Een verhaal uit de Spaanse Burgeroorlog
Het verloop van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) is bekend. Cor Faber belicht het Spaanse conflict echter vanuit een verrassende hoek: aan de hand van het dagboek van zijn grootvader vertelt hij een verhaal over gevangenschap en wapensmokkel. Hoe een gewone Rotterdammer verzeild raakte in de Spaanse Burgeroorlog.
Het verloop van de Spaanse Burgeroorlog
Nadat een groep rechtse generaals in juli 1936 een slechts gedeeltelijk geslaagde militaire staatsgreep pleegde tegen de Tweede Spaanse Republiek, raakte het land bijna drie jaar lang verwikkeld door een bloedige burgeroorlog tussen republikeinen enerzijds en conservatieve nationalisten anderzijds. Aan beide zijden werden tienduizenden burgers vermoord. De oorlog eindigde met de omverwerping van de democratische regering en de vestiging van de fascistische dictatuur van Franco in 1939.
Internationale betrokkenheid
Al vrij snel na het uitbreken van de opstand had zo’n 80% van het leger zich achter Franco geschaard. De republikeinen hadden daardoor een nijpend en aanhoudend gebrek aan wapens. Veel landen besloten echter geen van de strijdende partijen te helpen en dit zelfs strafbaar te stellen: het non-interventiepact. Dit pact werd onder meer ondertekend door Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, België, Duitsland, Italië en Rusland.
Het pact weerhield verschillende landen er echter niet van partij te kiezen: zo schaarden Duitsland en Italië zich aan de kant van Franco en kozen Frankrijk en Rusland voor de republiek. Duitsland stuurde zelfs drie dagen na het uitbreken van de opstand al vliegtuigen die de troepen van Franco vanuit Marokko naar het Spaanse vasteland brachten. En de militaire steun zou, ondanks het pact, alleen maar toenemen.
Een Nederlandse wapenhandelaar
Evenmin weerhield het non-interventiepact particulieren ervan om wapens te leveren aan de strijdende partijen. De Nederlandse zakenman Daniël Wolf, die in de jaren dertig rijk was geworden als hofleverancier van spoorbielzen aan de NS, voorzag dat met wapenhandel tijdens de Spaanse Burgeroorlog goed geld kon worden verdiend. Hij kreeg het voor elkaar om vaste leverancier van de republiek Spanje te worden en leverde wapens vanuit het Oost-Europa, onder meer vanuit Rusland, Tsjecho-Slowakije, Estland, Letland en Polen.
Opa smokkelt wapens
Zo kwam het dat op zekere dag, begin 1937, weer een lading gereed stond op de kade in het Poolse Gdynia. Die moest alleen nog naar Spanje gebracht worden. Dat gebeurde met het schip de Andra. Aan boord voer de matroos Cors Louwerens uit Rotterdam, de opa van de auteur. Later sprak hij daar eigenlijk nooit over en de familie wist er dus weinig van. Totdat zijn dochter in 2012 een dagboek van hem vond waarin hij bijgehouden had hoe hij, als matroos met het schip de Andra wapens hielp smokkelen van Polen naar Spanje. Wapens bestemd voor de republiek Spanje die vocht tegen de opstandelingen geleidt door generaal Franco.
1937: het was crisis, Cors had al twee jaar niet meer gevaren. Toen de heer Van Duyn, voorzitter van de Centrale Bond van Transportarbeiders, in februari van dat jaar vertelde dat hij een reis had, ging Cors graag mee. Bij terugkomst in Rotterdam zou een bonus betaald worden van fl 250, een heel bedrag voor die tijd.
Gdynia, Polen
Samen met twintig andere bemanningsleden ging de reis eerst per trein naar het Duitse Kiel waar de Andra klaarlag voor vertrek naar het Poolse Gdynia. De stad, die niet ver van Gdansk ligt, was in die tijd een belangrijke vertrekhaven voor wapens uit Oost-Europa naar Spanje. De lading bestond onder andere uit munitie, maar ook 32 tanks uit de Eerste Wereldoorlog, merk en type Renault FT17.
Toen de Andra wilde uitvaren bleek een groepje van zes man afgesproken te hebben de beloofde bonus op te eisen, anders zouden ze niet uitvaren. Dit groepje werd met behulp van de Nederlandse consul teruggestuurd naar Nederland, maar het verhaal zou nog een staartje krijgen… Kapitein Groot wist in het zeemanshuis nieuwe bemanningsleden te werven. De werkelijke reden van het personeelstekort gaf hij daarbij niet: uit het dagboek van de beheerder van het zeemanshuis blijkt dat Groot vertelde dat er een aantal mensen ziek waren geworden. De Andra vertrok de volgende ochtend.
Helsingborg, Denemarken
Nog voor Denemarken bereikt werd, wreekte zich de slechte staat van onderhoud van de Andra. Er ging van alles kapot: de ketels waren te snel opgestookt en nu lekte er aan elle kanten stoom. Met veel moeite kon kapitein Groot de autoriteiten in Helsingborg overhalen het schip binnen te laten voor reparaties. Na een week in de haven kon de Andra weer vertrekken.
Duinkerken, Frankrijk
Voor de kust van Nederland begonnen de problemen opnieuw. De Andra mocht een Nederlandse haven binnenlopen, waarschijnlijk Vlissingen, maar zou daar wel aan de ketting worden gelegd, de lading zou in beslag worden genomen en de bemanning worden gearresteerd. Dan toch maar verder varen. Met veel moeite bereikte de Andra uiteindelijk de haven van Duinkerken voor reparaties.
In Dunkerken besloten twee Polen terug naar huis te gaan en de volgende dag kwamen twee nieuwe Nederlandse bemanningsleden aan boord. Zij vertelden dat het groepje wat in Polen naar huis was gestuurd, de bonus alsnog gekregen zouden hebben. Waar of niet, de bemanning besloot nu collectief kapitein Groot onder druk te zetten. Deze beloofde contact op te nemen met het Nederlandsch Bevrachtingskantoor in Rotterdam en de bemanning op de hoogte te houden.
Toen de bemanning zich weer bij de kapitein meldde, was Groot echter vertrokken. Zijn plek was onverwacht ingenomen door kapitein Drachter, die voor elk bemanningslid een brief schreef waarin hij zich persoonlijk verantwoordelijk stelde voor de bonus. De bemanning nam hier genoegen mee en het schip voer toch uit.
Ook de kok was in Duinkerken vervangen. De vorige bleek nagenoeg de hele voedselvoorraad te hebben verkocht om een zakcentje te verdienen. De bemanning moest het verder doen met andijvie, aardappelen en eieren.
Gijon, Spanje
De bedoeling was om de lading te lossen in de stad Gijon, een stad die nog in handen was van de republiek. Toen de Andra die haven echter ‘s avonds laat naderde, zag de bemanning allerlei lichtjes op zee: de schepen van Franco lagen op de loer. Het werd te gevaarlijk en kapitein Drachter besloot uit te wijken naar de plaats Santander, oostelijk van Gijon. Er verstreken een paar spannende uren: elk moment kon er een schot klinken, met alle gevolgen van dien.
Santander, Spanje
Vroeg in de ochtend kon de Andra zonder problemen de haven van Santander invaren. Er waren geen schepen van Franco te bekennen. De lading werd gelost en de bemanningsleden werden onthaald als helden. Ze deelden sigaretten en voedsel uit onder de bevolking en kregen een rondleiding door de stad aangeboden om de puinhopen te zien. Rustig bleef het niet: tijdens hun verblijf in Santander bombardeerden Duitse vliegtuigen van het Condorlegioen, met de kentekens van de Spaanse nationalisten, de stad.
Gevangenis San Sebastian, Spanje
Op 5 april voer de Andra weer uit, op naar Bilbao om ijzererts voor Engeland te laden en vluchtelingen uit die stad mee te nemen. Ter hoogte van Castro Urdiales werd de Andra echter beschoten. Twee bemanningsleden kwamen om en de rest werd gevangen genomen en naar de gevangenis in San Sebastian (Donostia is de Baskische naam) gebracht. De omstandigheden waren erbarmelijk. Drie dagen zaten ze zonder eten en ook de hygiëne was zeer gebrekkig. Kapitein Drachter deed zijn best het moreel hoog te houden en slaagde daar goed in. Bijna dagelijkse was er de dreiging van executie. De week voor aankomst, zo werd verteld, was nog een complete Russische bemanning tegen de muur gezet.
Gevangenis Tolosa, Spanje
Na een maand kregen de bemanningsleden even hoop: zouden ze vrijgelaten worden? Een van hen had het woord Toulouse opgevangen. Dat ligt in Frankrijk, dus ze zouden naar huis gaan! Het bleek verkeerd verstaan: het ging om Tolosa, zo’n 50 kilometer zuidelijk van San Sebastian. Ook hier verbleven ze een maand, de omstandigheden verschilden weinig.
Terug naar huis
Uiteindelijk kwam het toch zo ver: door diplomatieke druk lukte het de bemanning vrij te krijgen. Ze werden over de internationale brug in Irun gezet naar Frankrijk. Eenmaal aan de andere kant moesten ze zelf maar zien hoe ze thuis kwamen. Met het laatste geld kochten ze treinkaartjes naar Bordeaux waar de Nederlandse consul ze verder zou helpen. Deze had echter geen tijd – hij was op een feestje - en men moest zich maar zien te redden. In een Engelse pub werden ze welwillend aan geld geholpen, de terugreis kon beginnen.
Thuiskomst in Rotterdam
Op 5 juni kwam de bemanning aan op station Delftse Poort in Rotterdam. Zonder kapitein Drachter, hij moest nog een maand in Spanje blijven. Waarom precies? Dat heeft de kapitein nooit verteld.
Delen: