Een wereldschlager: het pioniersverhaal achter ‘Daar bij die molen’ en zijn schrijver

Iedereen kan het meeneuriën: ‘Daar bij die molen’. In 1935 gelanceerd als liefdesliedje, riep het al snel tot ver over de grenzen Holland op. Allerlei bekende artiesten namen het op in hun repertoire. De auteur van deze klassieker was een duizendpoot in de wereld van het amusement.

‘Ik word Humorist’
‘Ik ben op 22 maart 1872 te Utrecht geboren. Door mijn ouders voorbestemd om Bouwkundig opzichter te worden, doch mijn voorliefde voor de Kleinkunst was oorzaak dat ik mijn studie opgaf en Humorist werd.’ Dit zijn de woorden van Jan van Laar, de man die ‘Daar bij die molen’ schreef. Hij was de oudste in een groot Nederlands-hervormd gezin. Vader was timmerman, moeder huisvrouw. Na een paar jaar ambachtsschool ging Jan aan het werk in boomtown Rotterdam. Hier sloeg de vonk voor het artiestenvak over.
 

Onbekende fotograaf, Drie kinderen en een koe bij molen De Bloem aan de Haarlemmerweg (1912). Bron: Rijksmuseum (RP-F-2000-141)
Onbekende fotograaf, Drie kinderen en een koe bij molen De Bloem aan de Haarlemmerweg (1912). Bron: Rijksmuseum (RP-F-2000-141)

 

Podiumervaring deed hij op in Utrecht, in De Nijverheid, sociëteit van de Vereeniging ter Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid. In 1889 vierde de Vereeniging haar zilveren jubileum met zang, dans en komische voordrachten. Als (oud-)leerling van de ambachtsschool kan Van Laar toen zijn debuut gemaakt hebben.

Pioniers in de kleinkunst
In datzelfde jaar opende in Parijs de Moulin Rouge zijn deuren. De uitstraling was vanaf het begin internationaal. Hier werd het artistiek hoogstaande cabaret geboren dat later ‘kleinkunst’ werd genoemd. De Nederlander Eduard Jacobs werkte er in de beginjaren als pianist-begeleider. Terug in eigen land werd hij de grondlegger van het genre dat Louis Davids en Jean Louis Pisuisse zou voortbrengen. Moulin Rouge had een magische klank. Misschien dacht Van Laar aan die molen toen hij later, bij zijn gouden jubileum, opmerkte dat hij altijd al een voorliefde voor molens had gehad. Getooid met de zwierige naam Jean van Laar Jr. vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in 1892 zijn eerste engagement kreeg in variététheater Flora.
 

Jan van Laar in de jaren 40. Bron: Archief Van Laar
Jan van Laar in de jaren 40. Bron: Archief Van Laar

 

De geboorte van Duo Van Laar
De liefde bracht Jan terug naar Utrecht. In 1896 trouwde hij met Betsy van Schalkwijk. Zij kende het vak: haar vader en broer zaten in het variété. Als Duo Van Laar braken Jan en Betsy door tijdens de Utrechtse zomerkermis van 1897. De Nijverheid werd hun vaste stek. Werkliedenverenigingen uit het hele land kwamen er op zondagmiddag vergaderen. ’s Avonds trad het Duo op en legde Jan contacten voor nieuwe boekingen.

Amerikaans zakeninstinct
Ondertussen zette de Amerikaanse muziekindustrie internationaal de standaard van zakendoen in de opkomende branche. Songwriters verkochten hun nummers per stuk aan muziekuitgevers. Pluggers zochten er geschikte artiesten bij om er hits van te maken. De eerste Amerikaanse million seller was het sentimentele walslied ‘After The Ball’ van Charles K. Harris uit 1892, het jaar dat Van Laar beroeps werd. Harris werd er slapend rijk van omdat hij het juist niet aan derden had verkocht, maar zelf had uitgegeven.

Van Laar werkte in een veel kleinere markt, maar zijn zakeninstinct was hetzelfde: eigen materiaal zoveel mogelijk zelf exploiteren. De stof voor zijn teksten haalde hij uit de actualiteit en de liefde, met een knipoog en nooit ordinair. Vies van cliché en stoplap was hij niet. Populaire melodieën recyclede hij in hun geheel of hij sleutelde er net zo lang aan tot er iets nieuws uit rolde dat toch bekend voorkwam. Voor een Amsterdams artiestenbureau leidde hij een specialiteitentroupe (losse acts) waarmee hij tourde langs variététheaters, kermissen, jaarmarkten en carnavalsfeesten.
 

Onbekende fotograaf, Concertzaal van het Gebouw Tivoli (ca. 1915). Bron: Het Utrechts Archief (76956)
Onbekende fotograaf, Concertzaal van het Gebouw Tivoli (ca. 1915). Bron: Het Utrechts Archief (76956)

 

Van Laar: een trendsetter
In 1902 vierde Van Laar in het Utrechtse Tivoli zijn 10-jarig jubileum. Daarin was hij een trendsetter: het artiestenjubileum werd een moment van media-aandacht en gratis extra promotie. En hij opende een winkel waar hij naast schrijfwaren en feestartikelen zijn eigen teksten en liedjes verkocht. Op bestelling schreef hij voor anderen. In het circuit van bruiloften en partijen was zijn naam een begrip. Toen operette een rage werd, doopte hij zijn Amsterdamse troupe om tot Operette Gezelschap. In 1907 doekte hij de winkel op en vertrok hij met Betsy naar Amsterdam waar zoveel meer kansen lagen. Hier begon de samenwerking met Betsy’s schoonzus, de soubrette (komische actrice/zangeres) Dina Boelen.

Bureau Muziek Auteurs
Met zijn achtergrond en netwerk was Van Laar in 1911 de aangewezen medeoprichter van de eerste landelijke belangenvereniging van variétéartiesten. Inzet was de verbetering van de arbeidsomstandigheden en bescherming van de werkgelegenheid. De willekeur van commerciële bazen was notoir, de concurrentie moordend. De verandering ging langzaam. De nieuwe Auteurswet van 1912 gold ook voor liedschrijvers, in alle genres. Daarentegen was het in 1913 opgerichte BUMA (Bureau Muziek Auteurs) er alleen voor componisten van zogeheten serieuze muziek. Tot 1937 zouden songwriters geen eigen belangenvereniging hebben.

‘Kees laat je scheren’
Van Laar ging het voor de wind. In 1913 won zijn Duo een landelijk concours en had hij zijn eerste grote indirecte succes met ‘Kees laat je scheren’. De tekst was van hemzelf. De melodie had hij geleend uit een operette van Franz Léhar. Hij zong het op de Veendamse kermis en het publiek haakte er onmiddellijk op in. De Haagse droogkomiek Johan Buziau was erbij en liet het op de terugweg in de trein door alle reizigers meezingen. Die namen het weer mee naar huis en zo ging het balletje rollen. Albert Bol, de Zingende Timmerman uit Groningen, zette het op de plaat en werd er bekend mee. Het leverde Van Laar veel werk op als tekstschrijver voor Bol. Zelf miste hij als uitvoerend artiest de aansluiting met de platenwereld.
 

Het Duo Van Laar. Bron: Archief Van Laar
Het Duo Van Laar. Bron: Archief Van Laar

 

Het eigene van Nederland
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de vraag naar vermaak enorm. De trend in het uitgaansleven was dansen op Amerikaanse muziek. Het nieuwe buzzwoord was jazz. Het kritische cabaret, het literaire levenslied (idee van Louis Jacobs, gemunt door Pisuisse) en de avondvullende themarevue gaven de toon aan. Van Laar, inmiddels veertiger, hield het bij het oude vertrouwde. Hij leidde zijn Hollandsche Kluchtspelers en schreef lichtnostalgische liedjes over het eigene en mooie van Nederland.

De introductie van de molens
Met ‘De molen aan de vliet’ (muziek: Emile Martron) had Van Laar in 1922 zijn eerste succesvolle molenlied dankzij het populaire Duo Kila (Marie en Willem Kila uit Rotterdam) dat het op de plaat had gezet. Op de tekstregel ‘Daar bij die mooie molen’ zou hij later teruggrijpen. De molenhit viel samen met het voorzichtige begin van de maatschappelijke discussie over het behoud van de molens in Nederland. Niet toevallig, want Van Laar was gewend het nieuws in de gaten te houden als stof voor zijn teksten. In 1923 kwam uit die eerste golf van bezorgdheid de Vereeniging De Hollandsche Molen voort.
 

De bladmuziek uit 1935 van ‘Het plekje bij de molen’, dat als ‘Daar bij die molen’ een hit werd. Bladmuziek ‘Het plekje bij de molen’, oftewel ‘Daar bij die molen’. Bron: Collectie auteur
De bladmuziek uit 1935 van ‘Het plekje bij de molen’, dat als ‘Daar bij die molen’ een hit werd. Bladmuziek ‘Het plekje bij de molen’, oftewel ‘Daar bij die molen’. Bron: Collectie auteur

 

Een nieuw Duo/Trio Van Laar
In hetzelfde jaar scheidde Jan van Betsy en trouwde hij met Dina Boelen, bij wie hij al een zoon van elf had. Met zijn nieuwe gezin verhuisde hij naar het ontluikende radiodorp Hilversum. Dina nam Betsy’s plaats in het Duo Van Laar in. Toen zoon Jan 15 jaar was, schakelden zijn ouders hem in als accordeonist in het Trio Van Laar.

Clowntjesdag
De crisis van 1929 sloeg hard toe in de artiestenwereld. Het gezin Van Laar ging terug naar Amsterdam. Jan was er in 1931 betrokken bij de eerste Clowntjesdag, een groot opgezette collecte voor het Steunfonds van de Nederlandsche Artisten Organisatie. Tot en met 1938 was er elk jaar een Clowntjesdag.

De molen gaat internationaal
Met ‘Het plekje bij den molen’ scoorde Van Laar (tekst en muziek) de grootste hit van zijn carrière. Onder die titel nam Willy Derby, een van de populairste zangers van Hollands repertoire, het in juni 1935 op met het orkest van Otto Dobrindt in de Berlijnse studio van platenmaatschappij Odeon/Parlophon. Als ‘Daar bij die molen’ werd het bekend. Het refrein lijkt verdacht veel op ‘Das gibt’s nur einmal’, de schlager uit de succesvolle Duitse muziekfilm Der Kongreß tanzt die maandenlang in Nederland had gedraaid. Als vanouds haakte Van Laar in op een melodie die al populair was.
 

Bladmuziek ‘The Windmill Song’. Bron: Archief Van Laar
‘Daar bij die Molen’ werd als ‘The Windmill Song’ ook internationaal een hit. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York gebruikte Heineken House het als herkenningsmelodie. Leo Fuld, een Joodse Rotterdammer die vlak voor de Duitse inval in 1940 naar de Verenigde Staten was uitgeweken, vertaalde het en zette het in 1947 op de plaat in Amerika. Bladmuziek ‘The Windmill Song’. Bron: Archief Van Laar

 

Een ‘wereldschlager’
Muziekuitgeverij Poeltuyn gaf het repertoire van Willy Derby uit als bladmuziek. Zo ook ‘Daar bij die molen’. Als zakenman had Van Laar achteraf spijt van deze deal, want het had zijn ‘After The Ball’ kunnen worden. Maar zonder een professionele uitgever met een internationaal netwerk was het geen ‘wereldschlager’ geworden, zoals Van Laar het noemde. En daar was hij als songwriter vanzelfsprekend trots op.

Het doorslaande succes van ‘Daar bij die molen’ was voor Van Laar aanleiding om in 1937 samen met vakvrienden een branchevereniging op te richten van Woord- en Toonkunstenaars Lichte Muziek (WTL). In 1939 werd de WTL opgenomen in BUMA en bestaat tot de dag van vandaag, onder de naam Popauteurs.nl.

Van BBC tot Rieu
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest ook de WTL zich onderwerpen aan de gedwongen uitsluiting van Joodse leden. Van Laar bleef aan als bestuurslid en bleef schrijven voor anderen, maar zijn podiumwerk viel zo goed als stil. Ondertussen hield de BBC in de op Bezet Nederland gerichte uitzendingen de moed erin met Van Laars lied. Na de Bevrijding werd in volle omvang duidelijk wat de gevolgen waren van de verdelging van het Jodendom voor de Nederlandse artiestenwereld, waarin het Joodse aandeel altijd onevenredig groot was geweest.
 

Onbekende fotograaf, Hotel Krasnapolsky gezien vanuit de Berusstraat (ca. 1953). Bron: Stadsarchief Amsterdam
Onbekende fotograaf, Hotel Krasnapolsky gezien vanuit de Berusstraat (ca. 1953). Bron: Stadsarchief Amsterdam

 

In 1947 werd Van Laar als jubilerend vakman in het zonnetje gezet door het entertainmentblad Applaus en live in Krasnapolsky. Op 24 mei 1949 bezocht hij als afgevaardigde van de WTL de bestuursvergadering van BUMA. Op de terugweg zakte hij in elkaar door een hartaanval.

Het overlijden van de auteur van ‘Daar bij die molen’ was nieuws. Hoewel het grote publiek zijn naam niet kende, wist toch iedereen over wie het ging. Zijn succesnummer was nog volop in de running. In datzelfde jaar namen The Andrews Sisters het op als ‘The Windmill’s Turning’. Later namen Willy Alberti, Max van Praag, André van Duin, André Rieu en tal van andere uitvoerende artiesten het op hun repertoire. Op 1 januari 2020 vervalt het auteursrecht en is ‘Daar bij die molen’ officieel een traditional.

Verder lezen?
Het boek Daar bij die molen. Een vergeten artiest en een perfecte soundbite van Lutgard Mutsaers is in januari 2021 verschenen bij uitgeverij Boekscout. Voor dit artikel dankt zij de Erven Van Laar, Rinus Blijleven en Jacques Klöters.


Dit artikel verscheen eerder als ‘Een wereldschlager’ in Geschiedenis Magazine 2015-4.

Delen: