Wie waren de moordenaars van de gebroeders De Witt?

Net als raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis, vreesde staatsman Hiëronymus van Beverningk in de zomer van 1672 voor zijn leven. Wilden de aanhangers van prins Willem III hem ook vermoorden? En dat terwijl hij juist een vertrouweling van de prins was… In het oktobernummer van Geschiedenis Magazine lees je hoe dat allemaal zo was gekomen. Van Beverningk zou de woelige zomer van 1672 overleven. De gebroeders De Witt werden, zoals bekend, op gruwelijke wijze gelyncht. Vroeger gaf men daar het Haagse gepeupel de schuld van. Tegenwoordig wordt echter gewezen naar burgers die deel uit maakten van de schutterij. Lees hier wie het nou precies hebben gedaan.

De brute moord op Johan en Cornelis de Witt op 20 augustus 1672 kan zonder aarzeling een van de zwartste bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis worden genoemd. Nota bene op een steenworp afstand van het regeringscentrum werden de gebroeders De Witt na in de Gevangenpoort een dag door een woedende menigte te zijn belegerd naar buiten gesleept en op een beestachtige manier gelyncht. De lichamen werden omgekeerd aan de galg gehangen, vingers en tenen afgesneden en geslachtsdelen afgebeten. Zelfs was er sprake van kannibalisme. Toen de lijken in de avond opengespalkt hingen, zijn de harten eruit gesneden en daarna jarenlang aan geïnteresseerden getoond. Na de begrafenis dreigde een groep mensen de kisten op te graven en werden de bij de graven gehangen familiewapens aan stukken geslagen. 

Ooggetuigenverslagen
Wie namen er nu precies deel aan de moord? Vroeger noemde men vaak het Haagse gepeupel (‘het grauw’), de laatste decennia zijn meestal burgers die deel uitmaakten van de schutterij verantwoordelijk gesteld. Hun namen zijn bepaald niet algemeen bekend. Zo kan iedereen met een zekere belangstelling voor geschiedenis Balthasar Gerards als moordenaar van Willem van Oranje noemen, maar praktisch niemand een van de moordenaars van de gebroeders De Witt. Er bestaan lijsten met een precieze opgave van hun namen, inclusief details over wat zij elk precies hebben verricht. Toch heeft niemand ooit echt moeite gedaan hun achtergrond te achterhalen.

 

De gebroeders De Witt worden uit de Gevangenenpoort gevoerd. Detail uit het schilderij van Pieter Frits dat verschillende stadia van de moordpartij verbeeldt (Haags Historisch Museum).

 

Omdat er een ooggetuigenverslag van de zilversmid Hendrick Verhoeff bewaard is gebleven, krijgt hij doorgaans de hoofdrol onder de moordenaars toebedeeld. Maar hij blijkt slechts een medeplichtige te zijn geweest, die geen groot aandeel had in de moord zelf. Hij sleepte Johan de Witt naar buiten, keek op afstand toe hoe deze werd vermoord en sneed in de avond de harten uit de lijken. 

Onderzoek in de notariële archieven in het Haags Gemeentearchief leverde wel degelijk veel meer gegevens op. Daarnaast zijn acht uitgebreide ooggetuigenverslagen van de moord in manuscript teruggevonden; enkele daarvan zijn ook gedrukt. Het meest betrouwbaar zijn de verslagen van klerken en een huisknecht van Johan de Witt, die op 20 augustus ook nog geruime tijd in de Gevangenpoort aanwezig zijn geweest. Zij zijn samengevoegd met gegevens van een gematigde schutter die niet op een moord uit was en gedrukt in een boekje waarvan de samenstelling kan worden toegeschreven aan de erven van predikant-dichter-historicus Gerard Brandt.

Samenzwering
Een aparte plaats neemt het verslag in van procureur Adriaen Copmoijer. Uit de Haagse notariële archieven komt hij naar voren als een onkreukbaar jurist met een goede klantenkring. Hij bespreekt ook de dagen vóór de moord en schetst een samenzwering tegen de gebroeders De Witt door vlootvoogd Cornelis Tromp en de Oranjebastaarden Willem Adriaen, heer van Odijck en Frederik van Nassau, heer van Zuylestein. Ook stadhouder Willem III verkeerde in hun gezelschap. Copmoijer zag hem op 17 augustus 1672 in Den Haag incognito het huis van Odijck binnengaan, hoewel de prins toen volgens alle geschiedschrijvers in het legerkamp in Alphen was. 

Voor zover het verhaal van Copmoijer Nederlandse historici bekend was, hebben zij er veelal weinig waarde aan gehecht omdat het onverifieerbaar zou zijn. Wel wordt allang vermoed dat de prins betrokken was bij de samenzwering. Het feit dat hij twee belangrijke medeplichtigen aan de moord nadien een jaargeld betaalde, wijst hierop. Hij heeft niet ingegrepen om de moord te voorkomen. Hij had troepen kunnen sturen naar het onrustige Den Haag. Tot tweemaal toe bereikte hem op 20 augustus een verzoek daartoe van de Staten van Holland. Maar hij deed niets. Wat zijn rol was, blijft ook na het recente onderzoek schimmig, omdat gegevens ontbreken. Willem en zijn politieke rechterhand Gaspar Fagel waren gewend om controversiële stukken aan de open haard prijs te geven. 

 

Johan de Witt door Caspar Netscher (Haags Historisch Museum).

 

Toch blijkt Copmoijers verslag op een aantal punten te worden ondersteund door archiefstukken. Zo bewaart het Koninklijk Huisarchief een geheel eigenhandig geschreven brief van Willem uit Den Haag, gedateerd 18 augustus 1672, aan veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau in het legerkamp in Muiden. Hij vraagt de legeraanvoerder daarin zo snel mogelijk naar Alphen te komen omdat hij hem zeer belangrijke zaken heeft mede te delen. Aan het front gebeurde op dat moment niets. 

Op 20 augustus zag Copmoijer Odijck, Zuylestein en Tromp vroeg in de morgen bijeenkomen in de herberg van Beuckelaer naast de Gevangenpoort. In de namiddag zouden zij hier enkele radicale schutters ontvangen, op een glas wijn trakteren en aanmoedigen de aanval op de deur van de Gevangenpoort in te zetten. Copmoijer schreef zijn verslag ‘ex professo’ (ambtshalve) en hield kantoor recht tegenover de ingang van de Gevangenpoort. 

Eén familie in de hoofdrol
Uit de diverse beschrijvingen blijkt onomstotelijk dat één familie een hoofdrol speelde bij de moord op Johan de Witt. Luitenant-ter-zee Maerten van Valen schoot hem met een pistool van achteren door het hoofd. Een zwager van deze zeeofficier, schutter en herbergier Pieter Verhagen, gaf de gevallen raadpensionaris daarna een zware slag met de kolf van zijn musket. Een slager die vlees leverde aan de herberg van Verhagen, Christoffel de Haen, maakte het karwei af met diverse messteken. Maerten van Valen en Christoffel de Haen behoorden niet tot de schutterij, waaruit blijkt dat niet alleen schutters bij de moord betrokken waren, zoals de laatste decennia is gedacht. Verder speelde schutter en chirurgijn Adriaen van Valen, een broer van Maerten, een hoofdrol. Hij had, samen met zilversmid Verhoeff die de moord zag gebeuren maar de daders niet kende, de leiding bij het binnendringen in de Gevangenpoort. 

 

Johan de Witt wordt doodgeschoten en Cornelis uitgekleed. Detail uit het schilderij van Pieter Frits dat verschillende stadia van de moordpartij verbeeldt (Haags Historisch Museum).

 

Het leven van Maerten van Valen, de belangrijkste van de drie moordenaars van Johan de Witt, valt goed te reconstrueren. Hij werd omstreeks 1635 in Den Haag geboren als zoon van een tabaksverkoper. Hij werd schoenmaker aan het Spui in die stad en trouwde in 1652 met Ursula Verhagen, een zuster van herbergier Pieter Verhagen, met wie Van Valen in 1672 de moord pleegde. Het echtpaar woonde in armere buurten bij het centrum. 

Omstreeks 1663 koos Van Valen voor een meer avontuurlijk beroep. Hij werd commandeur van een regiment soldaten op het oorlogsschip Middelhove. Aan het einde van de jaren zestig voer hij als luitenant-ter-zee in dienst van de Amsterdamse admiraliteit aan boord van het schip Wapen van Leiden dat onder bevel stond van kapitein Engel de Ruyter, de zoon van Michiel de Ruyter. In de scheepsjournalen van Engel de Ruyter komt Van Valen, die de tweede man in rang aan boord was, meer dan eens voor. Zo is er sprake van een ontmoeting in 1668 in Engeland tussen De Ruyter, Van Valen en Johan Kievit, een zwager van Cornelis Tromp. Kievit was een vooraanstaande oranjegezinde regent die vanwege staatsondermijnende activiteiten in 1666 in de Republiek bij verstek ter dood was veroordeeld. Hij was gevlucht naar Engeland en de Staten-Generaal hadden daarop alle contact met hem verboden. Engel de Ruyter was ook goed bevriend met Cornelis Tromp zelf. Kievit speelde net als Tromp als complotteur een belangrijke rol op de achtergrond bij de moord op de gebroeders De Witt. 

Omdat het scheepsjournaal van Engel de Ruyter uit 1672 al dan niet toevallig ontbreekt, weten we niet zeker hoe het kwam dat Maerten van Valen ten tijde van de moord aan land was. Dat hij gedeserteerd was, zoals veel andere zeelieden, is onwaarschijnlijk, want hij bleef de volgende jaren op goede voet staan met Engel de Ruyter en klom op tot kapitein. Aannemelijker is dat hij dat jaar verlof heeft gevraagd in verband met de gezondheidstoestand van zijn vrouw, die al lange tijd alcoholiste was en niet meer in staat was om in zijn afwezigheid voor de kinderen te zorgen.

 

Cornelis de Witt door Jan de Baen, ca. 1669 (Dordrechts Museum).

 

Dwarsbomen
Hoe brachten de moordenaars van Johan de Witt het er in later jaren van af? Het lijkt erop dat Willem III zich na verloop van tijd moeite heeft getroost om de betrokkenen bij de moord te dwarsbomen. Over zijn motieven is niets opgetekend. Maerten van Valen bijvoorbeeld ervoer een plotselinge breuk in zijn carrière door toedoen van de prins. Hij bleef eerst in dienst van de Amsterdamse admiraliteit en voer op diverse expedities uit naar de Middellandse Zee. In 1685 zou hij volgens een plan van de admiraliteit met acht andere kapiteins in de Middellandse Zee koopvaarders te begeleiden. Willem kreeg (als admiraal-generaal) dit plan als hamerstuk voorgelegd, maar sprak plotseling zijn veto uit tegen één kapitein: ‘tot nader occasie [gelegenheid] soude stilstaen den Capiteijn Van Valen’. De admiraliteit ging akkoord. Van Valen overleed in het midden van de jaren negentig zonder ooit nog emplooi bij de oorlogsvloot te hebben gekregen. 

Op vergelijkbare wijze ontdeed Willem iii zich in de loop van de jaren tachtig van andere betrokkenen bij de moord. Ook Cornelis Tromp en Johan Kievit bijvoorbeeld verloren hun werk. Anderen waren toen al overleden, zoals Van Valens zwager, de opvliegende herbergier Verhagen, die achteraf berouw zou hebben getoond voor zijn aandeel in de moord.

 

De lichamen van de gebroeders De Witt. Omstanders snijden hun vingers, tenen en tong af. Detail uit het schilderij van Pieter Frits dat verschillende stadia van de moordpartij verbeeldt (Haags Historisch Museum).

 

Jongens van Jan de Witt
Cornelis de Witt, die door ziekte en ten gevolge van marteling in de gevangenis nauwelijks meer kon lopen, werd nog voor zijn broer vermoord nadat hij was gestruikeld en door diverse schutters was besprongen. De belangrijkste daders waren een slager, een wijnhandelaar en een chirurgijn. Uit de archieven blijkt dat de moordenaars en hun medeplichtigen bijna allemaal gegoede Haagse middenstanders waren. Sommigen bekleedden zelfs hoge functies in het gildebestuur van hun beroepsgroep. Zij bleven allen achteraf ongestraft en kregen opvallend vaak aantrekkelijke baantjes. Zoals een van de moordenaars van Johan de Witt, slager De Haen: hij werd na de moord door een van de klanten van zijn slagerij, Johan Maurits van Nassau, tot solliciteur-militair benoemd: een particulier geldschieter die soldij aan compagniescommandanten van het Staatse leger voorschoot in ruil voor een goed maandelijks traktement. Dit was een baan waar De Haen geen opleiding voor had genoten en geen ervaring voor bezat. Het kan dus niet anders dan als een beloning voor zijn optreden worden gezien. 

De moordenaars gedroegen zich doorgaans in hun verdere leven alsof zij zich er niet voor schaamden aan de lynchpartij te hebben deelgenomen. Meer dan eens noemden zij zichzelf ‘eerlijke lieden’. Het gaat daarom zeker niet te ver hen naar analogie van de uitdrukking ‘jongens van Jan de Witt’ te betitelen als ‘moordenaars van Jan de Witt’.
 

Delen: