Katholiek in de Republiek: vindingrijke vrouwen

Katholieken hadden het in de gereformeerde Republiek niet makkelijk. Hun rituelen en symbolen werden uit het openbare leven geweerd. Hun kerken en kloosters werden onteigend, hun priesters in de ban gedaan en een bestuurlijke loopbaan konden ze vergeten. Hoe reageerden zij daarop? Carolina Lenarduzzi schreef als eerste een boek vanuit hun eigen optiek. Voor Geschiedenis Magazine licht ze er vier opmerkelijke gevallen uit. Deze keer: hoe Maria van Pallaes de 17de-eeuwse antikatholieke plakkaten omzeilde.
 

In 1657 portretteerde Hendrick Bloemaert de weduwe Maria van Pallaes (1587-1664). Ze waren beiden katholiek en woonden in Utrecht. Op het schilderij zien we hoe Maria, tegen de achtergrond van de door haar gestichte armenhuisjes aan de Agnietenstraat en omringd door haar kinderen, als een ware regentes toezicht houdt op de jaarlijkse voedseluitdeling aan de bewoners. Dat de ‘XII Cameren’, zoals de huisjes officieel heetten, het decor konden vormen voor Maria’s portret, was in de gereformeerde Republiek allesbehalve vanzelfsprekend. Na de Reformatie en het uitbreken van de Opstand tegen Spanje in de jaren 1570 mocht het katholieke geloof niet meer openlijk worden beleden. De katholieke infrastructuur werd ontmanteld en de publieke ruimte werd zo veel mogelijk gezuiverd van alles wat aan het oude geloof herinnerde.

Hendrick Bloemaert, De jaarlijkse voedseluitdeling door Maria van Pallaes, 1657 aMuseum Utrecht).

 

Recognitiegelden
De antikatholieke plakkaten (of: verordeningen) maakten het er voor katholieken ook financieel niet gemakkelijker op. Dit gold voor alle lagen van de katholieke gemeenschap. Gelovigen uit de elite konden bijvoorbeeld steeds moeilijker carrière als ambtenaar maken, totdat dit uiteindelijk rond 1600 helemaal werd verboden. Dat betekende overigens niet dat katholieke ambtenaren helemaal van het toneel verdwenen. Niet voor niets werd in een Utrechts plakkaat van 1639 de bepaling opgenomen dat katholieken die de functie van ‘Hooft-Officiers, Schouten, Gerechts-luyden ofte Secretarisen’ bekleedden, moesten worden ontslagen. Maar verreweg de meeste katholieken uit de hogere echelons konden alleen nog als vrije beroepsbeoefenaars een inkomen en enige maatschappelijke status verwerven.

Katholieken uit alle lagen van de bevolking kregen daarnaast te maken met de ‘recognitiegelden’. Dit waren de soms hoge bedragen die aan de plaatselijke schout en baljuw werden betaald in ruil waarvoor zij bereid waren om een oogje dicht te knijpen bij illegale missen. De recognitiegelden werden meestal opgelegd aan de katholieke notabelen die ze vervolgens verdeelden over de gehele katholieke gemeenschap. 

In allerlei persoonlijke geschriften valt te lezen hoe zwaar deze afkoopsommen de gelovigen vielen. Bovendien leverden dergelijke ‘overeenkomsten’ met het plaatselijk gezag vaak slechts schijnzekerheid: om wat extra geld te verdienen, verstoorden de schout en zijn mannen tegen alle afspraken in soms toch de misvieringen en deelden ze stevige boetes uit of namen de betrapte priester gevangen. Die kon dan vervolgens worden vrijgekocht, wat weer een extra financiële aderlating betekende.

Armlastigen
Arme katholieken kregen het extra voor hun kiezen. Zij werden de dupe van het wettelijke verbod op het organiseren en bedelen van katholieke instellingen, waardoor een geïnstitutionaliseerde vorm van katholieke armenzorg à la de gereformeerde diaconie niet was toegestaan. Omdat armen van roomsen huize natuurlijk niet terecht konden bij de diaconie, konden zij alleen een beroep doen op de algemene aalmoezenierskamer in hun woonplaats. Hoewel deze instelling bedoeld was voor alle stedelijke burgers ongeacht hun geloof, waren de - meestal gereformeerde - regenten vaak niet erg happig om hun beperkte financiële middelen aan te wenden voor het relatief grote aantal katholieke armlastigen. 
Arme katholieken waren dan ook vaak afhankelijk van particuliere initiatieven.  Maar om binnen de grenzen van de antikatholieke wetgeving te blijven, moesten roomse weldoeners behoedzaam opereren. Hoe zij de katholieke armen toch wisten te steunen én hun geloof etaleerden leest u in het aprilnummer van Geschiedenis Magazine, vanaf 10 april in de boekhandel!
 

Maria van Pallaes, door Anthony Grolman (1843-1826), Utrechts Archief.

 

Delen: