De wilde jonge jaren van Willem van Oranje
Willem van Oranje is de vader des vaderlands. In lijn hiermee staat de traditionele lezing van zijn karakter: hij was edelmoedig, ernstig en voornaam. Toch is dit niet de hele Willem. In zijn jeugd was hij heel wat frivoler. Hij was al jong schatrijk en gaf veel geld uit. Hij at en dronk bourgondisch en liet zich gelden in de hoogste kringen van de Nederlandse society.
Willem was niet van jongs af aan gewend aan luxe. Zijn vaders bijnaam mocht dan Willem de Rijke zijn, de graaf van Nassau-Dillenburg had niet bijzonder veel geld. De jonge graaf Willem werd geboren op 24 april 1533 op het voorvaderlijk slot Dillenburg in de huidige deelstaat Hessen. Hij groeide er in relatieve eenvoud op met zijn (half)broertjes en (half)zusjes en andere jonge edelen uit de omgeving. Zijn moeder, Juliana van Stolberg, was geen wuft type maar stond bekend als vroom-luthers.
Erfenis
Het familiekapitaal zat ergens anders: bij de oom van Willem, Hendrik III van Nassau-Breda. Deze had namelijk de bijzonder lucratieve Nederlandse landgoederen van de Nassau-dynastie geërfd, met name in Brabant. Hij had bovendien een rijke vrouw getrouwd, Claudia van Chalon. Haar broer Philibert stond aan het hoofd van het Zuid-Franse Orange. In 1530 stierf hij kinderloos en ging het prinsdom Oranje naar de zoon van Hendrik en Claudia, René. Na Hendriks dood in 1538 erfde hij ook zijn vaders Nederlandse goederen. Toen was René van Chalon dus een rijke prins van Oranje.
René was legeraanvoerder en moest in 1544 naar het slagveld. In een voor de zekerheid opgesteld testament wees hij zijn elfjarige neefje Willem uit Dillenburg aan als erfgenaam. Dit bleek geen overbodige luxe: René sneuvelde kort erop.
Katholieke vorming
Willem werd zo op elfjarige leeftijd prins van Oranje en grootgrondbezitter. Hij was nu een van de rijkste edelen van het Habsburgse rijk en was door de prinselijke titel ook een soeverein vorst. Hij was nog een jongen maar stond nu een treetje boven de hoogste adel van de Lage Landen en werd een van de belangrijkste edelen van de machtige vorst Karel V, die naast Heilig Rooms Keizer ook koning van Spanje en landsheer van de Nederlanden was.
Karel gaf zijn goedkeuring aan de erfenis maar onder één voorwaarde: Willem, tot dan toe luthers opgevoed, moest onder toezicht van het hof een katholieke vorming krijgen. Daarom verhuisde Willem in de zomer van 1544 naar het mooie kasteel van de Nassaus in Breda.
Stadspaleis in Brussel
Zou het een schok geweest zijn toen hij, gewend aan de Dillenburgse eenvoud, kort erop kennismaakte met het weelderige hofleven in Brussel? Bronnen die het antwoord kunnen geven ontbreken, maar men kan het zich indenken. Het grote Paleis op de Koudenberg, dat in 1731 afbrandde, was een belangrijk politiek centrum van de Habsburgers. Hier logeerde Karel als hij de Lage Landen bezocht, en hier zetelde Karels zuster Maria van Hongarije die als regentes voor hem de Lage Landen bestuurde.
Het hof was beroemd om zijn pracht en praal. Edelen uit alle windstreken kwamen erop af. Om hun nabijheid bij de vorst te onderstrepen hadden de belangrijkste edelen zelf ook stadspaleizen in Brussel. De stad bloeide door hun aanwezigheid, want allerlei ambachtslieden, kunstenaars en winkeliers kregen opdrachten.
De paleisbewoners bestelden de mooiste wandtapijten, meubels en schilderijen en organiseerden grootse feesten. Zo had Hendrik III van Nassau rond 1530 een reeks wandtapijten laten vervaardigen door de Brusselse tapissier Willem der Moyen naar ontwerpen van Bernard van Orley. Deze wandtapijten verbeeldden de afstamming van het huis van Nassau en voerden die onder andere terug op de Adolf van Nassau (1250-1298) die door de Duitse hoge adel en geestelijken tot hun koning was gekozen. Willem kon natuurlijk niet achterblijven en voerde ook een grote staat in zijn Brusselse stadspaleis, pal naast het grote hof van Karel V, en in het familiekasteel in Breda.
Feestjes
De prins pendelde zolang hij in opleiding was tussen Breda en Brussel. Onder toezicht van Maria van Hongarije volgde de jonge prins het kerncurriculum van een hoveling. Hij bekwaamde zich in paardrijden, dansen en sporten als schermen en tennis. Verder studeerde hij Latijn en moderne talen en leerde hij zijn omvangrijke bezit te beheren. Tot hij zestien werd, maakte het hof van Willem in Breda en Brussel deel uit van het huishouden van Maria van Hongarije en was het relatief bescheiden. Maar in 1549 werd Willems hof zelfstandig en het groeide vlug uit tot het meest weelderige adellijke huishouden van de Nederlanden.
De prins had zich ontwikkeld tot een knappe en steenrijke grand seigneur die naar de beste feestjes ging, bourgondisch at en dronk, en behoorde tot de crème de la crème van de Nederlandse society. Sport en spel waren een centraal onderdeel van zijn hofleven van Willem. Zo deed hij op 8 februari 1551 mee aan een toernooi in Augsburg, waar toen de Rijksdag werd gehouden waarop de vertegenwoordigers van de vorstendommen en vrije steden bijeenkwamen. Hier won de prins een individuele prijs vanwege zijn hoffelijkheid in het gevecht. Vervolgens feestten de edelen tot diep in de nacht.
Astronomisch inkomen
Ook deed Willem een verstandige huwelijkskeuze. Hij trouwde in 1551 met Anna van Egmont, gravin van Buren, een van de meest begeerde vrijgezelle dames in de Nederlanden. Het was zover we weten een gelukkig en ook in materieel opzicht goed huwelijk. Anna bezat veel land in Holland en Gelre en genoot daaruit een hoog inkomen. Nadat Anna was gestorven, schatte een belangrijke staatsman in dienst van de Habsburgers, Antoine Perrenot de Granvelle, Willems inkomen op het voor die tijd astronomische (en waarschijnlijk wat optimistische) bedrag van 200 000 gulden.
Veel eten en drinken
Ondanks grote rijkdom stak Willem zich diep in de schulden om zijn adellijke vrienden te entertainen en namens zijn landsheer buitenlandse gezanten te ontvangen. Twee vijfde van prins Willems inkomen ging in de regel op aan voedsel en drank voor zijn huishouden en gasten. En dit valt te begrijpen als men bedenkt hoeveel hovelingen halverwege de 16de eeuw aten en dronken.
Uit documenten en beschrijvingen kun je afleiden dat ze op een gemiddelde dag per persoon bijvoorbeeld 2,4 liter onverdunde wijn tot zich namen, al moeten we ons dan wel realiseren dat het alcoholpercentage iets lager is dan tegenwoordig. En dan het vlees: in Brussel aten hovelingen op een doorsnee-dag er meer dan een halve kilo van, zoals rund, kalf, schaap en varken, maar ook gevogelte zoals reigers en korhanen.
In Brussel werden de meeste van de feesten die de prins organiseerde, gehouden in het Nassaupaleis op de Koudenberg. Hier nodigde Willem bijvoorbeeld zijn buren en goede vrienden uit: telgen van onder andere de huizen Croy, Ligne, Lalaing, Montmorency, Egmont en Brederode.
Wijnfonteinen
Feesten mondden regelmatig uit in braspartijen ‘die ook de niet-geheelonthouder van tegenwoordig slechts met walging zouden vervuld hebben’, aldus de moralistisch oordelende Jan en Annie Romein in hun Erflaters van onze beschaving. Op verschillende van Willems partijen zouden fonteinen wijn hebben gespoten. In 1553 aten er waarschijnlijk ongeveer 160 mensen dagelijks aan het hof van de prins, en dit aantal nam gestadig toe tot aan 1566, toen met de Beeldenstorm de eerste schermutselingen uitbraken van de Tachtigjarige oorlog en Willem het land verliet.
Adellijke rivaliteit
Zoveel edelen op een kluitje, dat leidde soms tot spanningen. Zo bestond er grote rivaliteit tussen Willems tweede vrouw Anna van Saksen en de echtgenote van graaf Lamoraal van Egmont, Sabina van Beieren. Een informant van het Habsburgse hof berichtte erover in 1564 aan de Habsburgse hofambtenaar Granvelle, die graag op de hoogte was van dit soort kwesties bij de rijkste en machtigste edele van de Lage Landen. De informant schreef dat de twee dames weigerden de ander voor te laten toen ze eens tegelijkertijd door een deur wilden gaan. Voor het geamuseerde hof zetten ze elkaar klem.
Ook tussen Willem en de graaf van Egmont bestonden er in die tijd spanningen over voorrang en rangorde. Zoals moderne staatshoofden ondanks fundamentele meningsverschillen elkaar voor de camera's de hand schudden en op de schouders slaan, zo probeerden Willem van Oranje en Lamoraal van Egmont elkaar in het openbaar regelmatig vriendelijk aan te raken. Het hele hof wist dat dit maar schijn was, berichtte de informant, en dat dergelijke tekenen van vriendschap de rivaliteit van de twee heren moest verdoezelen.
Niet voorbestemd
Het is verleidelijk om de feesten, banketten en drankgelagen van Willem af te doen als jeugdzondes. Ze passen immers niet zo bij zijn serieuze rol van leider in de Opstand van de Nederlanden. Maar dat zou onterecht zijn. Ten eerste móest een prins in die tijd met een uitbundig hofleven zijn politieke invloed laten zien. Dat gold zéker voor de hoogste en rijkste edele van het land. Ook kreeg Willem zo de gelegenheid zijn banden met andere invloedrijke edelen en bureaucraten aan te halen en daarmee zijn eigen machtspositie te vergroten.
Ten tweede moeten we erkennen dat Willem van Oranje niet was voorbestemd om tegen zijn landsheer in opstand te komen, en dat bij zijn ernstige optreden als volwassene niet per se een navenante jeugd hoort. Hij wílde grand seigneur zijn, en wel in dienst van zijn vorst. Zijn militaire en bestuurlijke loopbaan liep dan ook gesmeerd vanaf zijn komst naar Breda. Hij zette de traditie voort die de Nassaus al in de 15de eeuw waren begonnen, namelijk het trouw dienen van de opeenvolgende Bourgondische en Habsburgse landsheren. Willem deed dat onder meer door het commando over een leger te voeren in de in 1552 uitgebroken oorlog van de Habsburgers tegen hun aartsrivaal, het huis van Valois.
De inner circle van Filips II
Zijn verhouding met Filips II, die Karel V in 1555 was opgevolgd als heer van de Nederlanden, was niet slecht. Filips nam Willem in 1556 op in de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies. Dit was niet alleen een bijzondere eer maar er waren ook speciale voorrechten aan verbonden; Vliesridders mochten bijvoorbeeld alleen berecht worden door andere Vliesridders en werden gezien als de inner circle van de vorst. De volgende grote stap kwam in 1559 toen de prins benoemd werd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. In deze functie vertegenwoordigde hij koning Filips II en stond hij direct onder de landvoogdes.
Ambitie
Tijdgenoten karakteriseerden de prins als een diplomatiek, nadenkend en ambitieus man met een sterk rechtsvaardigheidsgevoel. Zijn rijkdom en invloed groeiden alleen maar. Hij hoorde tot de kring rond de landsheer. Waarom gaf hij dan toch zijn geliefde levensstijl op door leider te worden van de Opstand en vrijwel zijn gehele bezit op het spel te zetten? De belangrijkste verklaring hiervoor is de politieke ambitie van de prins. Hij wilde als hoge edele een grote stem hebben in het regeringsbeleid van de Habsburgers in de Nederlanden. De prins begon in de jaren 1560 oppositie te voeren tegen de geloofsvervolgingen en de centralisatiepolitiek van Filips II, zonder de koning zelf af te willen vallen.
Na de Beeldenstorm van 1566 en het uitbreken van de Opstand hield deze hem echter medeverantwoordelijk voor de onrust in de Lage Landen. Twee andere critici van het koninklijke beleid, de graven van Horne en Egmont, werden terechtgesteld. Om dit lot te ontlopen vluchtte de prins naar Duitsland. Vandaaruit startte hij zijn actieve verzet tegen Filips’ politiek in de Nederlanden. Dat hij daarmee zijn rijke hofleven grotendeels moest opgeven, was een vervelende consequentie. Maar kennelijk had hij dat ervoor over om zijn positie in de Nederlanden veilig te stellen.
Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine, jaargang 51 (2016), nummer 1.
Verder lezen:
Marie-Ange Delen, Het hof van Willem van Oranje, Wereldbibliotheek, 2002.
Delen: