De spoken van Vietnam. Zijn recente oorlogen, zoals die in Afghanistan, te vergelijken met ‘Vietnam’?

‘No more Vietnam’ klonk het in de jaren 70 in de Verenigde Staten. Het was een breed gevoelde reactie op de verloren oorlog in Zuidoost-Azië. Tot op de dag van vandaag worden recente oorlogen, zoals die in Irak en Afghanistan, met ‘Vietnam’ vergeleken. Beerd Beukenhorst schreef hier al in 2013 een artikel over en legt uit of dit een terechte vergelijking is, of slechts een doorwerking van een syndroom dat maar niet over wil gaan.

Het Vietnamtrauma
Afgelopen november (november 2012, red.) sprak de Amerikaanse president Barack Obama over het einde van een decennium oorlog in Afghanistan en Irak. Critici wezen echter op het feit dat de terugkeer van de troepen weliswaar gepland staat voor halverwege 2013, maar dat een dergelijke planning wel eerder was overschreden, namelijk tijdens de Vietnamoorlog. Was daar dan niets van geleerd?
 

Het Amerikaanse leger in Vietnam. U.S. Army, Vietnam resupply (1967). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)
Het Amerikaanse leger in Vietnam. U.S. Army, Vietnam resupply (1967). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)

 

Het Vietnamtrauma zit diep. Na de Tweede Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten internationaal groot aanzien. Hun leger was verreweg het sterkste ter wereld. Zowel binnen als buiten de eigen grenzen was het geloof in de kracht en goedheid van Amerika groot. De Vietnamoorlog doorbrak dit imago. Het verlies bezorgde de Amerikanen een groot trauma.

Allereerst faalde het Amerikaanse beleid in politiek opzicht: het verkondigde doel was om een stabiel en democratisch Zuid-Vietnam achter te laten dat weerstand kon bieden aan het communistische Noorden. De Verenigde Staten steunden echter corrupte, impopulaire en onkundige lokale leiders. Amerika gedroeg zich bovendien steeds meer als een imperialistische macht.

Ook militair faalde Amerika: ondanks steeds grootschaliger inzet van vuurkracht konden de Amerikanen het niet winnen van de communistische Vietnamezen. Bovendien leken Amerikaanse soldaten het onderscheid tussen guerrilla’s en de lokale bevolking uit het oog te verliezen door militaire praktijken als ’free-fire zones’ en de ‘body-count’, waarbij het doden van zo veel mogelijk Vietnamezen, vijandig of niet, belangrijker werd dan het gericht uitschakelen van communistische strijders.
 

Let op! Het beeld hieronder kan als schokkend worden ervaren.

Cpl EJ Baggs Vietnamese casualties 1968 Wikimedia Commons Public Domain
Cpl EJ Baggs Vietnamese casualties 1968 Wikimedia Commons Public Domain

 

Bovenal verloor Amerika moreel: vanwege het excessieve geweld, maar ook omdat leger en politici stelselmatig leugens bleken te verkondigen over vrijwel ieder aspect van de oorlog. De media werden bijzonder kritisch en het binnenlands protest groeide, wat een grote groep conservatieve Amerikanen vervolgens als onpatriottisch en gevaarlijk bestempelde. Een verscheurde samenleving was het gevolg, waardoor zowel het Amerikaanse zelfbeeld als ook het aanzien in de wereld een flinke deuk opliep. Het zou decennia duren om van dit trauma te bekomen.

Een historische parallel
De kritiek op Obama was slechts een van de vele versies van een veel vaker gemaakte historische parallel. Zo waarschuwde George McGovern, fel criticus van de Vietnamoorlog, president Obama in 2009 om Afghanistan vooral geen tweede Vietnam te laten worden. In datzelfde jaar schakelde de speciale gezant naar Afghanistan Richard Holbrooke de hulp in van Vietnam-historicus Stanley Karnow voor advies over de juiste toepassing van de lessen van het verleden. En Henry Kissinger, die als minister van Buitenlandse Zaken politiek verantwoordelijk was voor de uittocht van Amerika uit Vietnam in 1973, sprak in 2006 met president George W. Bush over de parallellen tussen Vietnam, Irak en Afghanistan.

Gedurende de afgelopen jaren werden de drie conflicten vaak vergeleken, zoals trouwens vrijwel ieder Amerikaans conflict sinds de jaren zeventig. Steeds klonk de vraag: is dit een tweede Vietnam? Maar is dat wel zinvol? En als deze conflicten vergelijkbaar zijn, is er dan eenzelfde trauma te verwachten na het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Irak en Afghanistan?

‘Een aangepraat syndroom’
Na jaren van oorlog die in binnen- en buitenland controverses had opgeroepen, vertrokken de Amerikaanse troepen in 1973 gedesillusioneerd uit Vietnam op basis van een zeer precair vredesbestand. Nog geen twee jaar later versloegen de Noord-Vietnamese communisten alsnog de Amerikaanse bondgenoot Zuid-Vietnam, waarmee de gehele westerse inspanning sinds 1946 teniet werd gedaan. Het internationaal aanzien van de Verenigde Staten was sterk gedaald.
 

De meest recente parallel wordt getrokken tussen de Val van Saigon en de Val van Kabul. U.S. Navy, Evacuees from Vietnam (1975). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)
De meest recente parallel wordt getrokken tussen de Val van Saigon en de Val van Kabul. U.S. Navy, Evacuees from Vietnam (1975). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)

 

De eerste reactie van president Gerald Ford was om de gehele episode zo snel mogelijk te vergeten. Maar het opgelopen collectieve trauma was te diep om zomaar weg te stoppen. De komende decennia zouden de Verenigde Staten verschillende, en soms tegenstrijdige, lessen leren uit de verloren oorlog in een poging om betekenis te geven aan het verlies.

President Jimmy Carter noemde de Vietnamoorlog het resultaat van ‘morele armoede’ en wilde dat de buitenlandse politiek voortaan bepaald werd door het tonen van de ‘zachte’ kracht van de Verenigde Staten. Ethisch leiderschap en het bestrijden van mensenrechtenschendingen zouden het internationale aanzien weer doen stijgen na een episode van overmoed, machtsmisbruik en het verlies van de eigen morele standaard, aldus Carter.

Ronald Reagan hekelde deze nadruk op ‘soft power’ in een periode waarin een kernoorlog ieder moment realiteit kon worden. Bovendien stelde hij dat de Vietnamoorlog in de uitvoering en uitkomst weliswaar te wensen had overgelaten, maar dat Amerika had gevochten voor een ‘nobele zaak’: de strijd tegen het communisme. Hij sprak van een aangepraat Vietnamsyndroom dat Amerika teisterde, een collectieve stoornis waardoor de kiezers ieder gewapend ingrijpen afwezen, zelfs als de nationale veiligheid in gevaar was.

Grenada
De conflicten van de jaren tachtig in Centraal-Amerika illustreren de invloed van het Vietnamsyndroom, als ook de verschillende interpretaties van de lessen van Vietnam. Reagan wilde militaire steun verlenen aan de regio, maar het Congres en de publieke opinie vreesden vooral een ‘tweede Vietnam’. Zij wezen op de in het oog springende overeenkomsten: deze rebellen vochten ook in de jungle en de lokale bondgenoten waren net zo ondemocratisch en onbetrouwbaar als de Zuid-Vietnamezen.
 

De invasie van Grenada, het op tien na kleinste land ter wereld, duurde vier dagen. Sgt. Michael Bogdanowicz, U.S. Army, 82nd Airborne soldiers on Grenada (1983). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)
De invasie van Grenada, het op tien na kleinste land ter wereld, duurde vier dagen. Sgt. Michael Bogdanowicz, U.S. Army, 82nd Airborne soldiers on Grenada (1983). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)

 

Reagan geloofde echter dat de relevante Vietnam-analogie juist de communistische dreiging en een mogelijk domino-effect naar de buurlanden was, maar die interpretatie werd niet gedeeld in het Congres en bij het electoraat. Vanwege de angst voor een ‘tweede Vietnam’ was er te weinig draagvlak voor militaire steun aan Centraal-Amerika.

Eerst moesten dus de spoken van Vietnam verjaagd worden voordat Amerika zijn leiderschapsrol weer kon opnemen, aldus Reagan. ‘You need to win one’, zo adviseerde Kissinger de president. Hij moest een conflict winnen om het gedeukte Amerikaanse zelfvertrouwen te herstellen. In 1983 greep Reagan zijn kans en viel het communistische eilandje Grenada binnen. De invasie verliep zoals verwacht succesvol. Om de waarde van deze overwinning op te stuwen benadrukte de regering- Reagan keer op keer dat er een grote communistische dreiging gekeerd was.

Powelldoctrine
Ondertussen vond er binnen militaire kringen een intensief debat plaats over de juiste inzet van Amerikaanse militaire macht in de wereld. Militairen zoals Colin Powell en minister van Defensie Casper Weinberger waren zich zeer bewust van de fouten die in Vietnam gemaakt waren en formuleerden duidelijke richtlijnen waaraan Amerikaans ingrijpen in de toekomst getoetst moest worden. Dit resulteerde in de Weinberger- of Powelldoctrine, die onder meer stelde dat militairen alleen ingezet mogen worden als het te behalen doel zeer duidelijk is geformuleerd, de overmacht op de vijand overduidelijk was, en nationale en internationale steun is verzekerd. Dit lijstje leest haast als een spiegelbeeld van de Vietnam-ervaring.

In 1990 werd deze doctrine voor het eerst in de praktijk gebracht, toen Irak buurland Koeweit binnenviel. De Amerikaanse militaire staf was zeer gebrand op het voorkomen van een ‘tweede Vietnam’ en weigerde tot actie over te gaan voordat de relevant geachte lessen van Vietnam geïmplementeerd waren. Colin Powell, inmiddels de hoogste militaire generaal in de Verenigde Staten, wachtte bijvoorbeeld tot een brede internationale coalitie was gevormd, Amerikaanse binnenlandse steun was verzekerd en alle diplomatieke kanalen waren uitgeput -- allemaal zaken die deels of geheel ontbraken tijdens de Vietnamoorlog. Ook stond hij op een duidelijk geformuleerd einddoel: het bevrijden van Koeweit.
 

Koerdische vluchtelingen in Turkije tijdens de Golfoorlog. PHAN April Hatton, Kurdish refugees travel by truck in Turkey (1991). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)
Koerdische vluchtelingen in Turkije tijdens de Golfoorlog. PHAN April Hatton, Kurdish refugees travel by truck in Turkey (1991). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)

 

Hierin lag ook de reden waarom Saddam Hoessein niet ten val werd gebracht. ‘Therein lay Vietnam, as far as we were concerned,’ stelde de directeur van de CIA Robert Gates. Later zouden invloedrijke neoconservatieven deze beslissing om niet door te stoten aanduiden als een gemiste kans die, volgens hen, een tweede oorlog tegen Irak in 2003 noodzakelijk maakte. In 1991 was er echter een consensus dat dit besluit de juiste les vormde van de Vietnamoorlog en werd de oorlog als een overweldigend succes gezien.

Toch nog springlevend
President George Bush sr. verklaarde na de overwinning triomfantelijk: ‘We kicked the Vietnam Syndrome once and for all!’ Het Amerikaanse electoraat steunde de oorlog met een grote meerderheid en het aanzien van het leger beleefde een ongekende piek. Het onoverwinnelijke gevoel dat de Verenigde Staten genoten in de jaren vijftig, leek weer terug te zijn nu Amerika na de val van de Sovjet-Unie als enige supermacht was overgebleven.

Dit gevoel bleek echter van korte duur toen Amerika zich in 1993 met een humanitaire actie in Somalië in een onmogelijk wespennest bleek te hebben gestoken en zijn troepen overhaast teruggetrokken werden. Amerikaanse kranten stonden direct weer vol met de vergelijking tussen Somalië en dat andere wespennest, Vietnam.

Toen halverwege de jaren negentig de Balkan in vuur en vlam stond was de roep om Amerikaanse interventie luid te horen. Maar de kortstondige opleving van Amerikaans zelfvertrouwen na de Golfoorlog had inmiddels plaatsgemaakt voor nieuwe twijfels over mogelijk succes in ‘Vietnamachtige’ conflicten.
 

Een wijk van Sarajevo in 1997. Hedwig Klavuttke, Destroyed district of Sarajevo (1997). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)
Een wijk van Sarajevo in 1997. Hedwig Klavuttke, Destroyed district of Sarajevo (1997). Bron: Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)

 

In een interne strijd tussen historische analogieën stond minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright, die in Slobodan Milosević een nieuwe Hitler zag en wilde ingrijpen, tegenover Colin Powell en nationale veiligheidsadviseur Anthony Lake, die beiden angstiger waren voor een herhaling van Vietnam en aarzelden. Ondanks het triomfantelijk verklaarde einde van het Vietnamsyndroom door Bush sr., bleken de vergelijkingen met dit Amerikaanse trauma nog springlevend.

Impliciete boodschap
Verjoegen ‘11 september’ en de dreiging van het internationale terrorisme de spoken van Vietnam dan misschien? Integendeel. De invasies in Afghanistan en in Irak genoten aanvankelijk (Amerikaanse) publieke steun, maar de problemen met ‘nation-building’ in de regio riepen al snel analogieën met Zuid-Vietnam op. Is dat terecht?

De parallellen zijn vaak oppervlakkig maar beschikken door de kracht van het Vietnamtrauma over een aanzienlijke overtuigingskracht. In alle drie de conflicten was er sprake van guerrillaoorlog, wat zowel het vinden van de vijand als het meten van de vooruitgang erg moeilijk maakte. Een andere overeenkomst was de paradox dat men met een militaire bezetting een vrije democratie wilde opbouwen. Bovendien correspondeerde de werking van die vrije democratie in zowel Irak en Afghanistan als Zuid-Vietnam meer met een corrupte tirannie dan met het geschetste beeld van een hulpbehoevende en vrijheidslievende samenleving. Tel daar nog de officiële leugens voorafgaand aan de invasie in Irak en de escalatie in Vietnam bij op alsook de Amerikaanse oorlogsmisdaden in Abu Ghraib en My Lai, en de analogie tussen heden en verleden lijkt compleet.

De impliciete boodschap van deze vergelijkingen is dat als deze eigenschappen in Vietnam hadden geleid tot een nederlaag en een trauma, de missies in Irak en Afghanistan logischerwijs ook zo zouden eindigen. Meteen terugtrekken dus, leek de geschiedenis te leren.

Volgens George Bush jr. echter luidde de enige juiste historische les van Vietnam dat te snel opgeven en halfslachtig militair optreden desastreuze gevolgen hadden. In Vietnam leidde dat tot een communistisch regime, inclusief heropvoedingskampen, bootvluchtelingen en een expansie van de oorlog naar de buurlanden. Volgens hem was de enige juiste conclusie van de historische parallel: doorzetten! Hij zette daarbij de - toen nog - gevierde generaal David Petraeus in, in 1987 gepromoveerd op de lessen van de Vietnamoorlog.
 

De evacuatie van vluchtelingen uit Afghanistan. Air Mobility Command Public Affairs, C-17 carrying passengers out of Afghanistan (2021). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)
De evacuatie van vluchtelingen uit Afghanistan. Air Mobility Command Public Affairs, C-17 carrying passengers out of Afghanistan (2021). Bron: Wikimedia Commons (Public Domain)

 

De problematiek van de analogie
Het probleem met dergelijke historische analogieën is dat enkele in het oog springende overeenkomsten het ontelbaar grotere aantal verschillen aan het zicht onttrekken, waardoor het de perceptie op het probleem eerder vervormt dan verheldert. Zoals Ernest May en Richard Neustadt al vaststelden in hun klassieke studie The Uses of History for Decision-Makers (1988), lijkt een historische parallel op het eerst gezicht inzicht te geven in een nieuwe en onvoorspelbare situatie, maar verdraait die bij nader inzicht juist de perceptie en belemmert een nauwkeurige analyse van het onbekende. Bovendien impliceert een historische analogie ten onrechte een blik op de toekomst: de afloop van vroeger hoeft helemaal niet opnieuw op te treden, ook al nodigt de analogie uit tot die voorspelling.

Zo is bij nadere bestudering de ene guerrilla de andere niet: de communistische rebellen in Vietnam werden aangestuurd door een staat en waren veel uniformer dan de diverse en relatief ongeleide groep rebellen in Irak en Afghanistan, die bovendien in het Westen op aanzienlijk minder begrip kunnen rekenen dan de aimabel ogende leider Ho Chi Minh.

Bovenal is de maatschappelijke onrust over de huidige oorlogen veel kleiner. De belangrijkste geleerde les van Vietnam lijkt wel dat de publieke opinie beter beheerst moet worden, onder andere door mediastrategieën en klinische, militaire technieken als de ‘drones’ die oorlog onzichtbaar maken. Ook is er minder onrust door de afschaffing van de dienstplicht na Vietnam: alleen een klein deel van de maatschappij voelt nu het offer, en zij die gaan kozen daar vrijwillig voor. Mede door deze verschillen is een vergelijkbaar collectief trauma na Irak en Afghanistan als na de Vietnamoorlog erg onwaarschijnlijk.

De nuchtere waarneming verliest het in de praktijk echter vaak van de mentale gemakzucht waartoe de historische parallel uitnodigt. Parallellen tussen Vietnam en de huidige conflicten in Irak en Afghanistan worden dus graag gemaakt, al zijn ze voornamelijk gebaseerd op enkele emotioneel beladen observaties. Een objectieve analyse laat zien dat beide conflicten, zoals alle historische gebeurtenissen, per definitie niet analoog aan elkaar zijn en onderling veel meer verschillen dan overeenkomen. Door het hardnekkige trauma van de Vietnamoorlog dringt de vergelijking zich nog steeds op, maar levert daarmee geen nieuwe inzichten voor de huidige conflicten in Irak en Afghanistan.


Dit artikel verscheen eerder als ‘De spoken van Vietnam. De doorwerking van een syndroom in het Amerikaanse buitenlandse beleid, 1973-2013’ in Geschiedenis Magazine 2013-1.
 

Delen: