Column | Van de redactie

Voor Geschiedenis Magazine redacteur Onno van Nijf stond de zomer in het teken van sport: zowel actief (op vakantie kan er goed gewerkt worden aan de tenniscapaciteiten) als passief, met als hoogtepunten dit jaar Wimbledon en de Tour de France. Maar ook als historicus was hij bezig met sport: hij werkt namelijk met een collega aan een boek over sportgeschiedenis van de oudheid tot de moderne tijd. 

Eind juli raakte ik met mijn tennisleraar in een gepassioneerd gesprek over de schitterende Wimbledonfinale bij de heren (hij was een teleurgestelde fan van Federer), maar toen ik hem vroeg naar zijn mening over finale van de vrouwen haalde hij zijn schouders op - "Ach ja, dat was ook heel aardig geweest". Veel indruk hadden de dames blijkbaar niet gemaakt. In dezelfde week won Marianne Vos de vrouwelijke pendant van de Tour de France, al was het zoeken in de Nederlandse media naar de berichtgeving daarover, in contrast met de urenlange coverage van de mannenversie! Blijkbaar is sportief succes geen garantie voor aandacht bij de media en het grote publiek. Dat is natuurlijk een banale observatie, maar die drukte me wel met de neus op de feiten: deed ik het als sporthistoricus nu zoveel beter? In de hoofdstukken die ik had geschreven (van de oudheid tot de vroegmoderne periode) repte ik ook nauwelijks over vrouwensport. Dat was niet onbegrijpelijk, ik had niet veel relevant bronnenmateriaal gevonden, en daarbij, ging ons boekje niet over de hoofdlijnen? Niettemin, het leek me toch zaak om het een en ander eens nader te bekijken.

Over premodern wielrennen hoefde ik het natuurlijk niet te hebben, maar hoe zat het met tennis? Dat is immers een sport met een eeuwenlange traditie. Nu zijn er sinds de vorige eeuw heel wat vrouwelijke tenniskampioenen geweest en die hebben -in de pers- natuurlijk aandacht gekregen. Maar hoe zat dat in de vroegere periode? Toen tennis nog niet op gravel- of grasbanen werd gespeeld, maar in indoor tennisbanen? Het oorspronkelijke tennis, ook real tennis genoemd, was door heel Europa populair van de late Middeleeuwen tot in de vroegmoderne periode.

Real tennis is verwant met het moderne spel. De telling 15-30-40-45 gaat bijvoorbeeld terug tot deze periode. Veel spelregels waren echter wat complexer.

Premodern tennis was vooral een elitesport die werd gespeeld aan hoven en in universiteitssteden. Aristocraten en rijke burgers hadden meestal wel hun eigen tennisbanen, maar er waren ook stedelijke banen voor een breder publiek, uitgebaat door herbergiers en andere ondernemers. De sport is goed gedocumenteerd en goed bestudeerd door onder anderen Heiner Gillmeister, Cees de Bondt en Wolfgang Behringer die hebben aangetoond dat het vroegmoderne tennis beslist gezien kan worden als een echte sport. Er zijn tennishandboeken en de sport wordt vermeld in reisbeschrijvingen, literaire werken en dagboeken. In één van die dagboeken komen wij op het spoor van een vrouwelijke tennisser: een zekere Margot uit Henegouwen, die in 1426-27 actief was in Parijs, toentertijd de tennishoofdstad van Europa.

Prent van tennisspelende vrouwen in de negentiende eeuw (Albert Robida (source gallica.bnf.fr / Bibliothèque nationale de France) [CC0])
 

Ik laat de dagboekschrijver (die bekend staat als de Bourgeois de Paris), zelf even aan het woord: "Ze was tamelijk jong, zo'n 28-30 jaar oud ... en ze was de beste tennisspeelster die men ooit had gezien. Ze had zowel een sterke forehand als backhand en ze speelde slim, en handig, als een man. Er waren weinig mannen buiten de allerbeste spelers die ze niet kon verslaan."

Over deze Margot hebben meer informatie. Ze was in 1402 geboren in Mons en ze maakte deel uit van de entourage van hertog Philip de Goede van Bourgondië. Aan zijn hof speelde ze (met succes) tegen mannelijke hovelingen. In haar Parijse periode wist ze goed te verdienen met haar tennis (in deze periode werd er bij de meeste tennispartijen namelijk om geld gespeeld), wat haar de oudst bekende vrouwelijke tennisprof maakt. Bij haar terugkeer in Henegouwen, bleef ze nog actief en succesvol als een tennisser. Er zijn bronnen die aangeven dat zij in 1432 nog speelde in Namen en Andenne. Margot sleet haar latere dagen in het klooster van Gilly bij Charleroi, maar zij combineerde haar religieuze bestaan met dat van tennislerares. Ze richtte een baan in waar zij (tegen betaling en met toestemming van de abdis) de lokale bevolking tennisles gaf. Het staat niet in de bronnen vermeld, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat er onder haar leerlingen geen meisjes of jonge vrouwen waren. Toen ik mijn tennisleraar vertelde over Henegouwse Margot raakte hij toch geïnteresseerd: Vrouwelijke proftennissers al in de 15e eeuw? Dat had hij niet verwacht en ik eigenlijk ook niet. Eén conclusie kan ik in ieder geval trekken: het feit dat slechts één vrouwelijke tennisser wordt genoemd in 500 jaar geschiedenis betekent zeker niet dat er geen andere waren. Hier is dus werk aan de winkel - op zijn minst zit er een scriptieonderwerp in voor een student!

Verder lezen over dit onderwerp? De geschiedenis van het tennis (en aanverwante balsporten) wordt uitputtend beschreven in:

  • Behringer, Wolfgang. 'The Invention of Sports: Early Modern Ball Games'. in: von Mallinckrodt, Rebekka and Angela Schattner, eds. Sports and Physical Exercise in Early Modern Culture : New Perspectives on the History of Sports and Motion. Abingdon, Oxon: Routledge, 2016. 21-47.
  • De Bondt, Cees. "heeft Yemant Lust Met Bal, of Met Reket Te Spelen...?": Tennis in Nederland 1500-1800. Hilversum: Verloren, 1993.
  • Gillmeister, Heiner. Tennis : A Cultural History. London: Leicester University Press, 1998.

 

Delen:

1500-1800 1800-2000 21ste eeuw Europa