Constantijn Huygens aan het front

Hoe bleef een bezorgde echtgenote in de Tachtigjarige Oorlog op de hoogte van het wel en wee van haar man op het slagveld? Voor Amalia van Solms, de vrouw van stadhouder Frederik Hendrik, was dat relatief gemakkelijk: ze had een particuliere oorlogscorrespondent. Haar mans secretaris, Constantijn Huygens, stuurde haar meer dan duizend gedetailleerde brieven. Ineke Huysman las ze.

Oorlog was voor Constantijn Huygens dagelijkse kost. Als ooggetuige maakte hij de verschrikkingen van dichtbij mee. Hij schreef erover in zijn brieven en gedichten. Van 1626 tot en met 1646 ging Huygens als secretaris ieder jaar met zijn werkgever, stadhouder Frederik Hendrik, en het leger mee op veldtocht. Hij bemoeide zich niet met de strategie en tactiek van de oorlogvoering: zijn taken waren vooral administratief en organisatorisch. Zo was hij belast met het maken van legerlijsten, het ontcijferen van onderschepte versleutelde vijandelijke brieven en het voeren van correspondentie.

Tijdens deze veldtochten in de Tachtigjarige Oorlog stuurde Constantijn Huygens bijna elke dag een brief aan de echtgenote van de stadhouder, Amalia van Solms. Zo hield hij haar op de hoogte van het welzijn van haar man en hun zoon, de toekomstige stadhouder Willem II. Ook berichtte hij haar over de vorderingen van het leger, het bezoek van hooggeplaatste gasten en van de verwoestingen, moordpartijen en verkrachtingen die zowel de vijandelijke als de geallieerde troepen aanrichtten.

Frederik Hendrik in ca. 1632, door Michiel Jansz. van Mierevelt, Rijksmuseum Amsterdam.

 

In totaal zijn er meer dan duizend in het Frans geschreven brieven uit de correspondentie tussen Constantijn Huygens en Amalia van Solms bewaard gebleven, de meeste afkomstig van Huygens. Dat deze brieven er nu nog zijn, komt door een deal die hij al aan het begin van zijn carrière met een van Amalia’s hofdames had gesloten. Huygens had haar namelijk verzocht alle brieven die hij aan haar werkgeefster zou schrijven voor hem achter te houden. En zo is het ook gegaan.

Amalia tikt Huygens op de vingers 
Soms bevond het leger van de stadhouder zich ver in het vijandelijk gebied. Toch moesten er dan berichten naar Amalia worden gestuurd. Om onderschepping of verraad te voorkomen, moest Huygens die zodanig op papier krijgen dat ze door de vijandelijke linies naar het hof in Den Haag konden worden gesmokkeld. Het briefje werd dan vakkundig gevouwen in de laars van een soldaat of in de zoom van een mouw of zelfs met een postduif verzonden.

Constantijn Huygens, 17de-eeuwse prent, Rijksmuseum Amsterdam.

 

Huygens schreef zijn brieven aan Amalia pas na middernacht, als de stadhouder sliep. Zo noteerde hij in een boerenstal bij Hulst (Zeeuws-Vlaanderen) op 3 oktober 1645: ‘Vergeeft u mij voor deze slecht geschreven brief die ik, terwijl ik vecht tegen de slaap, probeer te schrijven op mijn knie als onderlegger.’ Hij probeerde van alle gebeurtenissen van de hele dag in één brief verslag te doen (zie kader). Vóór 1640 was Huygens meestal tactvol en verzweeg en verhulde hij veel om Amalia niet al te ongerust te maken. Amalia tikte hem echter op de vingers dat hij zaken achterhield. Hierna was hij gedetailleerder over Frederik Hendriks gezondheid en duidelijker over de gevaren die de stadhouder liep. Bij het beleg van Hulst van 1645 schreef Huygens: ‘Hulst wil zich overgeven. Ik verheug me met Uwe Hoogheid over twee overwinningen: de ene is deze glorieuze inname en de andere is het behoud van Zijne Hoogheid die nog nooit eerder aan zulke grote gevaren is blootgesteld.’ (3 november 1645) De Franse troepen, die aan de zijde van de Republiek vochten, werd oogluikend toegestaan te plunderen en te verkrachten. Huygens had er grote moeite mee en sprak over die ‘gens cruels et sans pitié’ vaak zijn afschuw uit: ‘Er is hier een nonnenklooster in Nieuwkerke waarover men zegt dat het aantal inwoners binnen negen maanden zal zijn verdubbeld.’ (26 augustus 1645)

Over het leed dat de vijandelijke troepen de bevolking aandeden, liet Huygens zich in wat meer bedekte termen uit: ‘Uw christelijk oor is niet geschikt om te vernemen welke gruwelijkheden de vijandelijke troepen hier met de plaatselijke bevolking uithalen.’ (28 juni 1645) Huygens schreef daarnaast ook over de verveling die in het leger toesloeg terwijl men wachtte op instructie uit Den Haag. Zo berichtte hij over prins Willem II, die tot grote ergernis van zijn vader Frederik Hendrik dikwijls bij de Fransen troepen te vinden was. Dan werd er flink gedronken en gekaart om de tijd te doden: ‘Prins Willem heeft bij het kaartspel negenduizend francs gewonnen van twee Franse legeraanvoerders. Die hadden dat geld bij zich om soldij van te betalen. Zij waren zeer kwaad, want ze dachten nou juist de Prins er in te luizen.’ (19 augustus 1646)

Amalia van Solms, naar een schilderij van Michiel van Mierevelt, ca. 1632. Rijksmuseum Amsterdam.

 

Jicht en last van zijn hart
Toen duidelijk werd dat Frederik Hendriks gezondheid achteruitging – hij leed bijvoorbeeld aan jicht – maakte Amalia zich oprecht grote zorgen om haar echtgenoot. In 1645 en 1646 verbleef ze daarom in het Kasteel van Breda, eigen- dom van de Oranje-Nassaus (nu huisvest het de Koninklijke Militaire Academie). Zo was ze dicht in de buurt van het leger en kon ze Huygens’ berichten over haar echtgenoot relatief snel lezen. Dichter- bij mocht ze van Frederik Hendrik niet komen, dat zou echt te gevaarlijk zijn, zo had hij haar verzekerd. Vermoedelijk wilde hij haar er ook niet bij hebben om geen precedenten te scheppen.

Amalia bestookte Huygens met vragen om nieuws: ‘Ik smeek u wat vaker te schrijven over het welzijn van mijn echtgenoot. Ik snap echt wel dat hij daar zijn vrouw niet om zich heen wil hebben. En daar heb ik ook helemaal geen behoefte aan, maar laat me toch weten hoe het met hem is!’ (8 augustus 1645). En zes dagen later: ‘Schrijf me toch hoe het met mijn man gaat! Hij heeft met dit warme weer veel last van zijn hart.’
Huygens schreef haar: ‘Zijne Hoogheid kreeg een jichtaanval in zijn rechter- schouder die zich via zijn elleboog naar zijn hand verspreidde. Deze is nu helemaal opgezwollen. De koorts die hij gisteren had, is gelukkig weer gezakt. We hopen maar dat dit kleine regenbuitje niet gevolgd zal worden door een zwaar- der onweer.’ (12 augustus 1645)

De stadhouder was ook nog eens heel eigenwijs. Huygens’ commentaar: ‘We herinneren ons maar al te goed hoe Zijne Hoogheid tegen al onze smeekbedes in van zes uur ’s avonds tot zeven uur ’s ochtends te paard zat en dat twee dagen achter elkaar. Hij weigerde in zijn koets plaats te nemen. Allemaal niet bevorder- lijk voor zijn welzijn.’ (12 augustus 1645) In 1646 ging Frederik Hendrik als gevolg van een of meer beroertes sterk achteruit. Hij was zwak en ziekelijk, mentaal insta- biel en lastig in de omgang. Ook hierover deed Huygens verslag aan Amalia, vaak tot in detail over wat zijn werkgever wel en niet wilde eten, of en hoe lang hij op zijn paard had gezeten en hoe hij had geslapen: ‘Zijne Hoogheid, teruggekomen van een uitstapje, voelde zich een beetje vermoeid, na enkele uren op zijn paard te hebben gezeten. Daardoor heeft hij vannacht niet goed geslapen en is hij om 4 uur opgestaan om in een stoel te gaan zit- ten, waarom begrijp ik niet helemaal. Om 7 uur is hij weer terug naar bed gegaan en heeft twee à drie uur zo diep geslapen dat alle trompetten van de Franse troepen die gezamenlijk onder zijn raam stonden te blazen hem niet hebben kunnen wekken. Na dit dutje voelde hij zich totaal niet verfrist.’ (24 juli 1646)

De verovering van Hulst op de Spanjaarden, 5 november 1645, door Hendrick Meijer, 1645. We zien het kamp van de belegerende troepen van de Republiek. Rijksmuseum Amsterdam.

 

Verontwaardiging
De veldtochten van 1646 waren de laatste van de Tachtigjarige Oorlog. De vredes- onderhandelingen met Spanje waren al in volle gang. Amalia was er bijzonder op gebrand dat zij meteen alle nieuwe informatie daarover kreeg. Wanneer er een afvaardiging naar het leger kwam om Frederik Hendrik op de hoogte brengen, briefde Huygens dat door aan Amalia.


Het stadhouderlijk paar was inmiddels voorstander van vrede tussen de Republiek en Spanje geworden. Hun zoon Willem wilde juist graag met de Fransen doorvechten tegen de Spanjaarden. Dit zorgde voor veel frictie tussen hem en zijn ouders, maar het verdrag kwam er: op 15 mei 1648 werd de Vrede van Munster door de Nederlandse en Spaanse gezanten bekrachtigd.

Frederik Hendrik op zijn sterfbed, omringd door familie en vrienden. de belangrijke positie van de tweede rechts achter het bed is voor zijn secretaris Huygens. Prent uit 1647. Rijksmuseum Amsterdam.

 

Intussen was de relatie tussen Huygens en Amalia verzuurd geraakt. Hoezeer Huygens ook zijn best had gedaan de echtgenote van zijn werkgever te informeren, ze gaf hem stank voor dank. Amalia verweet hem zelfs dat hij akelige geruchten had verspreid over de gezondheid en het falende geheugen van haar echtgenoot. In februari 1647 vernam Huygens dat zij hem ervan beschuldigde dat hij zijn werk had verwaarloosd, dat ze hem nooit zag en dat hij alleen maar aan zichzelf dacht. Dit was voor Huygens de druppel. Hier was zijn zelfrespect in het geding. Hij schreef een brief van elf kantjes aan Amalia waarin hij haar met ingehouden verontwaardiging wees op de enorme hoeveelheid werk die hij de afgelopen 21 jaar voor de Oranjes had verzet, hoe discreet hij was geweest, hoe hij het steeds drukker had gekregen en nog minder tijd voor zichzelf overhield dan ‘een ellendige slaaf in Turkije of een arme soldaat hier’.

Nassause Domeinraad
Toch bleef Constantijn Huygens trouw aan Amalia, ook toen er na het overlijden van Frederik Hendrik in maart 1647 en het sluiten van de Vrede van Munster ruim een jaar later veel voor hem veranderde. Hij werd secretaris van Frederik Hendriks zoon en opvolger, stadhouder Willem II, maar deze relatie was veel minder vertrouwelijk dan die met de vader. In 1650 overleed Willem II plotse- ling aan de pokken; zijn zoontje Willem werd niet tot stadhouder benoemd maar kwam onder de hoede van een voogdij- raad (het Eerste Stadhouderloos Tijdperk dat tot 1672 duurde toen de jonge Willem alsnog stadhouder Willem III werd). Huygens’ werkzaamheden verschoven naar de Nassause Domeinraad, het orgaan dat de eigendommen van de Oranje-Nassaus beheerde. Hij bleef Amalia’s belangen toegewijd. Zo was hij nauw betrokken bij de voogdij over haar kleinzoon. Verder stuurde de voogdijraad van de jonge prins hem in 1661 naar Frankrijk om te proberen het door de Fransen bezette prinsdom van Orange terug te verwerven – waar Huygens in slaagde. Ook in die periode hebben Huygens en Amalia veel gecorrespondeerd. Dikke vrienden zijn ze echter nooit geworden.
 

Delen: