4 april 1968: King vermoord

 

 

 

Op 4 april 1968, precies 50 jaar geleden, werd de iconisch strijder tegen rassenscheiding en racisme Martin Luther King doodgeschoten. Hij leeft voort in onze herinnering als boegbeeld in de afschaffing van de Amerikaanse rassensegregatie. Heeft King inderdaad na zijn beroemde ‘I have a dream’-speech (1963) zijn koers nooit gewijzigd? Laura Visser-Maessen houdt deze koppeling tegen het licht in Geschiedenis Magazine.

 

 

 

 

 


Heldenstatus

 

 

Voor veel mensen was en is Martin Luther King een held. Hij had charisma, was welbespraakt en duidelijk afkomstig uit de middenklasse – dit maakte hem aantrekkelijk voor een breed publiek zwarten én blanken. Zijn strategieën waren ook bewust gericht op maximale media-aandacht. De burgerrechtenorganisatie SCLC (Southern Christian Leaderschip Conference), waaraan King leiding gaf, was in 1957 zelfs opgericht om hem als mediapersoonlijkheid te profileren. Dit gebeurde nadat hij nationale bekendheid verwierf tijdens de busboycot in Montgomery (Alabama) in 1955-1956. Ook later wist hij de aandacht naar zich toe te trekken. Hij besteedde na de boycot vooral tijd aan fondsenwerven terwijl de (zwarte) studenten van de burgerrechtenorganisatie SNCC (Student Nonviolent Coordinating Committee) furore maakten met sit-ins in gesegregeerde lunchruimtes; het was echter King die deze tactiek van massale geweldloze ‘direct action’ perfectioneerde en die we ermee associëren.

 

 

 

 

 

“Heb je vijanden lief”

 

 

Kings heldenstatus groeide doordat hij de lokale blanke autoriteiten van dichtbevolkte steden als Birmingham (1963) en Selma (1965) op de knieën leek te krijgen: hij dwong hen tot onderhandelen door vreedzame protestmarsen te organiseren. De gewelddadige reactie van de politie daar – breed uitgemeten op de televisie – droeg nog meer bij aan zijn vredelievende imago. Voor blanken was de coöperatieve King met zijn niet-bedreigende adagium “je vijanden liefhebben” hét aanspreekpunt voor de rassenproblematiek. Het was dan ook King die werd uitgenodigd om in 1964 naast president Lyndon Johnson te staan toen die de Civil Rights Act ondertekende, die een einde maakte aan de segregatie. Een jaar later volgde de Voting Rights Act (1965), die uitvoering van het al een eeuw eerder aangenomen algemeen stemrecht afdwong. Deze federale wetgeving was het resultaat van een ommezwaai in de nationale opinie die deels door Kings demonstraties, deels door vele andere protesten in noord en zuid tot stand was gekomen.

 

 

 

 

 

Kritiek uit eigen kring

 

 

Blanken zagen King dan wel als de zwarte leider bij uitstek, de steun voor hem was in eigen kring niet algemeen; al waardeerde iedereen dat hij zijn leven waagde en werd kritiek zoveel mogelijk binnenskamers gehouden om tegenstanders niet in de kaart te spelen. Zijn middenklassenachtergrond zorgde voor wantrouwen. Zo bespotten radicale studenten zijn zijden pyjama’s en de parelkettingen van zijn vrouw Coretta. Met name zwarten uit de onderklasse vonden dat King niet de juiste prioriteiten had. Hoewel ook zij de ‘alleen voor blanken’-bordjes haatten, was desegregatie van restaurants of bioscopen alleen relevant als je het geld had om er überhaupt heen te gaan. Zij zetten daarom liever eerst in op economische gelijkheid, zoals de groeperingen in het Noorden, waar desegregatie en het stemrecht al bestonden, altijd al hadden gedaan.

 

 

 

 

 

Terug bij af

 

 

Mensen als Malcolm X en studenten van de SNCC klaagden daarbij dat King zich te veel naar blanken schikte en in de spreekwoordelijke achterkamertjes weliswaar desegregatiedeals sloot met lokale politici, maar dat de autoriteiten, als King zijn hielen gelicht had, de afspraken weer introkken. Dan waren de plaatselijke burgerrechtenactivisten, die al langer bezig waren de zwarten te organiseren en mondiger te maken, terug bij af.

 

 

De kritiek werd luider toen bleek dat de nieuwe federale wetten de armoede van veel zwarten nauwelijks verlichtten. In de grote steden in het Noorden en aan de westkust braken bovendien steeds vaker rassenrellen uit. Directe oorzaak was vaak extreem politiegeweld (ook wel cynisch lynching northern style genoemd), maar de achterliggende reden was ook hier de uitzichtloosheid waarmee arme zwarten kampten.

 

 

 

 

 

king2

 

 

26 maart 1964, Martin Luther King en Malcolm X ontmoeten elkaar bij een debat over de "Civil Rights Acts"

 

 

 

 

 

De vergeten droom van Martin Luther King

 

 

Het bijtend commentaar en het besef irrelevant te worden, dwongen King om zijn aandacht te verleggen: van burgerrechten naar universele mensenrechten en sociale en economische gelijkheid. King sprak tot omstreeks 1965 nauwelijks over armoede: kende hij de complexe rassenproblematiek buiten het zuiden, waar hij opgroeide, wel voldoende?

 

 

 

 

 

De kreet ‘Black Power’ was volgens King een uiting van nihilisme, maar hoe paste hij zich dan aan om de greep niet te verliezen? Wordt nog steeds voor zijn vergeten droom gestreden, bij een beweging als Black Lives Matter? Lees het in ons aprilnummer, binnenkort in de winkel!

 

 

 

 

 


Alvast verder lezen over Martin Luther King?

 

 

Taylor Branch, At Canaan’s Edge. America in the King Years 1965-1968, Simon & Schuster, 2006

 

 

 

 

 

Martin Luther King, Where do we go from here? Chaos or Community, Beacon Press, 1967 (2010)

 

 

 

 

 

Thomas F. Jackson, From Civil Rights to Human Rights: Martin Luther King Jr. and the Struggle for Economic Justice, University of Pennsylvania Press, 2007

 

 

 

 

Delen: