Allemaal in de rijdende huiskamer: luxe, comfort en je eigen pindakaas

Nederland kent al decennialang de hoogste caravandichtheid van Europa. Zodra Nederlanders de caravan in de jaren vijftig leerden kennen, omarmden zij massaal dit huisje op wielen. Maar waarom viel de caravan toch zo in de smaak?

De Europese verkoop van caravans stijgt sinds 2001 gestaag. Zo werden in het recordjaar 2006 meer dan honderdduizend nieuwe caravans verhandeld. Nederland spant wat betreft het succes van de caravan de kroon. Vorig jaar maakte de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor de Kampeer en Caravan Industrie (KCI) tijdens een persconferentie van de Kampeer- en Caravan Jaarbeurs te Utrecht bekend dat het aantal caravans in ons land gestegen is tot boven de half miljoen.

Welk verleden heeft de Nederlandse liefde voor caravanvakanties? Hoe valt het enthousiasme cultuurhistorisch te verklaren? Om deze vragen te beantwoorden moeten we terug naar 1927. Toen bouwde de werktuigbouwkundig ingenieur en eigenaar van het Amsterdamsch Technisch Handelskantoor D. van Haren Noman de eerste caravan in Nederland, die hij de hano kampeerwagen noemde. Twee jaar later was het de Blaricumse architect Franticek Hausbrand, die naar Engels voorbeeld voor eigen gebruik een caravan bouwde waar hij de naam Hauscar voor koos, een combinatie van Hausbrand en caravan.

Van waterratten naar veldmuizen
Hauscar zou in Nederland nog decennialang als synoniem voor caravan worden gebruikt. Hausbrand was fanatiek en wilde zijn enthousiasme voor ‘caravanning’ op zijn landgenoten overbrengen. Hij publiceerde daartoe in 1937 De Kampeerwagensport. In dit boek voorspelde hij dat Hollanders binnen niet al te lange tijd de Engelsen en Amerikanen zouden volgen en net als deze in een ‘huis op wielen’ hun land zouden gaan verkennen. In kranten werd deze redenering overgenomen. Nederlanders voelden zich nu vooral thuis in hotels, maar zouden al spoedig aangetrokken worden door de vrijheid en de besparing op de verblijfskosten die de caravan bood. Zij waren gewend hun vrije tijd op boten op het water door te brengen en zouden daarom ook het cruisen over land aantrekkelijk vinden. Nederlanders zouden van waterratten in veldmuizen veranderen.

Rijdende hotelletjes
Twee jaar later wijdde de NRC onder de kop ‘Moderne nomaden. Caravanning breekt baan’ een artikel aan deze nieuwe ontwikkeling op recreatiegebied. Volgens de krant trokken caravanbezitters steeds minder vaak nieuwsgierig publiek omdat de caravan zo langzamerhand een steeds bekender verschijnsel aan het worden was. ‘Op de groote verkeerswegen naar de mooiste gedeelten van ons land ziet men tegenwoordig - vooral op zaterdagmiddagen - al menige Hauscar - de vrolijk geschilderde rijdende hotelletjes - achter verschillende auto’s voortsnellen, op weg naar bosch en heide, in binnen- of buitenland.’

Niet vanzelfsprekend
In andere kranten werden vergelijkbare commentaren gegeven. Deze waren wat overdreven, want in de jaren dertig bezat vrijwel niemand een auto, wat uiteraard een voorwaarde was voor gebruik van een caravan. Bovendien was vakantie nog geen vanzelfsprekendheid. De mogelijkheid om meerdere dagen achtereen van het werk vrij te nemen terwijl men ook nog eens werd doorbetaald, bestond voor het overgrote deel van de werkenden eenvoudigweg niet. Initiatieven om dit te veranderen strandden in deze periode op de economische crisis en de hoge werkloosheid.

Veel mensen bezochten de caravan- en campingtentoonstelling in Amsterdamse RAI. (Afbeelding: Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief, CC0, 2.24.01.05)
 

Zes dagen vakantie
Tijdens de bezetting begon dat te veranderen. In bepaalde cao’s werd toen geregeld dat werknemers recht hadden op zes dagen vakantie. Na de bezetting werden steeds meer van dergelijke collectieve afspraken over vakantie gemaakt. In de jaren vijftig hadden vrijwel alle werkenden recht op vakantiedagen. Nederlanders gingen vanaf toen ook in toenemende mate daadwerkelijk met vakantie. In 1955 kreeg ons land er op die manier ongeveer zes miljoen vakantiegangers bij. Een groot aantal daarvan koos voor een kampeervakantie in eigen land omdat dit niet zo duur was.

Explosieve groei
Vakantiegangers hadden steeds vaker een auto. Tussen 1950 en 1960 steeg het aantal personenauto’s van 139 000 naar 522 000. In 1970 waren er 2,5 miljoen auto’s en bezat één op de zes gezinnen er eentje. Ondertussen groeide het aantal caravanbezitters. Waren er in 1953 nog 1000 caravans in Nederland, in 1959 werd dat aantal op zo’n 11 000 geschat.

In 1963 was het caravanpark in ons land gegroeid tot 25 000. Het jaar erna waren er 30 000, een op de honderd gezinnen bezat toen een caravan, 2% van de vakantiegangers ging met een caravan op stap. De Caravan-rai die in 1965 werd gehouden, toen er inmiddels 37 000 caravans in Nederland (één caravan op 27 auto’s) waren, was de grootste caravanbeurs van Europa. Jaarlijks bleven er caravans bij komen. Zeker na 1966, toen vakantie een wettelijk recht werd voor alle werknemers. Tot in de jaren zeventig zou meer dan de helft van de Nederlanders hun vakantie in eigen land doorbrengen. In 1980 was het aantal caravans in ons land gegroeid tot 400.000.

Handboeken, cursussen en oefenkampen
Nederlandse producenten veroverden een deel van de markt. Gedacht kan worden aan de firma van Jan Kip, de carrosseriebouwer uit Hoogeveen, die zich vanaf 1947 specialiseerde in het bouwen van toercaravans. Al spoedig kwamen er vele caravanproducenten bij. Op de Goed Kamp beurs die in 1955 door de anwb werd georganiseerd in de Haagse Houtrusthallen, hadden twintig caravanbedrijven een stand. In die tijd werd ook het mede door Hausbrand geschreven kampeerencyclopedietje Met tent of caravan uitgegeven en een jaar later publiceerde de anwb het 672 pagina’s tellende kampeerhandboek Onder de luifel waarin ook uitgebreid werd stilgestaan bij de caravan en het caravankamperen.

In de handboeken werd zowel aandacht besteed aan vakantie met een tent als kamperen met een caravan. Geheel in lijn van deze acceptatie van het caravankamperen mochten caravanners vanaf 1956 ook deelnemen aan de door de anwb georganiseerde kampeercursussen waarmee je een kampeerpaspoort kon verwerven dat recht gaf op het kamperen op plekken die anders verboden waren. De oefenkampen werden vanaf 1948 onder leiding van zogeheten kampeermentoren gehouden op het terrein de Anna’s Hoeve te Ommen. De cursussen leidden op in kampeeretiquette en propageerden het stijlvolle kamperen. Niet alle caravanners wilden eraan deelnemen. Zij wilden liever vrij zijn van bemoeienis.

Een caravan in Schotland. (Afbeelding: Fotocollectie Van de Poll, Nationaal Archief, CC0, 2.24.14.02)
 

En de kerk op zondag?
Caravans zijn ook veel gebruikt om op een camping een vaste plaats te hebben en er op vrije dagen, in het weekeinde of tijdens de vakantie, te verblijven. In 1974 klaagde een dominee uit Leidschendam zijn nood over dit gebruik. Wanneer een gezin in zijn gemeente een caravan aanschafte, kon hij ze wel afschrijven voor de kerk. De vraag die de dominee stelde, was of de geestelijke prijs die voor een weekeinde recreëren betaald werd niet veel te hoog was.

Gewoon gezellig
Nederlanders zijn zoals in de jaren dertig werd voorspeld massaal gevallen voor de caravan die steeds vaker met ‘gewoonheid’ en gezellig Nederlands werd geassocieerd. De liefde voor de caravan blijkt niet alleen uit het stijgende aantal caravanbezitters maar ook uit het verhaal over premier Joseph Cals. Voorafgaand aan de val van het door hem geleide kabinet in 1966 liet Cals in een kranteninterview weten dat hij in ieder geval nog een caravan had waar hij een onderkomen kon vinden wanneer hij het Catshuis, zijn ambtswoning, plotseling zou moeten verlaten. Na de val van het kabinet kreeg hij prompt een jaar lang gratis kamperen in Twente aangeboden als dank voor de daar door zijn toedoen in 1963 gevestigde Technische Hogeschool. Geen mens vond dat een karig cadeau of beschouwde Cals als een zonderling dat hij als premier graag van een caravan gebruik maakte. De caravan was eerder een statussymbool en werd in toenemende mate geassocieerd met het moderne, welvarende en vrije Nederland.

Burgelijke knusheid
Dat was al zo in de jaren vijftig. In een artikel uit 1954 voor het Dagblad van Amersfoort beschreef de cabaretier Wim Kan bijvoorbeeld dat hij met echtgenote Corry Vonk per woonwagentje door Zwitserland reisde. Kan gaf aan dat zo'n ding achter de auto bij omstanders een zekere jaloezie oproept omdat je zo vrij bent. Het woord caravan leek Kan liever niet te gebruiken. Een woonwagen was bohemien, caravan inmiddels misschien al wat bedeesd en middenklasse. De reuk van vrijheid enerzijds en burgerlijke knusheid anderzijds die door een artiest als Kan haarfijn werd aangevoeld, bleef rond de caravan hangen.

Waarom de caravan zo aansloeg in Nederland, werd gedurende de jaren zestig en zeventig onderwerp van beschouwing. Uit economische overwegingen bleek het enthousiasme voor het caravannen niet helemaal verklaard te kunnen worden. De gemiddelde prijs van een caravan was 5200 gulden. Alleen bij zeer frequent gebruik zou men de kosten voor stalling en onderhoud er na enkele vakanties uit hebben gekregen door geen hotelkosten te hoeven betalen, maar voor de meeste caravanbezitters ging dat niet op. In een aantal krantenartikelen die in de jaren zestig over de voorliefde van Nederlanders voor de caravan verschenen, werd gesteld dat de populariteit van het huis op wielen te maken had met de welvaartspsychose.

Een caravanbeurs in 1979 in Amsterdam. (Afbeelding: Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief CCO, 2.24.01.05)
 

De caravan maakte deel uit van een nieuwe levensstijl gericht op gemak en comfort. Deze werd ook weerspiegeld in de reclame waarin verschillende producten werden aangeprezen door te verwijzen naar hun mogelijk nut voor gebruik tijdens het kamperen en in de caravan: scheermesjes van Gillette en theezakjes van Van Nelle. De caravan zou een prestigeverhogend object zijn dat toch voor een grote groep mensen bereikbaar was, desnoods door middel van een afbetalingskrediet. De aankoop van de caravan gebeurde meestal impulsief en, zo werd gewaarschuwd, leidde tot een groot aantal ‘rouwaankopen’.

Pindakaas en hagelslag van thuis
De caravanner werd gezien als iemand die gesteld was op luxe en comfort. Die luxe bestond niet alleen uit de prijs die voor de caravan betaald moest worden en het comfort niet alleen uit de voordelen dat het caravankamperen had in vergelijking tot de tent. Luxe en comfort bestonden ook uit het bij je hebben van je eigen spulletjes, je eigen omgeving en niet onbelangrijk, je eigen Nederlandse voedsel. De moeder van de Nederlandse gastronomie, Wina Born, die een receptenrubriek in de Margriet had, wijdde in 1966 het Kampeer- en caravankookboek aan koken tijdens de vakantie. Het was haar opgevallen dat caravanners ladingen producten uit eigen land op vakantie met zich mee torsten. Beter is het om in het buitenland eens te kijken naar wat de plaatselijke huisvrouwen in hun boodschappenmandjes dragen. Wie dat navolgde was verzekerd van goede en verse producten voor weinig geld. ‘Sleep uw eigen wereld niet mee als een slak zijn huisje als u op vakantie gaat maar leef drie weken in een andere wereld, van andere geuren en andere smaken,’ schreef Born.

Dit gebeurde lange tijd niet. Potten appelmoes, aardappelen en blikjes voedsel werden lange tijd massaal in de caravan de grens over gevoerd. De positie van de vrouw was dan ook een paar keer onderwerp van beschouwing. Huisvrouwen waren net als mannen aan vakantie toe. Hoe groter de caravan en hoe meer er van huis werd meegesleept, des te meer werk er voor de vrouw was tijdens de vakantie.

Ga goed voorbereid op pad. "Vakantie: pak Bio-tex mee. In je boot, je tent, je caravan, heb je dikwijls vlekkenpech. In de Bio-tex gewassen, vuil en vlekken zó weer weg." (Afbeelding: Zeepfabriek Dobbelman 1807-1998, Regionaal Archief Nijmegen CC0, DM11110)
 

Rijdende huiskamer
Omdat Nederlanders gericht waren op het vakantievieren met behoud van de eigen omgeving en gewoonten, werd niet altijd rekening gehouden met het feit dat de omstandigheden elders anders waren dan men in Nederland gewend was. Nadat het in de tweede helft van de jaren zestig in zwang was geraakt om per caravan op wintersportvakantie te gaan, werd Oostenrijk verstoord door Nederlandse caravanners die onvoorbereid zonder winterbanden en sneeuwkettingen voor opstoppingen en ongelukken zorgden. Nederlanders meten de buitenwereld af naar hun binnenhuismaten en maken met hun auto’s en caravans van alles graag toch een binnenhuis, een rijdende huiskamer waar alles voor moet wijken, merkte een redacteur van The Times in 1971 op.

Misschien is dit inderdaad het aantrekkelijke van de caravan en verklaart dit de populariteit van de caravanvakantie onder Nederlanders. Wanneer je in een klein, veilig en welvarend land woont, wil je daar zoveel mogelijk van meenemen op reis. Nederland is misschien wel één grote caravan. Luxe, comfortabel en alles bij de hand. Een tikje rebels, dat ook. Zoals de treinconducteur die beschreven wordt in de bundel De nieuwe Kaaskop. Nederlanders in de jaren negentig (1999). Hij draagt op zijn uniform een speldje van de Rolling Stones en geeft daarmee aan 'Ik ben een rebel in het diepst van mijn gedachten'. Met de caravan geven Nederlanders aan dat zij diep van binnen vrijbuiters zijn.

Dit artikel verscheen eerder in 2009 in Geschiedenis Magazine (ed. 5) onder de titel: 'Land van vrijbuiters. De blijvende liefde van Nederlanders voor de caravan'.

Verder lezen
-
Th.C.C. Baumann, 25 jaar NCC, Nederlandse Caravan Club, 1982
-
Hans Pars, Groeten uit een vervlogen tijd. Nederlanders op vakanties, ANWB, 2006

Delen: