IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA | Aflevering 8: 'Nee, dat ze dood waren geloofde ik niet'

Hoe was het om in de oorlog als kleuter ineens bij wildvreemde mensen te worden afgegeven en je eigen naam te moeten inleveren? Je pleegouders dankbaar te moeten zijn terwijl je vooral woede voelde? Wat moet je als je nog jarenlang niet kunt of wilt geloven wat het Rode Kruis in 1949 meedeelt: dat je eigen vader en moeder echt niet meer terugkomen? Lees het bijzondere verhaal van Merlyn (Lieneke) Frank. 

Eindelijk
Het moet op een ochtend halverwege de maand juni van het jaar 1949 geweest zijn dat tijdens de rekenles in de vierde klas – ik zat net over ingewikkelde sommen gebogen - onverwachts de directeur in de deuropening verscheen en zich over de hoofden van de anderen heen tot mij wendde: ‘Kom je even mee, Lieneke, er wacht iemand op je’ Mijn hart sprong open van blijdschap. Eindelijk!! 

Ik huppelde achter hem aan naar de kamer waar ik wel eens op iemand van maatschappelijk werk had moeten wachten. Nu zat daar… vader; alleen. In zijn grijze pak, zonder vest dit keer. Met sigaar. Hij keek somber. De directeur wilde zich terugtrekken maar werd verzocht ‘erbij te blijven’. 

“Het is komen vast te staan dat…”
Mijn opengesprongen hart sloot zich alweer. Niet in een klap maar heel voorzichtig. Vader had zijn bril opgezet, oogde streng en plechtig. De papieren in zijn hand leken belangrijke informatie te bevatten. Hij wilde beginnen met voorlezen, maar ging eerst nog omzichtig vertellen over de functie van de afzender, het Rode Kruis, en daarna nummers noemen, J127150 en J117336. Ik snapte niet waar hij heen wilde, hij leek het belangrijkste voor zich uit te schuiven. Mijn hete hoofd zat intussen propvol watten, mijn strot was afgeknepen. 

“……….. Het is komen vast te staan dat Abraham Eliazar Frank en Koosje Frank – Witteboon op 13 juli 1943 uit Westerbork zijn vertrokken en op 16 juli in Sobibor (Polen) zijn aangekomen. Omdat ze niet zijn teruggekomen moet aangenomen worden dat ze daar nog dezelfde dag zijn vergast. Getuigen voor deze acte zijn: Chaim Engel en Sara Engel-Weinberg (Zwolle) en Ursula Stern (Utrecht).”                                                                                                                                                  

Misschien waren ze verdwaald 
Dat kon niet waar zijn, dit kon niet kloppen. Er was geen onomstotelijk bewijs, er werd maar van alles verondersteld en aangenomen. Er zat ruimte tussen ‘omdat ze niet waren teruggekeerd’ en de conclusie van de organisatie. Misschien waren ze verdwaald in een groot Pools bos, zaten ze nog ergens bij boeren ondergedoken of waren ze vergeten dat ze twee kinderen in Holland hadden achtergelaten. 

Nee, dat ze dood waren geloofde ik niet, het viel buiten mijn voorstellingsvermogen. En wie waren in 's hemelsnaam die getuigen? Die hadden mijn ouders helemaal niet gekend, dus ook niet kunnen herkennen. Er klopte allemaal niks van. Mijn keel was kurkdroog, ik slikte maar huilde niet. Vader wilde me in de auto mee naar huis nemen, mijn fiets zou later door de conciërge worden gebracht. Maar ik ging liever terug naar de klas, naar mijn rekenschrift vol worteltrekken, machtsverheffen en staartdelingen. In de pauze op het schoolplein trapten we een balletje.

De politie bracht me weer thuis    
Ik sprak met niemand over wat me zojuist verteld was. Toen niet en in de maanden, de jaren daarna evenmin. Trouwens: er was niemand die iets vroeg. Ik schijn onhandelbaar geweest zijn, toen.                                                                                                                                           

Vader, tot voorheen toch altijd wel goed voor enige structuur, thuis en ook daarbuiten, was nu veelvuldig van huis; meestal bij een van zijn vriendinnen. Ik benutte de ontstane ruimte door er af en toe gewoon van door te gaan. Onder het mom van ‘logeren bij een  vriendinnetje’ liep ik zonder enig doel gewoon weg, weg van huis, ergens waar mijn benen me toevallig heenbrachten. 

Als moeder ’s avonds bij zo’n bedacht logeeradres bot ving, was ze in alle staten en belde de politie. Die bracht me dan midden in de nacht weer thuis waar moeder totaal overstuur wachtte. Ik zei boe noch ba en ging meteen door naar boven. Dit moet zich zeker een keer of zes, zeven hebben voorgedaan. 

Ik moest mijn mond houden en dankbaar zijn
Vrijwel iedere woensdagmiddag hielp Theo met rekenen. Voor hem, derde klas HBSb, was het een fluitje van een cent. Dankzij hem ging ik over naar de zesde en kon ik toelatingsexamen voor de HBS doen. Mijn relatie met vader, een driftkikker en salonsocialist met ‘n levensgroot ego, was er intussen niet beter op geworden. Het was een lange, uiterst wankele wapenstilstand waarbij kritische opmerkingen van mijn kant keer op keer gepareerd werden met ‘dat ik mijn mond diende te houden en dankbaar moest zijn’. Met moeder had ik te doen maar ik kon haar niet helpen. Er was helaas niets dat ons bond, we waren vreemden voor elkaar en zouden dat altijd blijven.
 

Hoe werd er in Nederland na de bevrijding omgegaan met joodse mensen die de oorlog hadden overleefd? En in Lienekes geval: joodse kinderen die wees waren geworden? Lees het in aflevering negen van IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA, vanaf zondag 29 december op de website van Geschiedenis Magazine. 

Meer lezen van Merlyn Frank?

Ver weg en heel dichtbij
In 2018 publiceerde Merlyn Frank de roman Ver weg en heel dichtbij. Het gaat over de geschiedenis van een nogal neurotische Joodse vrouw in de nadagen van haar leven. Ze blikt terug op haar bewogen jonge jaren, maar zit ook midden in de verwikkelingen rondom de mysterieuze verdwijning van haar exgenoot, Alfred.

Hierdoor krijgt het verhaal verschillende lagen: de ‘whodunnit’ met betrekking tot Alfred, het contact met haar zoon, de verstoorde band met haar dochter en in grotere context de relatie met vrienden en kennissen, die door haar cynisme en botte gedrag vaak zwaar op de proef werd gesteld. Daarnaast is ze voordurend verwikkeld in broze herinneringen aan lang, lang geleden: aan de oorlog waarin haar familie werd uitgeroeid en die ze zelf ternauwernood overleefde. En dan zijn er ook nog haar overpeinzingen over Jodendom, religie en de staat Israël.

Merlyn Frank, Ver weg en heel dichtbij (Novum Publishers, 2019) € 17,90

Delen: