‘We geven de koets straks graag terug met een hele stapel adviezen van het Nederlandse volk’

Op 6 september 1898 werd Wilhelmina ingehuldigd als koningin. Al sinds koning Willem I vindt deze plechtigheid plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, waarbij de stad uitgebreid wordt versierd voor grote volksfeesten. Maar in 1898 had de Amsterdamse bevolking extra haar best gedaan: ze schonk de nieuwe vorstin de Gouden Koets.

Dit inmiddels controversiële erfgoed is na een restauratie van ruim vijf jaar te zien in het Amsterdam Museum, als deel van een tentoonstelling over de geschiedenis en de hedendaagse discussies over het iconische voertuig. Geschiedenis Magazine sprak met conservator en historica Annemarie de Wildt over het verleden en de toekomst van de koets. 
 

Minister-president Rutte, Gouden koets op het Binnenhorf (2014). Bron: Flickr Minister-president (CC BY 2.0)
Minister-president Rutte, Gouden Koets op het Binnenhorf (2014). Bron: Flickr Minister-president (CC BY 2.0)

 

In 1898 schonken de inwoners van Amsterdam de Gouden Koets aan koningin Wilhelmina. 
Tegelijkertijd was de band van de hoofdstad met de Oranjes lang niet altijd zo probleemloos geweest. Wat bijvoorbeeld te denken van stadhouder Willem II die de stad in 1650 zelfs liet belegeren? En ook rond 1900 was Amsterdam geen onverdeeld oranjebolwerk: de stad was bijvoorbeeld een centrum voor socialisten en anarchisten, die zich fel tegen de monarchie keerden. Hoe is dit met elkaar te rijmen?

Die sympathie en antipathie voor de Oranjes hebben in Amsterdam eigenlijk steeds naast elkaar bestaan. Met name in volksbuurten zoals de Jordaan protesteerden de socialisten geregeld tegen het koningshuis, maar het was niet zo dat de hele Jordaan pal achter de socialisten stond. Er bestond onder de arbeiders daar ook veel authentiek orangisme, dat zich manifesteerde in een soort buurtgevoel. Zo werden er bij koninklijke jubilea al decennialang de meest uitbundige erepoorten en versieringen gemaakt. Iedereen ging vervolgens ook in elkaars straat kijken. In 1898 lag de monarchie bovendien een stuk beter bij de Amsterdammers dan in de jaren 80. Dat was deels het resultaat van een charmeoffensief dat door regentes Emma was gestart. Zij ging samen met de kleine Wilhelmina het land door om de hearts and minds van het volk te winnen, en met succes.  

Toch was er discussie over de koets. Louis Maximiliaan Hermans, uitgever van het satirische linkse blad De Roode Duivel, sprak bijvoorbeeld spottend over een ‘gouden kwartjeswagen’. Hij vroeg zich af waarom er in hemelsnaam geld ingezameld werd om een Gouden Koets te geven aan iemand die al 150 rijtuigen had. Kon dat geld niet beter worden besteed aan de vele armen in Amsterdam?
 

Het Frederiksplein te Amsterdam tijdens de intocht van koningin Wilhelmina, 5 september 1898. Bij koningin Wilhelmina in het rijtuig zit Emma. De stoet rijdt de Utrechtsestraat in, met op de achtergrond het Paleis voor Volksvlijt. Otto Eerelman, Rijksmuseum Amsterdam.

 

Wie waren de initiatiefnemers en hoe kwamen zij op het idee om een Gouden Koets aan Wilhelmina te schenken?

Het was afgelopen jaar een enorme speurtocht om daarachter te komen, maar naar alle waarschijnlijkheid is het idee afkomstig van de Oranje Vriendenkring. In een brief aan het hof schrijft deze organisatie in september 1896 dat zij Wilhelmina namens de Amsterdamse bevolking een huldeblijk wil geven. De kring kwam bijeen in een vergaderlokaaltje aan de Willemstraat (Jordaan) om na te denken over een geschenk. Omdat alle halfbroers van Wilhelmina gestorven waren, was al vrij lang van tevoren bekend dat zij de erfopvolgster was. Vlak na haar 18de verjaardag zou Wilhelmina in september 1898 officieel worden ingehuldigd. Reden voor een groot feest dus, maar in eerste instantie liet de secretaris van Emma weten dat de zij het voorstel voor een cadeau afwees: de koningin wenste geen geschenk te aanvaarden bij haar inhuldiging. Er werd wat gelobbyd en uiteindelijk wilde Wilhelmina het geschenk wel accepteren, maar niet tijdens de inhuldiging.

Over hoe de Oranje Vriendenkring op het idee kwam om een Gouden Koets te geven gaan allerlei verhalen rond. Ze zou geïnspireerd zijn door een koets voor een Indische vorst van de firma Spyker, de rijtuigenfabriek en latere autofabrikant. Dat rijtuig heeft inderdaad bij Spyker gestaan, maar dat was pas nadat de Oranje Vriendenkring met het idee kwam. We hebben heel weinig bronnen en er is helaas geen archief van de Oranje Vriendenkring, dus veel meer weten we niet.  
 

Lantaarnplaatje van de aanbieding van de Gouden Koets in het Paleis voor Volksvlijt. Koningin Wilhelmina aanvaardde de Gouden Koets pas na haar inhuldiging in 1898.

 

Het rijtuig voor de Indische vorst kan dus als inspiratie hebben gediend, maar werd er ook naar andere vorstenhuizen in Europa gekeken?

Absoluut. Om de koets te financieren kwam er een soort crowdfunding op gang. In een brochure, een soort briefkaart die door heel Amsterdam werd verspreid, werd beargumenteerd dat alle Europese vorstenhoven gouden koetsen hadden. Nederland kon op dit gebied niet achterblijven. Spyker, die uiteindelijk de opdracht voor de koets kreeg, had ook een verzameling toverlantaarnplaatjes, een soort voorloper van de dia, nu in de collectie van het Stadsarchief Amsterdam. Op die lantaarnplaatjes zijn allemaal koetsen van buitenlandse vorstenhuizen te zien; die werden als voorbeeld gebruikt. Overigens is het archief van Spyker ook grotendeels verloren gegaan, waardoor er bijvoorbeeld geen bouwtekeningen bewaard zijn.
 

Dan naar de koets zelf: wat voor rijtuig kreeg de nieuwe koningin nu precies en waarvan is de koets gemaakt? 

De koets is een Berline, vernoemd naar het rijtuig dat veel werd gebruikt op de route Parijs-Berlijn. Dit model is vanwege het ophangingsssysteem – de koetskast rust op leren riemen – comfortabeler dan oudere koetsen. Het basismateriaal van de koets is hout en daar zit een laag bladgoud overheen. De koets moest een nationaal product worden, waarbij uitsluitend grondstoffen uit Nederland én de Nederlandse koloniën mochten worden gebruikt. Zo weten we dat het hout is geïmporteerd uit Nederlands-Indië en dat het vlas van de kussens uit Zeeland komt. Bij de presentatie van de koets in 1898 verscheen een boekje van een journalist genaamd Russing, dat de belangrijkste bron vormt over de achtergrond van de materialen. Waar het goud vandaan werd gehaald zegt hij echter niet. Sommigen beweren dat het uit Suriname komt.

Het intrigeerde mij dus ik heb contact gelegd met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE). Met behulp van 19de-eeuws goud uit de collectie van Naturalis proberen onderzoekers van de RCE en de Vrije Universiteit Amsterdam nu te achterhalen of het goud inderdaad uit Suriname komt. Hopelijk is hier nog tijdens de tentoonstelling meer over meer bekend.
 

Ontwerptekeningen uit 1898 door Nicolaas van der Waay (1855-1936) voor de beschildering van de zijkanten van de Gouden Koets. Stadsarchief Amsterdam.

 

De koloniën nemen hebben een prominente plek in de decoratie van de koets. Hoe zijn ze precies verbeeld en waarom mochten de koloniën niet ontbreken op het rijtuig?

Hoe de schilderingen van de koloniën op de koets precies tot stand zijn gekomen, weten we niet. Op de schets van de koets in de briefkaart-brochure stonden ze nog niet; ze zijn pas later toegevoegd. Wat we wel weten is dat de panelen aan weerszijden zijn geschilderd door Nicolaas van der Waay. Hij maakte ook de ontwerpen en het zou kunnen dat het idee afkomstig was van Spyker. 

De koloniën zijn verbeeld op het paneel op de linkerzijkant van de koets. In het midden staat de Nederlandse maagd. Links van haar dragen zwarte mensen allerlei producten aan, zoals cacao en suikerriet; zij vertegenwoordigen West-Indië, dus Suriname en het Caribisch gebied. Aan haar rechterkant wordt Nederlands-Indië verbeeld en gaat het er iets hiërarchischer aan toe. Pal naast de Nederlandse maagd staat een Javaanse vorst die geschenken aanbiedt, terwijl naast hem een man op de grond knielt. Ook zien we een aantal witte figuren op het paneel: zij representeren onder meer het koloniale leger en, in het geval van de man die een jongetje een boek geeft, de ‘vooruitgang en beschaving’ die de Nederlanders zouden brengen. Op zichzelf is dit allemaal niet zo uniek. Van der Waay varieert op beeldtaal die eigenlijk al sinds circa 1600 bestaat: een vrouw als personificatie van Nederland, Europa of een stad in het midden en andere werelddelen die haar goederen en producten brengen.

Zeker is wel dat men het in Nederland vanzelfsprekend vond dat de koloniën erbij hoorden. Wilhelmina was de koningin van Nederland én de koloniën. Met name Nederlands-Indië was erg belangrijk voor haar. Op de tentoonstelling hangt ook een schilderij uit het Rijksmuseum waarop te zien is hoe de jonge koningin Lombok-kruizen uitdeelt aan militairen.
 

Jan-Kees Steenman, Tentoonstelling Gouden Koets (2021). Bron: Amsterdam Museum (CC-BY-SA 4.0)
Jan-Kees Steenman, Tentoonstelling Gouden Koets (2021). Bron: Amsterdam Museum (CC-BY-SA 4.0)

 

In de tentoonstelling willen we laten zien dat koloniale macht onderdeel was van het zelfbeeld van Nederland. Als voorbeeld hebben we ervoor gekozen de koloniale expositie uit 1883 te tonen. In het grote koloniale paviljoen werden allerlei voorwerpen uit Nederlands-Indië tentoongesteld. Verschillende mensen die later betrokken waren bij de Gouden Koets werkten ook mee aan die tentoonstelling. Spyker verkocht daar rijtuigen voor de Indische markt en Van der Waay was onder andere verantwoordelijk voor de geschilderde panelen van het Amsterdam paviljoen.


Voor welke gelegenheden werd de koets gebruikt? 

Na de overhandiging in 1901 is het rijtuig door Wilhelmina en Hendrik nog diezelfde maand gebruikt bij hun huwelijk. In 1903 deed de koets voor het eerst dienst op Prinsjesdag, maar dit werd pas echt een traditie vanaf de jaren twintig. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog – Wilhelmina verbleef toen immers in Londen – en de paar jaren daarna werd de Gouden Koets niet gebruikt. Naast Prinsjesdag zijn er de familieaangelegenheden, zoals de huwelijken van Wilhelmina, Beatrix en Willem-Alexander, maar ook de inhuldigingen, zoals die van Juliana in 1948. Bij de inhuldiging van Beatrix (1980) werd vanwege de kroningsrellen afgezien van inzet van de Gouden Koets. Verder is de koets een aantal keer geëxposeerd. Zo maakte het rijtuig in 1949 op een binnenvaarschip een hele tour door Nederland.
 

Uitreiking van het Lombokkruizen door Koningin Wilhelmina op het Malieveld in Den Haag, 6 juli 1895. Mari ten Kate, 1895. Rijksmuseum Amsterdam.

 

De Gouden Koets werd gebouwd door de Nederlandse fabrikant Spyker, die we tegenwoordig vooral nog kennen als (voormalig) autoproducent. Werd er ooit gedacht aan een auto als alternatief voor de koets?

Alleen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd enkele keren gekozen voor een auto. Er waren erg weinig paarden, doordat de Duitse bezetter er veel had gestolen. Bovendien vond Wilhelmina een koets niet zo gepast: het waren heel sobere jaren. Ook toen het terreurnetwerk het Japanse Rode Leger in 1974 het personeel van de Franse ambassade in Den Haag gijzelde, werd vanwege de ingetogenheid gekozen voor een auto. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd er even getwijfeld, maar uiteindelijk ging Beatrix toch met de koets naar het Binnenhof. Uit respect stond de koets wel even stil voor de Amerikaanse ambassade, wat protocollair tamelijk exceptioneel is. De uitzonderingen waren dus vaak wanneer soberheid gepast is.      
 

Er bestaat vandaag de dag discussie over de ‘houdbaarheid’ van de koets, grotendeels vanwege de koloniale beeldtaal op het rijtuig. Is de Gouden Koets nog wel geschikt voor ceremoniële evenementen? Of is het nu eigenlijk meer een museumstuk?  

Dat is de grote vraag van de tentoonstelling. Toen de gelegenheid kwam om de koets na de restauratie te exposeren maakten wij meteen kenbaar dat wij dat graag wilden doen. Deels omdat Amsterdammers de koets immers geschonken hebben, maar ook omdat we het als een mooie gelegenheid zagen voor een debat over de koloniale beelden en de plek die ze al dan niet zouden moeten hebben in de openbare ruimte. Want wanneer de koets gebruikt wordt voor Prinsjesdag, gebeurt dat in de openbare ruimte. 

Het is nog onbekend wat er met de koets gaat gebeuren na de tentoonstelling. Formeel gaat de koning hierover, hoewel de regering er ook zeker wat over te zeggen heeft, gezien de inzet op Prinsjesdag. Maar wij vragen zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de mensen in het land wat zij ervan vinden. De tentoonstelling is tegelijkertijd ook een soort volksraadpleging: we geven de koets graag terug met een hele stapel adviezen van het Nederlandse volk. 

 

Annemarie de Wildt is historica en sinds 1995 conservator bij het Amsterdam Museum. Eerder werkte ze als tentoonstellingsmaker, organisator van congressen (onder meer voor de Universiteit van Amsterdam en de Anti Apartheids Beweging Nederland), vertaler, auteur en producer van televisieprogramma’s (voor IKON en VPRO).

 

De tentoonstelling 'De Gouden Koets' is tot en met 27 februari 2022 te zien in het Amsterdam Museum.

Delen: