Oproer! Te duur graan, corruptie en laksheid van het stadbestuur

Lang dachten we dat oproer en protest in middeleeuwse steden een primitief en impulsief karakter had. Hongeroproeren golden als voorbeeld bij uitstek: vooral vrouwen, was het idee, luchtten dan op gewelddadige wijze hun opgekropte woede omdat ze hun gezin niet meer konden voeden. Slachtoffer werden de (mannelijke) graanhandelaars die met woekerwinsten aan de haal gingen. Inmiddels weten we dat er achter veel stedelijke oproeren wel degelijk een organisatie stond. Ook hadden ze een politieke lading. We moeten ons beeld dus bijstellen. Maar betekent dit ook dat die deelname van vrouwen een sprookje is? Jelle Haemers bekijkt enkele bekende oproeren om dit uit te vinden.    

Op 22 juli 1531 ontving de Venetiaanse bestuurder en schrijver Marino Sanuto een paniekerige brief uit de Nederlanden. Een handelspartner berichtte dat er in verschillende steden oproer ontstaan was omdat de graanprijzen zo hoog waren dat er honger heerste. Waarnemers maakten zich dat de schermutselingen uit de hand zouden lopen. Te Mechelen maar ook in Luik, schreef hij, hadden vrouwen zich met geweld meester gemaakt van de graanvoorraad van handelaars omdat ze zich nog amper brood konden veroorloven. Hij overdreef. Inderdaad leidde de voedselschaarste in 1531 tot hoge graanprijzen in de Nederlanden en hadden veel mensen het moeilijk, maar het verzet bleef beperkt. Toch zag het stadsbestuur van Mechelen zich genoodzaakt om zeventien vrouwen te straffen wegens baldadigheden op de markt. Omdat ze ‘vele quaets’ hadden begaan, zoals het in hun vonnis staat, werden ze uit de stad verbannen.
 

Vrouwen en mannen nemen deel aan dit gevecht, een midden-15de-eeuwse uitbeelding van het idee dat mensen van alle standen het oneens kunnen zijn (Koninklijke Bibliotheek België, KBR, ms. 10218-9, 163r).
Vrouwen en mannen nemen deel aan dit gevecht, een midden-15de-eeuwse uitbeelding van het idee dat mensen van alle standen het oneens kunnen zijn. Koninklijke Bibliotheek België, KBR, ms. 10218-9, 163r

 

Waarom zou Marino Sanuto de brief hebben gekopieerd in zijn kroniek over Venetië? Misschien omdat verstoorde marktcondities altijd een bron van onrust vormden voor de internationale handel, en als zodanig de moeite van het vermelden waard waren. Maar vermoedelijk ook omdat hij de verwondering van de verslaggever deelde. Sanuto was zeer goed ingelicht over wat er in het verleden gebeurd was, in de Venetiaanse geschiedenis maar ook breder dan dat. Hij zal hebben beseft dat het Mechelse protest nogal uitzonderlijk was. Maar om welke reden was het dat?

Gerichte actie
Het fenomeen hongeroproer is de laatste jaren onderwerp geweest van historisch debat. Een van de aanleidingen was een baanbrekend boek van de Amerikaanse historicus Sam Cohn, getiteld Lust for liberty. The politics of social revolt in medieval Europe, 1200-1425. Italy, France, and Flanders (2006). Cohn ging in tegen het idee dat hedendaags politiek protest rationeel en goed georganiseerd is, maar dat oudere vormen van verzet primitiever waren: gewelddadiger, impulsiever en bovenal lokaal georiënteerd. Hongeroproeren waarin vrouwen de hoofdrol speelden, waren hiervan de stereotiepe illustratie. Getergd vielen ze plotseling en spontaan, zo heette het, hun kwelgeesten aan: de voedselleveranciers die te hoge prijzen vroegen. Het Mechels geval uit 1531 lijkt dan een zoveelste uit de rij protesten te zijn geweest.

Maar Sam Cohn trof in zijn uitgebreide databank van ruim duizend revoltes in 14de- en 15de-eeuws Europa amper hongeroproer aan. In 1329 stormden de kleinere handelaars die in de sterk verstedelijkte dorpen rond Siena woonden weliswaar de stad binnen onder het roepen van kreten als ‘Misericordia!’, en bekogelden ze het paleis van de gouverneurs met stenen wegens hoge graanprijzen, een algemeen patroon was dit niet.
 

Een man wordt van zijn geld beroofd (houtsnede begin 16de eeuw, Rijksmuseum Amsterdam).
Een man wordt van zijn geld beroofd. Houtsnede begin 16de eeuw, Rijksmuseum Amsterdam

 

Wat wel vaak voorkwam: door burgers georganiseerd grootschalig protest tegen de manier waarop een stad bestuurd werd. Ambachten, gilden of andere werkersverenigingen vormden de motor van veel uitingen van onvrede in de laatmiddeleeuwse stad. Wanneer de overheid volgens hen inadequaat reageerde op bepaalde praktijken zoals corruptie of woekerhandel, ondernamen zij op een systematische manier actie: ze stuurden geregeld verzoekschriften of klachtenbundels naar het stadsbestuur, organiseerden een staking of de bezetting van een centraal plein, of hanteerden andere vreedzame methoden. Als een bevredigende oplossing uitbleef, was geweld een optie, maar dit ging niet om blinde agressie. Er werd gericht actie ondernomen: zo sloten opstandelingen een corrupte belastingontvanger op of haalden een tolhuisje neer als ze protesteerden tegen hoge belastingen. Ook plunderden opstandelingen de bezittingen van handelaars die te hoge prijzen hadden gerekend, want op die manier nam de gemeenschap terug wat haar toebehoorde.

Namen vrouwen deel aan dergelijke georganiseerde protesten? Volgens Cohn kan dit stereotype eveneens overboord. Volgens hem stonden louter mannen op de barricade, omdat de middeleeuwse opstanden waren gericht op het verwerven van politieke macht. Maar is dat wel zo? Want wie zijn toch Barbara Van Steynmolen en andere ‘quade wijffs’? Je leest het in de volgende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 14 juli aan als abonnee, bestel ‘m vanaf half juli online of haal ‘m dan in de winkel.

Delen: