereldoorlog rondgingen werd hiernaar verwezen, evenals in een enquête die twee maanden na de bevrijding van Roosendaal werd afgenomen door het Vraag en Antwoord Instituut (VIA). Dit instituut was in het leven geroepen door drie nieuwsgierige inwoners die samenwerking zochten met de lokale autoriteiten. In de enquête stonden vragen over de voedselbonnen of de bals met Canadezen, maar ook over wat mensen vonden van het kaalscheren van vrouwen. “De Belgen deden hetzelfde in de vorige oorlog, wat toen evenzoveel lol veroorzaakte”, schreef iemand.  

Waarom werden ‘moffenmeiden’ kaalgeschoren?

Bij het kaalknippen is er steeds sprake van een overgang: van blijdschap naar verdriet, van het ene naar het andere volk, van vervuld van bovennatuurlijke kracht naar een normale sterveling, van mens naar onmens, van onschuldig naar schuldig. Het wegnemen van haar staat symbool voor die overgang.

Dit was bij ‘moffenmeiden’ ook het geval: hun kale hoofden weerspiegelden de omwenteling van de macht. Alles wat met de vijand te maken had, moest herkenbaar gemaakt of verwijderd worden. Het kaalknippen fungeerde als een symbolische schoonmaakbeurt. Daarmee past het in de traditie van het volksgericht, dat de orde in de eigen gemeenschap moest herstellen, buiten gerechtelijke of officiële organen om. Het was een ongeorganiseerde afrekening die uiting gaf aan een rudimentair rechtsbesef.
 

Kaalgeschoren ‘moffenmeid’. Ze is ook met pek toegetakeld, de jongens achter haar grijnzen. Amsterdam 8 mei 1945. Foto: Nationaal Archief

 

Openbaar volksgericht

Bij de vroegere volksgerichten was het openbare karakter van de straf essentieel. Bekend is het ezeltjedrijven: overspelige mannen of vrouwen werden achterstevoren op een ezel gezet en door het dorp gedreven. Iedereen moest zien hoe de rotte appels uit de mand werden verwijderd of apart gezet, door en voor de hele buurt.

Ook herrie hoorde erbij. Zoals in de middeleeuwen bij zo’n volksgericht ketelmuziek klonk tijdens een afrekening, zo begeleidde een draaiorgel of een orkestje het kaalknippen vaak na de oorlog. Het kabaal verstomde als het ritueel was voltooid en de morele orde hersteld.

Een ander oeroud ingrediënt van het volksgericht was animalisering: wie de morele orde schond, was geen mens meer, maar een beest. De ‘moffenmeiden’ werden tot dier gemaakt door hen met pek en veren te bestrooien en op boerenkarren rond te rijden. Hun innerlijke lelijkheid, hun landverraad, moest weerspiegeld worden in hun uiterlijk. Tot in 1970 werden in Staphorst vermeend overspelige dorpsgenoten uit hun huis gesleept en rondgereden op karren bestemd voor vee.

Vrouwen kaalknippen als herstel van het patriarchaat

Er is in de vorm en betekenis van het kaalscheren historische continuïteit te bespeuren. Maar dat is niet het hele verhaal. Genderhistorici als Annette Warring en Fabrice Virgili interpreteren de vernedering van vrouwen na de Tweede Wereldoorlog als een poging van mannen om het patriarchaat, dat scheurtjes vertoonde, te herstellen.

Tijdens de oorlog konden vrouwen een nieuwe rol spelen. Terwijl veel mannen gedwongen werkten in Duitsland, namen de vrouwen een groot deel van hun werk over. Hier was niet iedereen blij mee. Daarnaast waren er klachten over het dalende zedelijke peil; vrouwen zouden zich losbandiger gedragen. In de vastgeroeste genderverhoudingen kwam beweging.

Hoe vrouwen zich gedroegen, vonden mensen heel belangrijk tijdens de oorlog – het voortbestaan van de natie was afhankelijk van vrouwen die konden baren. Daardoor was het lichaam van de vrouw een extra strijdtoneel: een aanraakbare, zelfs streelbare gevechtszone die het echte strijdtoneel, tussen het Duitse en Nederlandse volk, weerspiegelde. Met iedere vrijpartij met een Hollandse vrouw kon een Duitser de heerschappij van het Derde Rijk bestendigen of zelfs uitbreiden.

Kaalgeschoren vrouwen na de Tweede Wereldoorlog

Dit idee van de vrouw als ‘nationaal bezit’, bedacht door historica Annette Warring, zien we terug in een actie van Utrechtse jongemannen in september 1945. Zij probeerden meisjes die met Canadezen gingen kaal te knippen, schrijft Chris van der Heijden in zijn boek Grijs verleden. Het kwam tot een ‘ware veldslag’ tussen Canadezen die hun liefjes wilden beschermen, en Nederlandse mannen die de vrouwen voor zichzelf wilden.

Dat het kaalknippen ook hier bijna werd ingezet, betekent dat de nationale wandaad die ‘moffenmeiden’ begingen, zwaar telde. Dit sentiment komt terug in de Roosendaalse enquête. Opvallend vaak vinden Roosendalers het even fout als meisjes met de Duitsers of Canadezen meegaan. Ze veroordelen de soldatenbals waar meisjes naartoe gaan en vinden dat een belediging voor de Roosendaalse mannen.

Wat is de betekenis van het kaalscheren?

De schaar was een wapen om de morele orde te herstellen in een bevrijd land, een manier om de kuisheid van vrouwen af te dwingen en de nationale trots te herstellen. Door het afknippen van het haar werd het vrouwenlichaam onaantrekkelijk gemaakt en gemerkt. Opdat zij haar eer niet nog eens te grabbel zou gooien en haar armen voortaan zou openen voor een man van het eigen volk.

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine 2019-3.

Ben je nog geen abonnee van Geschiedenis Magazine? Word ‘t dan nu!

Delen: