‘Dr. Livingstone, I presume?’ Een uitspraak die we altijd verkeerd hebben geïnterpreteerd

Typisch Brits, denken we, die ontmoeting tussen David Livingstone (60) en Henry Morton Stanley (27): of ze elkaar nu in Londen tegenkomen of in het dorp Ujiji aan de oostkust van het Tanganjikameer, ze blijven beleefd en tonen geen emoties. ‘Doctor Livingstone, neem ik aan?’ Hoe onderkoeld kan het worden. Vroeg de situatie niet eerder om een vreugdekreet? Of hebben we het gewoon niet goed begrepen? En weten we überhaupt wel zo zeker dat Stanley het echt gezegd heeft?

Een lange zoektocht
Journalist Stanley was immers al maanden geleden vertrokken vanuit de – nu – Tanzaniaanse havenstad Bagamoyo met de opdracht om de arts-zendeling-ontdekkingsreiziger Livingstone te traceren. Westerlingen hadden een paar jaar geen contact meer met hem kunnen leggen. Het gerucht deed de ronde dat hij vermoord was.
 

Hét moment: ‘Dr. Livingstone, I presume?’ H. Hall, Henry Morton Stanley meeting David Livingstone at Ujiji (1872). Bron: Wellcome Collection (PD)
Hét moment: ‘Dr. Livingstone, I presume?’ H. Hall, Henry Morton Stanley meeting David Livingstone at Ujiji (1872). Bron: Wellcome Collection (PD)

 

In werkelijkheid leidde Livingstone, hoewel hij vaak ten prooi was aan koortsaanvallen en andere fysieke ongemakken, een druk leven: met financiële hulp van de Britse Royal Geographical Society en een Britse filantropische industrieel zocht hij naar de bronnen van de Nijl én rapporteerde hij over de slavenhandel die nog altijd woekerde in het gebied waar hij rondtrok, in een brede cirkel rondom het Tanganjikameer. Islamitische handelaren roofden of kochten mensen tot in Congo en Mozambique, vaak hele families, die ze met geweld dwongen te lopen naar de oostkust. Hier gingen ze scheep naar de internationale slavenmarkt van het eiland Zanzibar.

Uitgeput en ontzet
In juni 1871 was Livingstone in het stroomgebied van de Lualaba, waarvan hij hoopte dat het de Nijl was, maar vreesde dat het deel uitmaakte van de Congo-rivier (dit laatste bleek later correct). Onderweg was hij in Nyangwe getuige van een massaslachting onder bezoekers van een markt. Waarom dit precies gebeurde, is nooit opgehelderd, maar hij zag hoe slavenhandelaren zo’n drie- tot vierhonderd bewoners vermoordden. Hij stuurde een beschrijving van de brute aanval naar Londen en deze circuleerde er in brede kring. Zijn ooggetuigenverslag was munitie voor Britse abolitionisten die lobbyden voor een Brits antislavernijverdrag met Zanzibar dat in 1873 inderdaad werd gesloten.
 

Thomas Annan, David Livingstone (1864). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Thomas Annan, David Livingstone (1864). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Livingstone had al veel wreedheden meegemaakt maar het voorval in Nyangwe vond hij moeilijk te verwerken. Hij onderbrak de expeditie en keerde uitgeput terug naar zijn uitvalsbasis Ujiji. Wrang genoeg was deze overtuigde abolitionist voor de veiligheid afhankelijk van de goodwill van de hier rondtrekkende slavenhandelaren, die ook zijn brieven en voorraden vervoerden en veel medische kennis bezaten waarvan hij voor zijn tropische kwalen graag gebruikmaakte. Hij moest zich evenwel ook hun roverij laten welgevallen. Toen hij in Ujiji terugkeerde, waren zijn kasten geplunderd. Papier en inkt had hij niet meer, voor zijn dagboek gebruikte hij oude kranten en inkt van een lokale textielverfstof. Hij kreeg weer last met zijn gezondheid. In de fragmentarische notities valt ergens in het najaar te lezen dat hij een gerucht had opgevangen dat er een Engelsman in de buurt was. Enkele dagen later kwam een metgezel naar hem toegesneld. Buiten adem riep hij: ‘An Englishman – I see him.’

Exclusief interview
Het was geen ‘Englishman’ die naderde maar een tot Amerikaan genaturaliseerde Welshman. Stanley was geboren in 1841 in Denbigh als John Rowlands. Zijn ouders waren niet getrouwd en zijn moeder liet hem als baby in de steek. John woonde in bij familie en moest later zijn kost verdienen in een werkhuis. Op zijn vijftiende maakte hij als scheepsjongen van Liverpool de oversteek naar New Orleans. Hier nam hij een nieuwe naam aan: als Henry Morton Stanley vocht hij in de Amerikaanse Burgeroorlog (eerst bij de Zuidelijken, later bij de Unie) en voer nog even voordat hij de journalistiek in ging. Als verslaggever reisde hij door het Wilde Westen en Turkije. In 1867 werd hij aangenomen bij de The New York Herald om met het Britse leger mee op te trekken tegen de keizer van Ethiopië.
 

Onbekende fotograaf, Portrait of Henry Morton Stanley (1872). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Onbekende fotograaf, Portrait of Henry Morton Stanley (1872). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

In 1870 stuurde de Herald hem opnieuw naar Afrika. Zijn missie: een exclusief interview met Livingstone. Hij rustte een zwaarbewapende expeditie uit, nam spullen voor Livingstone mee en om de kans op een primeur te vergroten hield hij zijn route geheim. Het werd een helse tocht die bijna een jaar duurde. De koorts kreeg hem te pakken. Onderweg leed hij fikse honger en mengde hij zich noodgedwongen in lokale oorlogen. Zijn dragers muitten.

Onderkoeld of opgetogen?
Je zou dus denken dat Stanley opgetogen was toen hij van een handelskaravaan hoorde dat er een paar dagreizen verderop een witte man leefde. Stanley wás ook blij. Hij trok een schoon tropenpak aan, poetste zijn laarzen en kalkte zijn helm extra wit. Toen zijn tolk zei: ‘I see the Doctor, Sir’, voelde Stanley de haast onbedwingbare behoefte een radslag te maken, met een mes een haal in een boomstam te geven of in zijn hand te bijten, zo schreef hij in How I Found Livingstone (1872). Maar dat durfde hij allemaal niet: hij wilde als witte man het goede voorbeeld geven, want uitgelaten heisa zou slecht passen bij deze plechtige ontmoeting.

Toen Livingstone eindelijk in zijn blikveld verscheen – afgemat, witte baard, inheems verschoten hoofddeksel op, gehuld in een rood jasje en een grijze tweedpantalon die betere dagen had gekend – wilde Stanley eigenlijk naar hem toe hollen en hem op zijn minst omhelzen… Maar, schreef hij achteraf, ook dat durfde hij tussen al die mensen niet. Hoe zou Livingstone reageren? In de verhalen van voormalige expeditiegenoten en de Britse consul in Zanzibar was hij immers een nukkig heerschap, een opvliegende excentriekeling die geen bemoeienis van buitenstaanders wenste.
 

Stanley en dragers, op zoek naar Livingstone. Onbekende maker, The finding of Dr. Livingstone (1872). Bron: Wellcome Collection (PD)
Stanley en dragers, op zoek naar Livingstone. Onbekende maker, The finding of Dr. Livingstone (1872). Bron: Wellcome Collection (PD)

 

Historici denken dat er nog een andere reden was voor Stanleys bevangenheid. Andere Britten hadden hem vanwege zijn afkomst als buitenechtelijk geboren eenvoudige Welshman vaak met de nek aangekeken. Hoewel hij tegenover Afrikanen een superieure houding aannam en zich hardvochtig kon gedragen, lukte het hem in de westerse samenleving nooit echt om zich zelfverzekerd te voelen. Vandaar dat hij Livingstone zo bloedeloos begroette. Zijn klassieke tekst was niet onderkoeld, maar timide.

Maar heeft hij het wel gezegd?
Niet alleen moeten we die uitspraak dus anders interpreteren dan we meestal doen, ook werden we er door lezers op gewezen dat het zelfs mogelijk is dat Stanley het helemaal niet heeft gezegd. De pagina waarop het zou moeten staan, is namelijk uit zijn dagboek gescheurd. Dat kan door souvenirjagers zijn gebeurd, maar ook door hemzelf. Wist hij wellicht al dat de uitspraak zo beroemd zou worden? En wilde hij niet op onwaarheden betrapt worden? Zeker weten doen we het niet, maar het is zeker mogelijk. Lees bijvoorbeeld Ben de Ponti, Livingstone op de voet gevolgd. Dwars door het hart van Malawi (Uitgeverij Elmar, 2019).
 

‘Stanley in de kleding die hij droeg toen hij Livingstone ontmoette in Afrika.’ London Stereoscopic & Photographic Company, Carte-de-visite of Henry M. Stanley (1872). Bron: Wikimedia Commons (NKCR)
‘Stanley in de kleding die hij droeg toen hij Livingstone ontmoette in Afrika.’ London Stereoscopic & Photographic Company, Carte-de-visite of Henry M. Stanley (1872). Bron: Wikimedia Commons (NKCR)

 

Stanleys eigen (nietsontziende) ontdekkingsreizen
Nadat hij enige maanden met Livingstone had opgetrokken publiceerde Stanley in Engeland zijn boek How I Found Livingstone. Hij ontving een medaille maar kreeg ook verwijten een Amerikaanse ‘humbug’ te zijn, dan wel een laag-bij-de-gronds type dat de boel fleste. Na Livingstones dood besloot hij om dan maar zelf de bronnen van de Nijl te vinden. Hij bewees dat er slechts op één plaats water uit het Victoriameer stroomt (de Witte Nijl) en hij voer via de Lualaba en de Congo naar de Afrikaanse westkust. Stanleys verslag, dat een immens aantal doden onderweg vastlegde, bevestigde het beeld uit eerdere (en latere) boeken van de grondige maar nietsontziende ontdekkingsreiziger die letterlijk over lijken ging: die van lokale bewoners en zwarte en witte expeditiegenoten.

De bewijzen voor zijn wrede of racistische willekeur zijn echter niet eenduidig en er zijn ook gunstige uitspraken over hem bekend. Het is mogelijk dat Stanley in zijn boeken overdreef omdat hij sterk en doortastend wilde overkomen. Dit was een misrekening: er meldden zich vooralsnog geen Britse geldschieters. Hij ging met de Belgische koning Leopold II in zee. Stanley ontsloot het gebied rond de Congo voor verdere ontginging en legde zo de basis voor de beruchte Kongo Vrijstaat. Hij ondernam nog één laatste expeditie naar oostelijk Afrika en hielp de Britse koloniale macht er steviger te grondvesten. Daarna vestigde hij zich in Londen, liet zich weer naturaliseren tot Brit, won voor Lambeth North een parlementszetel en werd in 1899 geridderd vanwege zijn verdiensten voor het Britse Rijk in Afrika. In 1904 overleed hij.

 

Dit artikel verscheen eerder als ‘Stanley vindt Livingstone in Afrika. “Dr. Livingstone, I presume?”’ in Geschiedenis Magazine 2021-7.

Ben je nog geen abonnee van Geschiedenis Magazine? Word 't dan nu!
 

Delen: