Hoe keurige 19de-eeuwse heren prostituees probeerden te redden

In de eerste helft van de 19de eeuw was de armoede in Amsterdam extreem. Voor veel vrouwen was prostitutie de enige manier om te overleven. Maatschappelijk geaccepteerd waren de publieke vrouwen zeker niet. Om deze ‘gevallen vrouwen’ te helpen richtte de gefortuneerde doopsgezinde Amsterdamse zakenman Christiaan Pieter van Eeghen samen met twee welgestelde vrienden in 1846 de Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen op. Ze waren daarmee, zeker voor Nederland, erg vernieuwend. Laura van Hasselt onderzocht hoe ze de prostituees wilden ‘redden’, wat dit voor de vrouwen inhield, en of de vereniging haar doel wist te bereiken.

Het begon allemaal met de zoon van de heer des huizes. Elisabeth Borgman was vijftien jaar, toen ze als dienstmeisje bij het Amsterdamse gezin in huis kwam. Zij was het die het eten opdiende, het zilver poetste, de open haard aanstak en nog duizend andere klussen deed. Maar de zoon van de heer des huizes wilde meer. Toen hij haar probeerde te verleiden vluchtte ze het huis uit. Terug naar haar ouders durfde ze niet. Zo begon de val van Elisabeth Borgman. 

Na allerlei omzwervingen kwam ze terecht in een bordeel in Den Haag. Daar werkte ze drie maanden, tot een ‘Haagsche heer’ haar voor driehonderd gulden vrijkocht. Een jaar leefden ze samen, tot hij haar verliet en weer berooid achterliet. Elisabeth verhuisde terug naar Amsterdam en raakte opnieuw in de prostitutie verzeild. Al snel werd ze ziek. In het Buitengasthuis (het stedelijke ziekenhuis, of wat daarvoor doorging) werd ze ontdekt door de Vereeniging tot Opbeuring van Boetvaardige Gevallen Vrouwen. Het was 1847.

 

Maria Magdalena
Maria Magdalena als boetvaardige zondares aan de voet van het kruis, begin 19de eeuw geschilderd door Ary Scheffer. Piet van Eeghen kocht het doek in 1847. Het werd het beeldmerk van de redding van gevallen vrouwen in Nederland. (Amsterdam Museum). 

 

Niet door en door verderfelijk
Elisabeth Borgman was de enige niet. Veel van de vroeg 19de-eeuwse Amsterdamse prostituees hadden eerder als dienstbode gewerkt. Vooral sinds de Franse Tijd was de armoede in de stad extreem en veel vrouwen hadden eigenlijk nauwelijks een andere keuze. Hoewel er geen bordeelverbod bestond, waren de publieke vrouwen zeker niet maatschappelijk geaccepteerd. En eenmaal in ‘het vak’ beland, konden ze vaak geen kant meer op. Een groep dominees en deftige protestantse heren besloot zich op te werpen als redders van deze ‘gevallen vrouwen’. Ze waren bereid daar veel tijd en geld in te steken, op voorwaarde dat de ongelukkigen ‘boetvaardig’ waren. Met andere woorden: dat ze inzagen dat ze van het rechte (christelijke) pad waren afgedwaald en bereid waren hun leven te beteren. 

Het initiatief kwam van drie keurige Amsterdamse heren: de lutherse dominee Carl Ludwig Lentz, kantonrechter Jeronimo de Vries en zakenman Christiaan Pieter (Piet) van Eeghen. Ze verzetten zich tegen de wijdverbreide gedachte, dat prostituees nu eenmaal door en door verderfelijke wezens waren. Integendeel: ‘De zonde moet men haten, de zondaar liefhebben.’ De drie mannen gingen ervanuit dat deze vrouwen wel degelijke te redden waren, als ze maar de juiste praktische en geestelijk hulp kregen om een nieuw bestaan te kunnen opbouwen. Ook in het buitenland ontstonden in de eerste helft van de 19de eeuw dit soort reddingsclubjes voor prostituees, zeker in Engeland. Maar in Nederland waren Lentz, De Vries en Van Eeghen de eersten.

Benieuwd de heren het aanpakten? Of ze de vrouwen werkelijk wisten te helpen, en hoe het afliep met Elisabeth Borgman? Lees het hele artikel in het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 26 januari aan als abonnee of bestel het eind januari online.

 

In januari verschijnt het nieuwe boek van Laura van HasseltGeld, geloof en goede vrienden. Piet van Eeghen en de metamorfose van Amsterdam, 1816-1889 (Balans). Naast de ‘gevallen vrouwen’ beschrijft ze hierin allerlei andere burgerinitiatieven van Van Eeghen, van sociale woningbouw tot de oprichting van het Vondelpark en het Rijksmuseum.

 

Delen: