IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA | Aflevering 6: De oorlog was nu echt voorbij

Hoe was het om in de oorlog als kleuter ineens bij wildvreemde mensen te worden afgegeven en je eigen naam te moeten inleveren? Je pleegouders dankbaar te moeten zijn terwijl je vooral woede voelde? Wat moet je als je nog jarenlang niet kunt of wilt geloven wat het Rode Kruis in 1949 meedeelt: dat je eigen vader en moeder echt niet meer terugkomen?

Geduld hebben
Ik was vijf en de oorlog was nu echt voorbij. Het wachten was alleen nog op papa en mama. En ook op mijn broertje. Ik wachtte, wachtte heel lang, maar een week, een maand, zes maanden later waren ze er nog steeds niet. Niet alleen op het gemeentehuis maar ook bij andere organisaties en particulieren verschenen lijsten, die namen van mensen vermeldden die al of niet waren teruggekomen of nog gezocht werden. Mijn papa en mama stonden daar steeds niet bij, nog altijd niet. Mijn beide opa’s en oma’s ook niet. 

Ik had het er wel eens over met meneer Nowee. Die zei dat ik geduld moest hebben, hoop moest houden en rustig afwachten. Vader nam me soms mee naar die lijsten vol namen en oproepen. Als ie dan niets bekends zag, ging-ie altijd vloeken en daarna liet-ie wel ‘ns een grote boer, iets wat-ie thuis trouwens ook vaak deed. Dan liep hij helemaal blauw aan.

Sobibor
Na een tijdje, het moeten maanden geweest zijn, lazen we op een lijst: ‘Philip en Elisabeth Frank-Koster op 2 maart 1943 in Sobibor, Polen overleden’. Overleden? Dat was heel erg slikken, nog net niet huilen, want begrijpen hoe en waarom dat had kunnen gebeuren kon ik niet. In Amsterdam woonden ze maar twee huizen van ons vandaan en kwamen vaak voorlezen of spelletjes doen. Soms ging dat niet omdat een van beiden ziek was. Ze hadden veel kleine klachtjes, tobden een beetje met hun gezondheid. 

Ze waren toen al tamelijk oud geweest, wel in de zestig. Waren ze onderweg dan erg ziek geworden en was er daar in Sobibor dan geen dokter of ziekenhuis geweest? Mijn papa en mama waren gelukkig jong en sterk, zouden zo’n werkkamp natuurlijk wel overleven. En dan zouden ze me komen ophalen. En natuurlijk ook mijn broertje die intussen wel vier moest zijn maar waarvan ik geen idee had waar hij zich bevond. 

Toen ik het van opa en oma aan meneer Nowee vertelde gaf hij me een knuffel, aaide me over m’n bol en verzuchtte dat ik toch vooral rustig moest blijven, afwachten en niet zenuwachtig worden. Maar ja dat zei hij wel vaker, hij had makkelijk praten. 

Vader had het me nog zo verboden 
Ik mocht nooit alleen naar die lijsten gaan kijken maar heb dat stiekem toch een paar keer gedaan. Die dingen hingen in onze buurt niet echt heel dichtbij, wel in de straat waar een vriendinnetje woonde. Als ik bij haar was, viel aan het afgesproken tijdstip van thuiskomst niet te tornen maar ik bleef bij dat vriendinnetje simpelweg een half uurtje korter. Mijn weg terug naar huis liep dan via de lijsten. Ik ploos ze uit en spelde de namen. Twee keer voor niks, zag ik niets bekends. Maar een derde keer op een late namiddag, het was al bijna donker, viel mijn oog ineens op: ‘Isaac en Merlina Witteboon-Vorst op 28 mei 1943 in Sobibor door gasverstikking om het leven gekomen’. 

Sobibor, gasverstikking, dood? Naar die oma was ik nota bene vernoemd! Ze woonden veel verder weg dan die andere opa en oma. Mijn herinneringen aan hen waren daarom minder scherp, maar dat opa grapjes maakte en een beetje kon goochelen wist ik nog goed. Dood, dood? Was het wel echt waar, hoe kon dat nou?        
 
Het motregende toen ik thuis kwam. Vader was woedend omdat ik in mijn eentje naar die lijsten was gegaan. Hij had het me nog zo verboden!

Na de tweede klas moest Lieneke naar een nieuwe school, midden in de stad. Wat bleek: een familielid was verantwoordelijk voor deze overplaatsing.. Lees het in aflevering zeven van IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA, vanaf zondag 15 december op de website van Geschiedenis Magazine.

Meer lezen van Merlyn Frank?

Ver weg en heel dichtbij
In 2018 publiceerde Merlyn Frank de roman Ver weg en heel dichtbij. Het gaat over de geschiedenis van een nogal neurotische Joodse vrouw in de nadagen van haar leven. Ze blikt terug op haar bewogen jonge jaren, maar zit ook midden in de verwikkelingen rondom de mysterieuze verdwijning van haar exgenoot, Alfred.

Hierdoor krijgt het verhaal verschillende lagen: de ‘whodunnit’ met betrekking tot Alfred, het contact met haar zoon, de verstoorde band met haar dochter en in grotere context de relatie met vrienden en kennissen, die door haar cynisme en botte gedrag vaak zwaar op de proef werd gesteld. Daarnaast is ze voordurend verwikkeld in broze herinneringen aan lang, lang geleden: aan de oorlog waarin haar familie werd uitgeroeid en die ze zelf ternauwernood overleefde. En dan zijn er ook nog haar overpeinzingen over Jodendom, religie en de staat Israël.

Merlyn Frank, Ver weg en heel dichtbij (Novum Publishers, 2019) € 17,90

Delen: