Vader van de gifgasoorlog won Nobelprijs

De Duitse chemicus Fritz Haber vond de kunstmest uit, wat hem in 1920 de Nobelprijs voor Scheikunde opleverde. Tot verbijstering van velen, want Haber had in de Eerste Wereldoorlog als directeur van het Kaiser Wilhelm Institut persoonlijk toezicht gehouden op de eerste massale gasaanval van de Duitsers op geallieerde loopgraven. Mark De Geest verdiept zich in Habers loopbaan. 

Europese en Amerikaanse boeren zijn tot eind 19de eeuw voor de bemesting van hun akkers aangewezen op guano, de gedroogde uitwerpselen van zeevogels. Het spul wordt ingevoerd vanuit met name Chili en Peru. De voorraden zijn eeuwenlang opgebouwd, maar raken sinds het westen ze ontdekt en massaal afvoert uitgeput. Men gaat men koortsachtig op zoek naar een kunstmatige vervanging. Een uitdaging voor Fritz Haber, assistent aan de afdeling chemische technologie van de universiteit van Karlsruhe. Hij slaagt er na lang zoeken in 1909 in om stikstof en waterstof uit de lucht om te zetten in ammoniak. In 1913 opent de Duitse chemiereus BASF – waarmee Haber al in 1908 een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten – in het Zuid-Duitse Oppau een kunstmestfabriek die Habers vinding commercieel toepast. ‘Brot aus Luft!’ klinkt het overal, want de Duitse akkers brengen nu vier keer grotere oogsten op. 

Zijn lucratieve contract met BASF levert Haber een gigantisch fortuin op – hij ontvangt tot 10% van de winst – en bezorgt hem een reputatie als topwetenschapper. Hij wordt in 1911 aangesteld als directeur van het gloednieuwe Kaiser-Wilhelm-Institut für Physikalische Chemie und Elektrochemie in Berlijn. Voortaan is hij persoonlijk adviseur van de Duitse keizer, waarvoor hij de prestigieuze aanspreektitel Herr Geheimrat ontvangt. 

‘Humaan wapen’
In de zomer van 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Duitse generaals schreeuwen al snel om nieuwe munitie. Er is veel stikstof voor nodig, en onder Habers leiding bouwt BASF in recordtempo een aangepaste productie-eenheid. Hij deelt opnieuw in de opbrengsten en wordt nog rijker dan hij al is. 

Maar Haber wil meer: hij beschouwt gifgas als het ideale middel om tegenstanders uit hun loopgraven te dwingen. Als het Duitse leger dat inzet, ook al is dit tegen internationale afspraken die onder meer tijdens de Tweede Haagse Vredesconferentie in 1907 zijn vastgelegd, zal de oorlog sneller beslecht zijn en minder slachtoffers eisen. Een efficiënt en dus ‘humaan’ wapen, concludeert Haber. 

Maar dan moet het wel beter gebeuren dan tot dan toe: al in augustus 1914 vuurt het Franse leger granaten met traangas af en de Duitsers volgen hun voorbeeld snel. De hoeveelheden gas zijn telkens zo miniem, dat ze nauwelijks effect hebben. Ook wanneer de Duitsers in januari 1915 liefst 18.000 gasgranaten op hun Russische tegenstanders afvuren vallen er nauwelijks slachtoffers: het gas bevriest. Haber denkt dat grote gascilinders beter zullen werken. Hij weet de legerleiding van zijn idee te overtuigen en krijgt opdracht een gasaanval uit te voeren in de buurt van Ieper. 

Canadese soldaten na een gasaanval, 24 April 1915 (krijttekening door Louis Raemaekers, Wellcome Collection Londen).

 

De soldaten in de vijandelijke loopgraven worden volledig overrompeld door de gasaanval: de gevolgen zijn afschuwelijk. Haber wordt bevorderd en ontwikkelt sterkere oorlogsgassen, zoals mosterdgas. Benieuwd naar Habers carrière, zijn turbulente levensloop, en die Nobelprijs? Je leest verder in het nieuwste nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je uiterlijk donderdag 19 oktober aan als abonnee, dan krijg je het extra dikke oktobernummer thuisgestuurd. Of bestel het nummer half oktober online.

 

foto header: Soldaten demonstreren (van links naar rechts) een Amerikaans, Brits, Frans en Duits model (1918, Library of Congress).

Delen: