Julius Caesar in Nederland

Hoe heeft Caesar er in het echt uit gezien? En kloppen de geruchten dat hij in Nederland is geweest? Twee heel verschillende vragen, die archeoloog Tom Buijtendorp in zijn nieuwe boek behandelt. Een nieuwe reconstructie op basis van zijn onderzoek is deze zomer in het RMO te bewonderen, een beeldend antwoord op de eerste vraag. Herman Clerinx gaf al eerder in Geschiedenis Magazine antwoord op de tweede, met behulp van archeoloog Roymans.

Een objectief verslag?
Weinig boeken uit de westerse literatuur worden zo vaak gelezen en becommentarieerd als De Bello Gallico, het relaas van Julius Caesar over zijn oorlogen in Gallië. Al eeuwenlang mogen middelbare scholieren zich erover buigen, in de hoop Latijn te leren en kennis te maken met de denkwereld van de oudheid. In zijn boeken vertelde Caesar hoe hij tussen 58 en 51 v.Chr. Gallië had onderworpen. Hij presenteerde zijn tekst als een objectief verslag, waarin hij als een buitenstaander over zichzelf in de derde persoon sprak. Maar classici weten beter. Zij beschouwen De Bello Gallico als een egodocument, bedoeld om aan te tonen wat voor een knap veldheer en bestuurder Caesar wel was. Met zijn relaas wilde de schrijver zijn politieke positie in Rome versterken. Als hij daarvoor een loopje met de historische waarheid moest nemen, deed hij dat.

 

PERSFOTO Nieuw gelaat Julius Caesar - reconstructie en  foto Maja Du2019Hollosy
 'Nieuw' gelaat Julius Caesar - reconstructie en foto door Maja d' Hollosy 

 

Heeft Caesar gelogen?
Vooral archeologen merkten dat. Veel situaties of veldslagen die in de boeken vermeld staan, vinden ze op het terrein niet terug. Menige archeoloog weet niet in welke mate hij Caesar mag vertrouwen. Een jaar of tien geleden werd zelfs hardop betwijfeld of Caesar inderdaad in het noorden van Gallië, zo’n beetje de regio tussen Parijs en de Nederlandse rivieren, had vertoefd.\

Geen verbrand dorp
Archeoloog Hugo Thoen van de Universiteit Gent wees er in verschillende lezingen en artikelen op dat Caesar allerlei gevechten in de Lage Landen beschreef. Als we hem moeten geloven, had hij in onze gewesten duchtig geknokt, gebrand en geplunderd. Zoiets móet sporen nalaten die archeologen kunnen vinden maar vreemd genoeg, zo signaleerde Thoen, vinden we die niet. Geen restanten van veldslagen, geen massagraf, geen verbrand dorp, geen Romeins winterkamp. In onze gewesten duiken Romeinse vondsten pas op vanaf ongeveer 15 v.Chr., toen keizer Augustus zijn romaniseringsoffensief uitrolde. Hier kunnen archeologen wél bij herhaling sporen van opgraven. Waarom dan niet uit de tijd van Caesar? Volgens Thoen moeten we ons van het verblijf van Caesar, of zijn leger, in onze streken niet veel voorstellen

 

Caesar1
Archeoloog Nico Roymans (VU Amsterdam) geeft een nieuwe uitleg van al eerder gedane vondsten van wapentuig, Germaanse gordelhaken en skeletresten van mannen, vrouwen en kinderen aan de Maas bij Kessel. Hij denkt dat de Romeinen hier een massaslachting hebben gepleegd. Het gat in de vrouwenschedel is door een werpspeer veroorzaakt. Kaar en foto's: VU. De prent toont hoe men zich in de 17de eeuw Germaanse krijgers voorstelde. 

 

Vindplaatsen blootgelegd
Tien jaar geleden stemde menige archeoloog met de bedenkingen van Thoen in, maar sinds kort beginnen de meningen te kantelen. Recent werden enkele vindplaatsen blootgelegd, die wel degelijk uit de Gallische oorlogen dateren. Zo werden in de buurt van Maastricht acht schatten met gouden en zilveren munten uit precies die tijd opgespoord. Kennelijk vond toen zoveel onheil plaats dat rijke lieden het raadzaam achtten hun fortuin aan de aarde toe te vertrouwen. Allicht hoopten ze hun geld later weer op te graven maar kennelijk was hen dat niet gelukt. Waren ze dood? Gevlucht? Als slaaf naar Rome getransporteerd? We kunnen er alleen naar gissen.

Veldslag gevonden
In 2012 kon op een heuveltop bij Thuin, een stadje in Belgisch Henegouwen, met een redelijke zekerheid een veldslag uit de Gallische oorlogen worden aangewezen. Archeologen hadden er ontdekt waar Caesar de stam der Aduatuci had verslagen. En in Duitsland, waar dezelfde twijfel heerste omtrent De Bello Gallico, zijn in 2012 en 2013 vergelijkbare sporen opgespit van Romeinse legerkampen en veldslagen uit de tijd van de Gallische oorlogen.

Zwaarden en skeletresten in Nederland
In Nederland kwam eind vorig jaar een doorbraak. Tijdens het jaarlijkse vertelde archeoloog Nico Roymans van de Vrije Universiteit Amsterdam hij een Nederlands slagveld uit de Gallische oorlog kon aanwijzen. Roymans had nog eens gekeken naar archeologische vondsten die al eerder in het Noord-Brabantse Kessel en het Gelderse Heerewaarden bij de samenvloeiing van Maas en Waal waren opgevist. Tussen 1975 en 1995 waren hier bij baggerwerkzaamheden een hoop zwaarden en speerpunten opgedoken. Tevens lagen er grote aantallen menselijke skeletresten van mannen, vrouwen en kinderen.

Zwaardwonden
Archeologen hebben lang over deze vondsten gedubd. In Kessel stond immers een grote Romeinse tempel uit het eind van de eerste eeuw, zodat de kans bestond dat de vondsten en botten van bedevaartgangers afkomstig waren. Maar dat vermoeden wijst Roymans ten minste gedeeltelijk van de hand. Sommige botten vertoonden sporen van verwondingen die alleen door zwaarden en speren konden worden aangebracht. Bij een heiligdom verwacht je eventueel botten van invalide of zieke mensen, maar niet van gewonden. Bovendien tonen recente C14-dateringen aan dat deze botten uit de periode van de Gallische oorlogen stammen.

Uit Germanië
Roymans heeft tevens het tandglazuur van drie individuen geochemisch op isotopen laten onderzoeken. Op basis van de waarden van strontium bleek dat het niet ging om bewoners van het Nederlandse rivierengebied, maar dat ze uit Germanië kwamen. Gordelhaken die ook bij Kessel werden aangetroffen, kwamen eveneens uit Germanië. Statistisch stellen drie individuen niet bijster veel voor maar vooralsnog sluit de analyse keurig aan bij de vondst van gordelhaken in Kessel: ook die kwamen uit Germanië.

Germaanse nieuwkomers
Volgens Roymans spoort dit wonderwel met De Bello Gallico. De grote hoeveelheid mensenbeenderen en wapens suggereren op een wrede manier dat we ook voor Nederland de boeken van Julius Caesar ernstig mogen nemen. Casear meldde dat zijn offensief aanvankelijk goed was opgeschoten. Reeds in 56 v.Chr. kon hij tot het noorden van Gallië doordringen, maar dan stokte zijn strijd. De Morini en Menapii, stammen in de bosrijke en moerassige kustgebieden van Zeeland en Vlaanderen, lieten zich niet overmeesteren. Voorlopig moest Caesar hen ongemoeid laten en keek hij uit naar een andere oorlogstrofee.

 

7
Replica van een ijzeren ruiterhelm uit het midden vande 1ste eeuw v.Chr. gevonden te Kessel. Dergelijke helmen werden gebruikt door Gallische ruiters die dienden in het leger van Caesar. 

 

Bondgenoten van Rome
Gelukkig voor hem zochten de Usipetes en de Tencteri, twee Germaanse stammen uit het achterland van Xanten, uitgerekend toen een beter leven. Ze trokken naar het noorden van Gallië, plunderden de Maasvallei en vestigden zich in het rivierengebied, ergens bij het huidige Oss. De plaatselijke bevolking, die niet op deze volksverhuizers zat te wachten, riep Caesar ter verantwoording. Als hij dan toch beweerde dat voortaan Rome de touwtjes in handen hield, moest hij ook maar zorgen voor vrede en veiligheid. Die redenering sloot als een bus en kwam Caesar niet eens slecht uit. Zonder aarzelen trok hij met zijn soldaten op pad. Toen de Usipetes en Tencteri dit vernamen, schrokken ze. Een conflict met de Romeinen hoorde niet tot hun plannen, en angstig zonden ze Caesar een stel onderhandelaars. Die stelden een vergelijk voor: als ze mochten blijven, beloofden ze trouwe bondgenoten van Rome te worden.

Inval in het vijandige kamp
Maar alleen zwakkelingen aanvaarden een compromis, Caesar zette zijn tocht naar zijn nieuwe vijanden voort. Die zonden opnieuw onderhandelaars uit, dit keer met succes: een wapenstilstand werd afgesproken. Toen Caesar echter vernam dat slechts achthonderd jonge krijgers het kamp van de Usipetes en Tencteri bewaakten, stuurde hij er vijfduizend ruiters heen. Zo’n open doelkans kon hij niet laten schieten. Volgens Caesar hadden ze het bevel gekregen om de strijd niet te beginnen, maar dat was een leugen. Een simpele schermutseling gaf de Romeinen het excuus om de vredesgesprekken te staken en de onderhandelaars gevangen te nemen. Vervolgens vielen ze het vijandige kamp aan. De verwarring bij de Germanen was compleet. Angst overheerste. Sommigen probeerden zich te verdedigen, anderen verschansten zich achter karren en bagage. Nog anderen, vrouwen en kinderen eerst, sloegen op de vlucht. Ook de mannen namen na een poos de benen.

Opgerolde zwaarden
Dit betekende echter slechts uitstel van executie. Vermoedelijk waar de Maas en de Waal samenvloeien (en zeker niet de Rijn, zoals Caesar per vergissing schreef), konden ze niet verder. Achter hen stonden moordlustige Romeinen, voor hen lag kolkend water. Genadeloos liet Caesar de Usipetes en Tencteri afmaken, iedereen die op zijn pad kwam. Wie het toch overleefde, belandde waarschijnlijk op de slavenmarkt. Na afloop werden de dode lichamen en wapentuig verzameld en in een oude Maasbedding gekieperd. Veel zwaarden werden dubbelgevouwen of opgerold aangetroffen. Dit ligt niet voor de hand: zwaarden waren duur en om ze te kunnen plooien, moest een smid ze eerst verhitten. Zoiets doet niemand zonder een goede reden. Waarschijnlijk waren de wapens ritueel onklaar gemaakt en geofferd.

Tempel op een symbolische plek
Dit alles is dus door Caesar zelf triomfantelijk beschreven in De Bello Gallico, en archeoloog Nico Roymans acht inmiddels bewezen dat de slachtpartij werkelijk heeft plaatsgevonden. Later, rond 100 n.Chr., is op ongeveer dezelfde plek een grote inheems-Romeinse tempel opgetrokken. Of die in verband stond met de slachtpartij en de offergaven, weten we niet. Misschien was de tempel een middel om de strijd en de gesneuvelden te herdenken. Of wellicht wilden de Romeinen, na de Bataafse opstand rond het jaar 70, met een tempel op deze symbolische plek extra benadrukken dat zij de eerste viool speelden. Hopelijk verschaft verder onderzoek ons hierover meer inzicht.

Een massamoord
De onderhandelaars van de Usipetes en Tencteri die Caesar eerder die dag had vastgezet, kregen na de veldslag de vrijheid. Maar ook dat bleek een vergiftigd geschenk: de mannen moesten reizen door de gebieden die ze eerder hadden geplunderd en veroverd. Met ongeduld wachtte de bevolking hen op om zich te wreken. Caesar schreef trots dat door zijn strijd 430 000 Tencteri en Usipetes om het leven kwamen. Waarschijnlijk heeft hij overdreven; zoveel mensen woonden niet eens in zuidelijk Nederland. Nico Roymans houdt het bij 140 000 slachtoffers, maar zelfs in dat geval kunnen we spreken van een massamoord, een genocide.
Tot in Rome leidde dit tot opschudding. De schrijver Cato de Jongere beschuldigde Caesar in de Senaat van woordbreuk, met een massamoord als gevolg, en stelde voor om hem als oorlogsmisdadiger aan de Germanen uit te leveren. Het prestige van Caesar was inmiddels echter zo groot dat hij zich alles kon permitteren. Hij had zijn soldaten flink in de buit laten delen, zodat die hem onvoorwaardelijk steunden. Het volk in Rome had vooral oog voor de buit en de slaven die hij uit Gallië meebracht. Caesar kon tijdens zijn Gallische oorlogen ongebreideld zijn gang gaan. Vondsten als bij Kessel vormen er het tastbare bewijs van.

 

 

 

 

 

 

Delen: