Hoe keizer Nero ontspoorde

De reputatie van keizer Nero is van oudsher beroerd. Meteen al door de antieke geschiedschrijvers werd hij vervloekt. Nero was immers verantwoordelijk voor vele moorden en gedwongen zelfmoorden onder hun standgenoten. Bij christenen staat hij te boek als de keizer die met de vervolgingen begon. Maar hij was hoogst populair bij het volk, na zijn dood stonden maar liefst drie valse Nero's op. Hoe kon het zo uit de hand lopen? Een hoofdrol in dit drama is weggelegd voor zijn moeder.

Keizer Nero was nog geen zeventien jaar oud toen hij in het jaar 54 opeens heerser werd van een miljoenenrijk. Deze promotie was het werk van zijn moeder Agrippina. Zij deed er alles aan om de zoon uit haar eerste huwelijk in het zadel te hijsen en ze had er de macht voor. Die had ze doordat de populariteit van haar vader op haar afstraalde, de veldheer Germanicus die na de grote nederlaag tegen de Germanen in het jaar 9 weer orde bracht aan de noordgrens van het rijk; ze was bovendien langs allerlei lijnen lid van het keizerhuis. Zo was haar oom de zittende keizer Claudius. Ze verleidde hem tot een huwelijk nadat hij zich had ontdaan van zijn vrouw Messalina, die te ver was gegaan in haar notoire ontrouw en openlijk een soort bruiloft met een senator op touw had gezet terwijl Claudius van huis was.

Moeder regelt alles
Agrippina onderscheidde zich demonstratief van haar overspelige voorgangster. Ze deed zich voor als zedig en serieus en ze haalde Seneca van zijn ballingsoord Corsica naar Rome. De officiële reden van zijn verbanning was dat Seneca het nichtje van Claudius verleid had; Messalina had zijn terugkeer jarenlang verhinderd. Bij de Romeinse bevolking had hij echter aanzien gehouden, zodat Agrippina met zijn terugroeping de breuk met de vorige vorstin onderstreepte. Ze maakte Seneca tot tutor van Nero. 

Claudius liet zich zo door zijn nieuwe vrouw inpalmen dat hij Nero, tien jaar ouder dan zijn eigen zoon Britannicus, adopteerde en liet trouwen met zijn dertienjarige dochter Octavia. Nero was zestien. Daarmee kon Claudius wat Agrippina betreft verdwijnen; in oktober 54 liet zij hem vergiftigen. 

Co-regentschap?
Agrippina presenteerde haar zoon spoorslags aan de praetoriaanse garde om hem als vorst te laten erkennen. Zonder de toestemming van deze machtige keizerlijke lijfwacht werd sinds Tiberius niemand keizer. De senaat kon niet anders dan de uitroeping goedkeuren. De gestorven Claudius werd meteen goddelijk verklaard en zo kreeg ook Nero de nodige waardigheid toegekend; op de munten heette hij nu ‘Claudius Nero, Zoon van de goddelijke Claudius’. Die munten lieten tevens zien dat Agrippina de bron van Nero’s macht was: haar portret stond – heel uniek – tegenover dat van haar zoon, alsof er sprake was van een co-regentschap.

Munt met portretten van Agrippina en Nero. L’abbé L. Verguet, ca. 1854. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Nero worstelt zich los
Agrippina had zich waarschijnlijk nog meer voorgesteld van haar positie als keizerin-moeder. Maar hoe jong en onervaren ook, Nero liet zich steeds minder bemoederen. Hij had diverse minnaressen, heel begrijpelijk voor een jonge Romein en zeker voor een vorst die een louter dynastiek huwelijk had gesloten. Het verontrustte Agrippina wel toen hij werkelijk verknocht raakte aan Acte, een voormalige slavin. Eerst gaf ze hevig af op de vrouw die ze als rivale beschouwde. Toen bleek dat ze daarmee het liefdesvuur bij dwarse puber Nero alleen maar aanwakkerde, probeerde ze het met zachtheid. De relatie ging uit, maar 'ze bleven vrienden'.  

Het zal de ‘glibberige leeftijd’ wel zijn
Nero, hiertoe aangezet door vrienden, verzette zich tegen de huichelachtige trucs van zijn moeder. Agrippina voelde zich verraden en dreigde zelfs Nero van de troon te laten stoten en zijn stiefbroer Britannicus als keizer met hulp van de troepen naar voren te schuiven. Mede om van dit potentiële gevaar af te zijn liet Nero de dertienjarige Britannicus vergiftigen.

De dood van Britannicus door Pieter Tanjé naar ontwerp van Louis Fabritius Dubourg, 1743. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

De buitenwereld reageerde niet op deze zoveelste hofintrige. De elite keek wel misprijzend naar Nero’s onwaardige gedrag, maar vertrouwde erop dat de adolescent zijn wilde haren zou kwijtraken. Hij was immers nog in wat de Romeinen de lubrica aetas, de glibberige leeftijd noemden. 

Debuutjaren waren voorspoedig
Voor het volk lag het anders. Nero's debuutjaren waren een voorspoedige tijd. Hij liet een mild gezicht zien – er waren weinig doodvonnissen bijvoorbeeld – en bood volop spektakel bij het uitleven van zijn hobby’s zoals wagenrennen. De literatuur bloeide. Seneca schreef tragedies, satirische stukken en filosofische verhandelingen. Uit Nero's tijd stamt de Satyrica van Petronius, een levendig verslag van een fictieve tocht van drie mannen door het rijk. 

Ruiterportret van keizer Nero. Prent door Laurens Eillarts naar ontwerp van Antonio Tempesta, ca. 1616 – 1620. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Nero zelf deed ook aan toneel, dichten en muziek. Als zanger trad hij op zeker moment ook op in het openbaar. De historici spreken er schande van. Niet alleen omdat het van middelmatig niveau was, maar omdat een keizer zoiets niet deed. Nero liet zich niet tegenhouden. Hij maakte in 66-67 zelfs een tournee door de Griekse provincie van het Rijk, waar hij tot zijn verrassing overal de eerste prijs behaalde. Waarschijnlijk lag de lauwerkrans al klaar voor de keizer, ongeacht zijn prestatie. 

Invloed van Seneca
Tijdens het gouden 'quinquennium', de eerste vijf jaar van Nero's regering, had zijn leraar Seneca nog vrij veel invloed. Hij adviseerde de jonge keizer samen met Burrus, die al onder Claudius voor het hof werkte en door Agrippina als gardeprefect was aangesteld om Nero's uitroeping tot keizer veilig te stellen. Burrus en Seneca pakten hem met grote omzichtigheid aan; de jongen moest niet het gevoel krijgen hun marionet te zijn. Zo protesteerde Seneca niet tegen de broedermoord op Britannicus. Nee, hij prees Nero in Over mildheid als het toonbeeld van clementie. De keizer had immers gezegd, toen Burrus hem ter ondertekening twee doodvonnissen van rovers voorlegde: ‘Ik wou dat ik nooit schrijven had geleerd.’

De houding van Seneca is moeilijk te verklaren, want er bestaat groot verschil tussen zijn filosofische werk en zijn betrokkenheid bij hofaffaires en de dagelijkse politiek. Vermoedelijk hebben Burrus en hij eerst geprobeerd om achter de schermen het rijk in goede banen te leiden, maar ze hebben zich volgens Cassius Dio na verloop van tijd uit arren moede beperkt tot pogingen de opgroeiende Nero te matigen, omdat de jonge keizer zich steeds minder van hen aantrok. Er vormde zich een eigen kring om hem heen die hem influisterde dat hij zich door die twee oude knarren evenmin moest laten ringeloren als door zijn moeder. 

Poppaea Sabina 
Agrippina, Seneca en Burrus streden sinds de troonsbestijging om de invloed op Nero; Agrippina was al meer en meer in een isolement geraakt maar de verhouding tussen moeder en zoon raakte echt volledig verstoord door de femme fatale die in het jaar 58 verscheen, Poppaea Sabina, een intrigante uit de hogere kringen en volgens tijdgenoten de mooiste vrouw die er rondliep.

Buste van femme fatale Poppaea Sabina. Prent door Lambertus Suavius, ca. 1520 – 1567. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Poppaea werd Nero’s minnares. Ze stookte Nero nog verder op tegen zijn moeder. Het argument: Agrippina zou nooit toestaan dat Nero scheidde van Octavia en trouwde met Poppaea. Schertsend maakte Poppaea hem uit voor poppetje dat zich door anderen de wet liet voorschrijven. 

Incest
Tegen deze nieuwe rivale zette Agrippina haar vrouwelijke charmes in en heeft volgens de klassieke auteurs zelfs gepoogd haar zoon te verleiden. Het is onzeker of dit waar was. Agrippina is in haar jeugd van incest met haar broer Caligula verdacht en van overspelig gedrag, maar een historicus moet niet te veel psychologiseren. Zeker is wel dat dit taboe was en dat beschuldigingen van incest altijd goed waren om iemand politiek te breken. Seneca liet moeder en zoon dan ook waarschuwen dat het leger een incestueuze keizer niet zou accepteren. Elke schijn moest dus vermeden worden. 

Agrippina moet weg
Seneca’s waarschuwing dat zijn positie gevaar liep lijkt voor Nero het laatste zetje geweest te zijn om het plan uit te voeren dat hij al enige tijd koesterde: zich ontdoen van zijn moeder. Hij nam eerst letterlijk afstand van haar. Agrippina moest naar een van haar buitenverblijven verdwijnen. In maart 59 volgde een ingrijpender verwijdering. 

Nero nodigde zijn moeder uit om samen naar een festival in Baiae te gaan. Opgetogen over de kennelijke verzoening ging Agrippina naar Nero’s villa aan de Golf van Napels om met hem te dineren. Ze voerden vertrouwelijke gesprekken over persoonlijke en staatkundige zaken. Het maal liep daardoor zo lang uit dat het al laat in de avond was voor ze kon weggaan. Nero nam innig afscheid van haar. Volgens Cassius Dio ‘zoende hij haar ogen en handen, en riep uit: "Moeder het allerbeste met u. Want in u leef ik en door u heers ik." 

Geen grafmonument
Aan boord, onder een sterrenrijke hemel, sprak Agrippina opgetogen met een dienares over de herstelde relatie, toen opeens het dak boven hen instortte. (De commandant van de vlootbasis Misenum aan de Golf van Napels had dit ideetje voor Nero uitgedacht.) De met lood verzwaarde balk die de keizerin-moeder moest verpletteren, bleef echter op de zijboorden van het bed hangen. Ze begreep dat het een aanslag was, zwom weg en werd opgepikt door vissersboten. 

De moord op Agrippina. Prent door Charles Ange Boily naar een tekening van Benjamin Samuel Bolomey, ca. 1753 – 1813. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Midden in de nacht hoorde Nero dat zijn moeder nog leefde. In zijn paniek liet hij Burrus en Seneca, die van niets wisten, uit hun bed halen. In het crisisberaad stelde Seneca voor het werk door een moordcommando te laten afmaken. Dat ging meteen op weg naar Agrippina’s villa. Toen de zeesoldaten haar slaapkamer binnendrongen, ontblootte ze volgens de overlevering het onderlijf en zei: ‘Steek hier, want deze buik bracht Nero voort.’ Haar zoon heeft nooit een grafmonument voor haar opgericht.

Ongeremde tiran
Met de moord op Agrippina begon de reeks uitspattingen en wandaden die Nero berucht hebben gemaakt en die hem de verdiende reputatie van een onbeheerste tiran hebben bezorgd. Zijn oude adviseurs verdwenen nu geheel van het toneel; Burrus overleed in 62 en daarna trok Seneca zich terug als raadsman. Voorbeelden van Nero's ontsporing zijn er genoeg. Zo is er het verhaal over de dood van Poppaea, met wie hij in 62 trouwde. Toen ze zwanger was schopte Nero haar in een vlaag van woede een keer zo hard in de buik dat ze stierf. 

Maar misschien speelt Nero's reputatie hem hier parten. Hoe dan ook kreeg Poppaea in tegenstelling tot zijn moeder een staatsbegrafenis en werd mateloos beweend, net als eerder hun jong gestorven eerste kind. Na Poppaea’s dood trouwde hij nog een keer en liet ook een vrijgelaten slaaf castreren en 'trouwde' met hem. Met een andere man trad Nero als bruid in het huwelijk.

Christenen
Vooral berucht is Nero door zijn wreedheden tegen aanhangers van het christendom, de nieuwe religie die uit Judea was komen overwaaien. Hij liet hen vechten tegen dieren in de arena en naar verluidt heeft hij christenen als fakkels in zijn tuin verbrand. De wreedheden begonnen omdat de Romeinse bevolking een zondebok zocht voor de grote stadsbrand van Rome in 64. De keizer had toen de artistieke mogelijkheid van de ramp benut: op het dak van het paleis had hij een lied over de ondergang van Troje gezongen tegen de achtergrond van de brandende stad. 

Afbeelding (voor toverlantaarn) van twee brandende gebouwen in klassieke bouwstijl, onderdeel van een serie platen die samen een diafanorama vormt van een brandende Romeinse stad en een toekijkende heerser, waarschijnlijk keizer Nero en de grote brand van Rome. Maker anoniem, ca. 1750 – 1830. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Algauw ging het (waarschijnlijk valse) gerucht dat Nero de brand had aangestoken. Men verdacht hem ervan dat hijzelf voor een passend decor voor zijn zang had gezorgd en zo ruimte maakte voor zijn Gouden Huis, een complex van parken en paviljoens dat een groot deel van de stad besloeg. Nero schoof de schuld voor de brand af op de christenen en begon hen te vervolgen. Tacitus beschrijft Nero's besluit in zijn Annalen; het is de eerste keer dat christenen in een niet-christelijke bron worden genoemd.

Een Romeins heerser, waarschijnlijk keizer Nero. Onderdeel van een serie platen die samen een diafanorama vormt van een brandende Romeinse stad en een toekijkende heerser, waarschijnlijk keizer Nero en de grote brand van Rome. Maker anoniem, ca. 1750 – 1830. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Broeder, moeder en nu ook zijn opvoeder
Nero groef zijn graf door zich ook tegenover de elite grillig en wreed te gedragen. Hij liet senatoren vervolgen wegens majesteitsschennis, echte of vermeende samenzweringen en gaf in ongenade gevallen senatoren het bevel tot zelfdoding. Wie weigerde riep niet alleen onwaardige liquidatie door soldaten over zich af, maar ook confiscatie van het familievermogen. In 65 kreeg ook Seneca het consigne zich te doden, onder het mom van een moordcomplot. Het was te verwachten, zei Seneca in zijn zorgvuldig geregisseerde afscheid: ‘Er bleef na het ombrengen van moeder en broeder niets anders over dan dat hij er ook de moord op zijn opvoeder en leermeester aan toevoegde.’

Nero maakt het te bont
Drie jaar later ging Nero te ver toen hij generaal Corbulo dwong tot zelfmoord omdat deze zo populair was dat hij hem van de troon zou kunnen stoten, en bovendien verdacht omdat zijn schoonzoon betrokken was geweest bij een complot. De legercommandanten Galba, Otho en Vitellius beseften nu dat ook zij gevaar liepen en rebelleerden in verschillende delen van het rijk. Toen de opstandige militairen Rome naderden, vatte de senaat moed en verklaarde de keizer tot staatsvijand. Nero vluchtte en van alle kanten in het nauw gebracht liet hij zich op 9 juni 68 door een oud-slaaf doden. Zijn laatste woorden: ‘Wat voor een kunstenaar gaat met mij verloren.’ 

Nero’s ontaarding is goed te verklaren, maar dat is geen verontschuldiging. Hij is het tragische voorbeeld van een vorst die, te jong aan de macht gekomen en van jongs af aan omringd door jaknikkers, volkomen ontspoord is. Een al te gelukkige jeugd is echter een verzachtende omstandigheid, geen doorslaggevend excuus. 

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine, jaargang 51 (2016), nummer 3.

Verder lezen
Olivier Hekster, Romeinse keizers. De macht van het imago, Bert Bakker, 2009.
 

Delen: