Nog is Polen niet verloren

Ooit was het Pools-Litouwse Gemenebest twee keer zo groot als het huidige Frankrijk. Dat de rest van Europa dit vergeten is, komt doordat het eind 18de eeuw van de kaart is geveegd, toen Moskou, Berlijn en Wenen het Gemenebest onder elkaar verdeelden. In het januarinummer van Geschiedenis Magazine vertelt Ivo van de Wijdeven over de gouden eeuwen van het Gemenebest, waar Polen en Litouwers nog warme herinneringen aan koesteren. Niet voor niets heeft het Poolse volkslied als eerste regel: ‘Nog is Polen niet verloren’. In deze Dąbrowskimars die geschreven werd vlak na de Poolse Delingen zien we veel van het Poolse terugverlangen en van de netelige geopolitieke situatie waarin de Polen zich toen bevonden. Luister en lees hier verder!

Gouden tijden

De groei van Polen en Litouwen was begonnen in de 13de eeuw. De Polen lijfden toen het huidige Oekraïne in en de Litouwers het huidige Wit-Rusland. De Russische vorsten konden er weinig tegen doen, zij hadden hun handen vol aan de Mongolen. Toen de groothertog van Litouwen in 1386 trouwde met de koningin van Polen ontstond er een personele unie tussen de landen. In 1569 smolten Polen en Litouwen formeel samen tot één staat: Het Pools-Litouwse Gemenebest. In zijn hoogtijdagen rond 1600 reikte het van de Oostzee tot de Zwarte Zee en van Krakau tot Smolensk en Kiev. 

Vooral de 16de eeuw was een gouden tijd voor het Pools-Litouwse Gemenebest, dat werd gekenmerkt door een grote religieuze tolerantie. Terwijl in de rest van Europa verschillende godsdienstoorlogen werden uitgevochten, leefden verschillende religies hier gebroederlijk samen. Ook bestuurlijk liep het Pools-Litouwse Gemenebest in Europa voorop. De Poolse koning werd gekozen door de adel, die samenkwam op de zogenaamde Poolse landdagen en een belangrijke stem had in het bestuur. Zelf noemden de Polen het een republiek met een koning aan het hoofd.

 

Het Pools-Litouwse Gemenebest op zijn grootst, na de Vrede van Deoelino (1618-1619). Via Wikimedia Commons.
 

De staatsinrichting was tegelijkertijd de achilleshiel van het Gemenebest. De vergadering van de adel, de Sejm, was in de praktijk vaak log en onhandelbaar, zeker toen vanaf 1652 alle leden het vetorecht hadden. Dit gebrek aan slagvaardigheid zou het Gemenebest in de eeuwen die volgden parten spelen. In de 17de eeuw delfde het in een reeks conflicten met buurlanden Zweden en Rusland – bekend als de Noordse Oorlogen – steeds vaker het onderspit, om aan het einde van de 18de eeuw zelfs helemaal van de kaart te verdwijnen. 

Zondvloed

Het is opmerkelijk dat juist enkele veldslagen en legerleiders uit deze eeuwen waarin het Gemenebest steeds meer gebied verloor, worden bezongen in het Poolse volkslied, de Dąbrowskimars (oorspronkelijke tekst uit 1797, officiële versie uit 1806). Het volkslied stelt helden zo tot voorbeeld die weliswaar met hun ziel en zaligheid vochten voor het vaderland, maar er niet in slaagden een beslissende overwinning te behalen.

Zo komen we in de Dąbrowskimars – in volgorde van de historische gebeurtenissen – de edelman en generaal Stefan Czarniecki (1599-1665) tegen, in het derde couplet. Rusland had de oostelijke helft van het Gemenebest een jaar eerder al ingenomen, toen Zweden in 1655 in de Tweede Noordse Oorlog onder leiding van koning Karel X Gustaaf het westen van het land bezette: in Polen wordt wel gesproken van ‘de zondvloed’. Czarniecki voerde een guerrilla-oorlog waarmee hij de Zweden flinke schade wist toe te brengen en leidde een succesvolle volksopstand tegen de Zweedse troepen. De Polen wisten de Zweden uiteindelijk terug te dringen, waarna Czarniecki naar het oosten werd gestuurd om daar tegen de Russen te vechten. Dat verliep aanzienlijk moeilijker. Toch waren – mede dankzij zware internationale druk – vrijwel alle grenzen in 1667 weer teruggedraaid naar de vooroorlogse situatie.

In 1721 bleek dat de Russen in de Noordse Oorlogen over de langste adem beschikten. Tsaar Peter de Grote boekte een verpletterende overwinning op Zweden én het Pools-Litouwse Gemenebest, dat een Russische vazalstaat werd waar de Poolse koning alleen bij de gratie van de tsaar op de troon mocht blijven zitten. De genadeslag kwam aan het eind van de eeuw. De leiders van Rusland, het Habsburgse Rijk en Pruisen kwamen in 1772 bijeen omdat hun invloedssferen elkaar dreigden te gaan overlappen na recente veroveringen. Aan de vergadertafel besloten ze hun grenzen netjes vast te leggen. Dat ging ten koste van het Pools-Litouwse Gemenebest, dat ze grotendeels onderling verdeelden. In 1793 en 1795 volgden de Tweede en Derde Deling van het machteloze Gemenebest, waarbij de drie mogendheden het nog resterende land, waaronder Danzig, Warschau en Krakau inlijfden.

 

Juliusz Kossak, Marcheer, marcheer Dąbrowski (1897). Dąbrowski met zijn Poolse legioenen in een Italiaans landschap. Publiek domein via Wikimedia Commons.

 

Marcheer, marcheer, Dąbrowski

Het was na deze Tweede en Derde Deling dat Jan Henryk Dąbrowski (1755-1818), naar wie de Dąbrowskimars vernoemd is, zich als politicus en militair inzette voor de onafhankelijkheid van Polen. Dąbrowski vond dat Polen niet mocht opgeven en de militaire strijd tegen zijn bezetters voort moest zetten. Zelfs toen de staat na de Derde Deling volledig van de kaart was verdwenen. Dabrowski wist de Franse Republiek ervan te overtuigen de Poolse zaak te steunen en een Poolse legereenheid te formeren. In Italië organiseerde en leidde Dabrowski deze Poolse legioenen, die met de Fransen meevochten in de Napoleontische oorlogen. De hoop die dat de Polen gaf, horen we terug in het refrein van de Dąbrowskimars. Vanuit Italië zou hij Polen komen redden:  ‘Marcheer, marcheer, Dąbrowski, Vanuit de Italiaanse grond naar de Poolse; Onder uw leiding Verenigen we ons met het volk!’

Dąbrowski's missie zou niet slagen. Maar samen met de Dabrowskimars leefde het idee van een Poolse natiestaat voort: ‘Nog was Polen niet verloren’. Pas ruim een eeuw later zou het zover zijn: in 1918 werd er, als een van de uitkomsten van de Vrede van Versailles, een nieuwe onafhankelijke Poolse staat opgericht. 

Luister hier naar de oudst bekende opname van de Dąbrowskimars uit 1926 door de operazanger Ignacy Dygas.



Jeszcze Polska nie zginęła,
Kiedy my żyjemy.
Co nam obca przemoc wzięła,
Szablą odbierzemy.    

Nog is Polen niet verloren,
Zolang wij leven.
Wat de vreemde overmacht ons ontnomen heeft
Zullen wij met de sabel terugnemen!

Marsz, marsz, Dąbrowski,
Z ziemi włoskiej do Polski,
Za twoim przewodem
Złączym się z narodem.
    
Marcheer, marcheer, Dąbrowski,
Vanuit de Italiaanse grond naar de Poolse;
Onder uw leiding
Verenigen we ons met het volk!

Przejdziem Wisłę, przejdziem Wartę,
Będziem Polakami,
Dał nam przykład Bonaparte,
Jak zwyciężać mamy.
    
Wij zullen de Wisła oversteken, de Warta,
Wij zullen Polen zijn!
Het voorbeeld heeft Bonaparte ons gegeven
Hoe wij moeten overwinnen!

Marsz, marsz, Dąbrowski (...)
    
Marcheer, marcheer, Dąbrowski (...)

Jak Czarniecki do Poznania
Po szwedzkim zaborze,
Dla ojczyzny ratowania
Wrócim się przez morze.

Zoals Czarniecki naar Poznań kwam,
Na de Zweedse inval,
Om het vaderland te redden,
Zo zullen wij terugkeren overzee.

Marsz, marsz, Dąbrowski (...)

Marcheer, marcheer, Dąbrowski (...)

Już tam ojciec do swej Basi
Mówi zapłakany:
"Słuchaj jeno, pono nasi
Biją w tarabany."

En vader spreekt dan tot zijn Basia (verkleinde vorm van Barbara),
Met tranen in zijn stem:
"Luister daar, hoe de onzen
Op de trommels slaan!"

Marsz, marsz, Dąbrowski (...)    

Marcheer, marcheer, Dąbrowski (...)

Delen: