Zelfs voor Karel de Grote was Europese eenheid een uitdaging

Karel de Grote wordt dikwijls de ‘Vader van Europa’ genoemd. De Frankische koning verdient deze titel omdat hij drie eeuwen na de ineenstorting van het Romeinse Rijk een groot deel van Europa weer onder één gezag wist te brengen. Hoe slaagde hij erin de vele veroverde gebieden en volkeren in zijn rijk te integreren?

In de 5de eeuw verloren de Romeinse keizers gaandeweg het gezag over West-Europa. Het West-Romeinse Rijk viel uiteen in verschillende koninkrijken, waarin ‘barbaarse’ groepen als Franken, Goten en Longobarden de dienst uitmaakten. Het Frankische territorium beperkte zich aanvankelijk tot het huidige Noord-Frankrijk en België. Maar onder koning Clovis (ca. 466-511) en zijn oorlogszuchtige nageslacht groeiden de Franken uit tot een van de dominante machten van West-Europa. Hun invloedsfeer strekte zich uit over Frankrijk, Zwitserland, Zuid-Duitsland en grote delen van de Benelux. Onder Clovis namen de Franken bovendien het christendom aan.

Karel’s wapenfeiten
Het gebied dat Karel de Grote bij zijn kroning in 768 erfde, was verre van bescheiden. Desondanks zou het Frankische rijk onder Karels bewind bijna verdubbelen in omvang. Al in zijn tweede regeringsjaar veroverde hij definitief Aquitanië (Zuid-Frankrijk), een gebied dat allang tot de Frankische invloedsfeer had behoord maar steeds een bron van onrust was gebleven.

In 773 trok Karel de Alpen over richting het koninkrijk der Longobarden (Noord- en Midden-Italië). Twee campagneseizoenen volstonden voor Karel om de Longobardische koning Desiderius tot aftreden te dwingen en diens IJzeren Kroon voor zichzelf op te eisen. Eenzelfde lot was het hertogdom Beieren (Oostenrijk) beschoren, dat Karel in 787-788 wist in te lijven.

Karel de Grote onderwerpt de Saksen. Schoolplaat uit 1935. Museum Catharijneconvent, Utrecht. Foto: Ruben de Heer.
 

Zijn zwaarst bevochten zege behaalde hij in het huidige Noord-Duitsland, tegen de politiek gefragmenteerde Saksen. Meer dan dertig jaar (772-804) en vijftien campagnes waren nodig om de Saksische gebieden tussen Rijn en Elbe voorgoed in te lijven. Karels biograaf Einhard (ca. 770-840) zou later spreken over ‘de langste, wreedste en zwaarste oorlog ooit door de Franken gevochten’.

Uitdaging
Karels veldtochten hadden verstrekkende geopolitieke gevolgen. Voor het eerst sinds het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk waren grote delen van West-Europa weer onder één heerser verenigd. De parallel met het oude Romeinse keizerrijk vond symbolische bevestiging in 800, toen Karel door paus Leo III tot keizer gekroond werd in de Sint-Pieter in Rome. Maar of hij nu koning of keizer was, de uitdaging bleef in zekere zin hetzelfde: Karel moest zien te regeren over Franken, Longobarden, Beieren, Aquitaniërs, Saksen, Friezen, Alemannen en Thuringiërs. Hoe deed hij dit? Waarop baseerde hij zijn gezag? En wat kunnen we eigenlijk zeggen over zijn motieven?

Dynastieke coups
Een terugkerende tactiek bij de overname van nieuwe gebieden was het exploiteren van bestaande gezagsstructuren. Beieren, Aquitanië en het Longobardenrijk kenden net als de Franken een lange traditie van ‘gecentraliseerd’ gezag. Zij werden geregeerd door hertogen of koningen, die zich konden beroepen op een uitgebreid netwerk van wereldlijke (graven) en kerkelijke (bisschoppen) gezagsdragers. Verovering had in deze gebieden vaak veel weg van een dynastieke coup: de heersende familie werd via een ‘vrijwillige’ kloosterintreding van het politieke toneel gedirigeerd, waarna Karel zichzelf of een familielid aan het hoofd stelde van de lokale hiërarchie.

Gekleurde geschiedschrijving
Karel ontleende zijn gezag dus in belangrijke mate aan het feit dat hij door de veroverde volken als vorst geaccepteerd en erkend werd. Geschiedschrijvers uit die tijd – veelal Frankisch en dus op Karels hand – doen het graag voorkomen alsof deze erkenning een vanzelfsprekendheid was. Direct na de val van hun koning Desiderius in 774 zouden de Longobarden van heinde en verre toegestroomd zijn om Karel hun loyaliteit te betuigen. De onderdanen van de Beierse hertog Tassilo zouden hun vorst in 788 zo’n beetje aan Karel hebben uitgeleverd. Ja, Karel zelf zou hen er nog van weerhouden hebben hun voormalige hertog ter dood te veroordelen.

Schildering door Georg Sturm van Karel de Grote en Einhard. Rijksmuseum Amsterdam.
 

Realiteit: de koning moest hard werken voor erkenning
Door Karel uitgegeven oorkondes en wetsteksten in Beieren vertellen een minder triomfantelijk verhaal: Karel is in de jaren na 788 heel bewust bezig geweest de Beierse aristocratie aan zich te binden. Bestaande aristocratische rechten en bezittingen werden gewaarborgd of zelfs uitgebreid. De Lex Baiuwariorum – het Beierse recht – bleef gehandhaafd. Als prefect over Beieren werd Gerold aangesteld, die niet toevallig tot een zijtak van de voormalige hertogelijke familie behoorde en van wie dus een zekere continuïteit uitging.

In sommige gebieden waren politieke gezagsstructuren minder goed ontwikkeld en was integratie moeilijker. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de Saksen. Het gebied tussen Rijn en Elbe werd bewoond door meerdere, politiek autonome Saksische groepen zonder koning, hertog of graaf. Karel was dan ook genoodzaakt dergelijke structuren zelf op te bouwen.

Ook bij de Saksen was de sleutel hierbij het creëren van draagvlak onder lokale machthebbers. De meest weerbarstige elementen onder de bevolking ontdeed hij van hun bezittingen en liet hij afvoeren naar andere delen van het rijk. Het vrijgekomen land werd vervolgens overgedragen aan meer inschikkelijke Saksische families, die daarmee hun machtspositie konden versterken. Uit deze loyale families stelde Karel ten slotte Saksische graven aan.

Door God aangewezen
Hoewel het Karel zeker niet aan strategisch inzicht ontbroken heeft, zou het een misvatting zijn om zijn ‘integratiebeleid’ uitsluitend als machtspolitiek te duiden. Willen we Karel goed begrijpen, dan moeten we hem niet slechts als machtspoliticus, maar ook als christelijk vorst serieus nemen. Niet voor niets zien we Karel in beleidsstukken en hofpoëzie dikwijls gespiegeld worden aan oudtestamentische koningen als David en Josia.

Deze koningen waren door God aangewezen om te regeren over de Israëlieten, Gods uitverkoren volk. Het centrale aspect van hun koningschap was niet macht maar verantwoordelijkheid: zij moesten erop toezien dat de Israëlieten niet van Gods wetten afweken. Kweten de koningen zich onvoldoende van deze taak, dan volgden van Godswege niet mis te verstane represailles.

Populus Christianus
Karels koningschap was op eenzelfde leest geschoeid, met als essentieel verschil dat hij het door God gegeven gezag over een christelijk rijk voerde. Dit rijk was minder exclusief dan het oude Israël: het kon meerdere volkeren omvatten. En dit was ook precies wat Karel zijn nieuwe onderdanen voorhield: zij mochten dan Saksen, Longobarden of Beieren zijn, tezamen vormden zij een populus christianus, een christelijke gemeenschap, onder het gezag van één christelijke vorst.

Portret van Karel de Grote met scepter en rijksappel. Bijschrift: ‘His glorious rule and conquests, him advance to be the best, and greatest King of France’ Prentmaker: Willem van de Passe, ca. 1621. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
 

Het christendom kon alleen sociale cohesie garanderen indien Karels onderdanen ook daadwerkelijk christelijk waren. Dit was niet bij alle veroverde volkeren het geval. Met name de Saksen waren in de 8ste eeuw nog sterk heidens. Karels Saksenoorlogen werden dan ook al snel aangegrepen voor grootschalige kerstening. Karel werkte hierbij nauw samen met missionarissen uit kloosters in het Rijngebied, die vaak al langer met de Saksische missie begaan waren.

Doodstraf voor heidense praktijken
De kerstening van de Saksen was pas in de 9de eeuw voltooid. Ook zij verliep dikwijls onder dreiging van geweld. Een extreem voorbeeld hiervan vinden we in een onder Karel opgestelde wet ‘voor de Saksische gebieden’, waarin naast verscheidene vormen van politieke ontrouw ook heidense praktijken met de dood bestraft worden.

Het is desondanks tekenend voor het uiteindelijke succes van de Saksische kerstening en integratie in het Frankische rijk, dat Karel door latere generaties Saksen uiterst positief herinnerend werd. De nadruk lag hierbij niet op het bloedvergieten, maar op zijn optreden als ‘Apostel der Saksen’, zoals hij door latere christelijke Saksische auteurs gedoopt werd. Dat Karel als apostel dikwijls met ‘ijzeren tong’ gepredikt had, wreven zij hem nauwelijks aan.

Eed van trouw
Niet alleen bij de Saksen, maar in het hele rijk stond het christendom aan de basis van Karels integratiepolitiek. In Frankische geschiedwerken en rechtsbronnen treffen we een haast obsessieve preoccupatie met het begrip fides (trouw) aan. Deze trouw was in de eerste plaats verschuldigd aan de koninklijke familie: iedere inwoner van het rijk werd verplicht tot het zweren van een eed van trouw aan Karel en diens zonen. Maar niet toevallig betekende fides naast ‘trouw’ ook ‘geloof’. In 802 werd een nieuwe, bredere eed ingevoerd, waarin naast loyaliteit aan Karel ook expliciet verwezen werd naar het dienen van God en het beschermen van de Kerk. De inwoners van het Frankische rijk werden zo dus getrouwen (fideles) in de dubbele zin van het woord: zij waren trouw verschuldigd aan Karel én aan God.

Niet alle onderdanen schikten zich even makkelijk in deze rol. Karel werd gedurende zijn regeerperiode meermaals geconfronteerd met opstanden, die hij in de regel meedogenloos neersloeg. Berucht is ‘het bloedbad van Verden’ in 782, waar Karel op één dag 4500 Saksische rebellen zou hebben laten onthoofden.

Oorlog zorgt voor saamhorigheid
Naast hun gedeelde trouw aan koning en God werd onder de verschillende volkeren van Karels rijk ook op andere manieren samenhorigheid gecreëerd. Van prominente getrouwen werd verwacht dat zij op gezette tijden bijeenkwamen op rijksvergaderingen en synodes. Hier werd over de stand van zaken in het rijk gerapporteerd, beleid gemaakt en recht gesproken. Dikwijls vormde zo’n rijksvergadering tevens de opmaat voor een andere aristocratische plicht en bindende factor in het rijk: het gezamenlijk opnemen van de wapenen. Militaire campagnes waren bij uitstek geschikt voor het kweken van sociale cohesie, daar Karel nieuw ingelijfde volkeren uitdrukkelijk tot deelname verplichtte.

De kroning van Karel de Grote in 800 door paus Leo III. Prentmaker: Charles Rochussen, ca. 1878. Collectie Rijksmuseum Amsterdam
 

Bij de verovering van Beieren in 787 waren onder anderen Franken, Alemannen, Longobarden en Saksen betrokken. Op zijn veldtocht tegen de Avaren in 791 stonden Saksen, Friezen en Beieren Karel bij. Deze laatste veldtocht werd door Karel overigens bewust als een religieuze strijd van christenen tegen heidenen gepresenteerd. Drie dagen van gezamenlijk vasten en bidden op de Avaarse grens moesten het succes van zijn christelijke legerschare veilig stellen. Zelfs op het slagveld was Karel een christelijke vorst.

Symbool voor eenwording
In politiek opzicht hield het door Karel uitgekerfde rijk slechts twee generaties stand. Zijn zoon Lodewijk de Vrome erfde nog het volledige imperium, maar onder zijn kleinzonen werd het rijk in drie deelrijken opgesplitst. Als ideaal was Karels rijk een aanzienlijk langer leven beschoren. Karels verrichtingen werden een blijvend referentiekader voor de imperiale ambities van middeleeuwse en vroegmoderne vorsten. Ook vandaag de dag geldt Karel nog als een symbool voor Europese eenwording en integratie, een project waarvan de verwezenlijking twaalf eeuwen na Karels dood allerminst vanzelfsprekend is.

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine, jaargang 49 (2014), nummer 1.
 

Verder lezen
• Raoul Bauer, Karel de Grote. Een keizer op de grens tussen twee werelden, Uitgeverij Wbooks, 2013
• Einhard, Vita Karoli, in Lewis Thorpe (vert.), Einhard and Notker the Stammerer. Two lives of Charlemagne, Penguin Books, 1969
Rosamond McKitterick, Charlemagne. The formation of a European identity, Cambridge University Press, 2008

 

 

Delen: