Met mooi weer binnen blijven! De opkomst van hooikoorts in de 19de eeuw

Zodra het weer beter wordt en de pollen in de lucht komen, begint het: hooikoorts. Voor 1800 klaagde niemand daarover. Hooikoorts is een moderne ziekte die eerst vooral de stedelijke elite trof. In Nederland verschenen er pas in 1894 advertenties voor hooikoortsmiddelen. Slimme ondernemers verdienden goed aan luxe kuren en lapmiddelen.

De eerste hooikoortsepidemie
In 1898 richtte de schrijver en maatschappijcriticus Frederik van Eeden in de natuur bij Bussum de leefgemeenschap Walden op. Hij ging er zelf ook wonen, hield er bijen en was veel buiten te vinden, op de akkers, in de tuinen, op de fiets en wandelend. Een paar jaar eerder had hij weleens last van een prikkelende neus, maar in 1898 kreeg hij het bijzonder zwaar te verduren. ‘Ik lijd schrikkelijk aan mijn neus, het bederft alle zomergevoel... vandaag bitter, droevig, ziek van hooikoorts,’ klaagde hij in zijn dagboek. Daarna kwamen de klachten elk jaar terug.

Van Eeden was niet de enige. Vanaf midden 19de eeuw ontstond er onder de Engelse en Amerikaanse stedelijke elite een ware hooikoortsepidemie. Daarna stak de allergie ook in Frankrijk en Duitsland steeds vaker de kop op, en tegen het eind van de eeuw maakte de hooikoorts in Nederland zijn eerste slachtoffers.

 

Een zomerdag in Nederland, eind 19de eeuw. Johan Hendrik Weissenbruch, Zomerdag (ca. 1870-1903). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (SK-A-3005)
Een zomerdag in Nederland, eind 19de eeuw. Johan Hendrik Weissenbruch, Zomerdag (ca. 1870-1903). Bron: Rijksmuseum Amsterdam (SK-A-3005)

 

Een opvallend moderne ziekte
Hoewel de oudste beschrijving is terug te vinden in een 9de-eeuwse Perzische medische verhandeling, was hooikoorts tot het einde van de 18de eeuw hoogst zeldzaam en vrijwel onbekend. De eerste, volledige beschrijving van hooikoorts komt van de Engelse arts John Bostock. Op basis van zijn eigen klachten kwam hij in 1819 tot een definitie van de aandoening. Bostock meende dat hitte en zonnestralen of licht de boosdoeners waren. ‘Hooiuitwasemingen’ heeft hij ook als oorzaak overwogen, maar toch afgewezen.

Vooralsnog kwam de kwaal slechts zeer sporadisch voor. Dat was al heel anders toen de Engelsman Charles Blackley – ook een hooikoortspatiënt – in 1873 zijn invloedrijke boek over het onderwerp publiceerde. Al in de jaren 1830 was het vermoeden gerezen dat bloeiend gras, hooi en bloemen de oorzaak vormden; Blackley toonde nu met experimenten aan dat het inademen van pollen door een daarvoor gevoelig persoon inderdaad hooikoorts veroorzaakt. Hoewel hij besefte dat de toegenomen aandacht het beeld wellicht beïnvloedde, kon hij enkel concluderen dat steeds meer mensen leden aan de zomerkwaal: de laatste vijftien tot twintig jaar had de hooikoorts een grote vlucht genomen.

Voet op Nederlandse bodem
Tot in de laatste jaren van de 19de eeuw schreven de Nederlandse kranten enkel over hooikoorts in verband met buitenlands nieuws, meestal over Britse politiek en ‘society’. Pas in 1894 verschenen de eerste advertenties voor een geneesmiddel tegen hooikoorts in de Nederlandse kranten. Daarna ging het snel: rond de eeuwwisseling volgden de advertenties en nieuwsberichten elkaar in hoog tempo op. In de Nederlandse pers klonk verbazing over de snelle opkomst van de hooikoorts in eigen land, het was alsof de kwaal ‘zo uit de lucht was komen vallen’. Hoe kon een aandoening die twintig of dertig jaar daarvoor nog nauwelijks bekend was, ineens zo wijdverbreid zijn?

 

In Engeland en Amerika waren de eerste middeltjes tegen de kwaal allang verschenen. Godfrey’s Chloride of Ammonium Inhaler
In Engeland en Amerika waren de eerste middeltjes tegen de kwaal allang verschenen. Godfrey’s Chloride of Ammonium Inhaler

 

Ook nu nog worstelen wetenschappers met deze vraag. Ter verklaring van de hooikoortsepidemie die zich vanaf de 19de eeuw steeds verder verspreidde, wijzen ze onder meer op de toegenomen verstedelijking, de verergerde milieuvervuiling en veranderde landbouwpraktijken. Ontwikkelingen die in Groot-Brittannië inderdaad eerder begonnen dan op het Europese continent. Men noemt ook veranderingen in het immuunsysteem als gevolg van verbeterde hygiëne, verminderde blootstelling in de kinderjaren en veranderde gewoonten op het gebied van borstvoeding. Waarschijnlijk speelde er een combinatie van factoren.

Kriebelneus door haast en drukte
Ook rond 1900 werd naarstig onderzoek gedaan naar de vraag waarom een deel van de bevolking elk jaar weer in de vroege lente of het begin van de zomer werd overvallen door een kriebelneus, waterige ogen en niesbuien. Veel Nederlandse wetenschappers, journalisten en brievenschrijvers geloofden – terecht – dat pollen in stuifmeel de oorzaak waren, maar sloten andere factoren niet uit: fel licht, straatvuil, sommige bloemengeuren, olie, stof, bacteriën en de geur van specerijen waren verdacht. In overeenstemming met oudere denkbeelden zag een enkeling de zomerhitte nog als belangrijkste veroorzaker van hooikoorts.

Maar waarom nu ineens?
Daarmee was de hamvraag echter nog niet beantwoord: pollen, hitte en fel licht waren er immers altijd al geweest. Waarom leidden die dan nu ineens tot zoveel klachten? Kwam het wellicht door veranderde praktijken in de landbouw, waar de laatste jaren steeds meer nieuwe grassen waren geïntroduceerd en steeds meer kunstmest werd gebruikt? Sommige publicisten borduurden voort op de nieuwe bacterietheorie en suggereerden dat microben, bacillen of dergelijke diertjes hooikoortsbesmettingen veroorzaakten. Anderen brachten in dat ook de toegenomen bekendheid van de aandoening het aantal meldingen of klagers best eens zou kunnen beïnvloeden.

 

Weegbree, een van de planten waarvan de pollen een heftige allergische reactie kunnen veroorzaken. Anselmus Boëtius de Boodt, Weegbree (Plantago) (ca. 1596-1610). Bron- Rijksmuseum Amsterdam
Weegbree, een van de planten waarvan de pollen een heftige allergische reactie kunnen veroorzaken. Anselmus Boëtius de Boodt, Weegbree (Plantago) (ca. 1596-1610). Bron: Rijksmuseum Amsterdam

 

In 1911 merkte een columnist van de Leeuwarder Courant bovendien op dat de hooikoorts zich tegelijk had verspreid met de mode om uitstapjes te maken buiten de stad. En het waren toch vooral stedelingen die niet tegen de bloeiende natuur konden. Mensen van buiten de stad, zo viel het tijdgenoten op, hadden vrijwel nooit last van hooikoorts. Boeren en tuinders leken wel immuun. Of dit werkelijk zo was, valt niet meer te achterhalen; waarschijnlijk hadden ze er conform de algemene trend inderdaad minder last van dan de mensen uit de stad.

De ‘beschaafde stand’ had het zwaar te verduren
Opvallend was verder dat niet alle stedelingen even vatbaar waren voor de kwaal: vooral de beschaafde stand werd getroffen. Met name geestelijken, de adelstand, officieren en kooplieden moesten veel niezen in de zomer. Mannen waren daarbij gevoeliger dan vrouwen, die slechts een derde van de patiënten uitmaakten.

Dat alleen de welgestelde en intellectuele stedelijke elite ziek werd, vonden de wetenschappers, journalisten en hooikoortspatiënten zelf niet moeilijk te verklaren: het waren juist de beschaving, inspanning van geest en gevoelige zenuwen die hen extra vatbaar maakten voor hooikoorts. En in de moderne, industriële stad hadden de toch al zwakke zenuwen van de beschaafde elite het zwaar te verduren: ze werden blootgesteld aan een duizelingwekkende combinatie van nieuwe ideeën, religieuze en politieke keuzes en zintuiglijke stimuli.

 

Fotograaf Jacob Olie verliet de stad vaak met zijn zonen: lekker natuur in. Jacob Olie, Molens aan de Vecht in Zuilen (27 maart 1894). Bron: Stadsarchief Amsterdam (40073948)
Fotograaf Jacob Olie verliet de stad vaak met zijn zonen: lekker natuur in. Jacob Olie, Molens aan de Vecht in Zuilen (27 maart 1894). Bron: Stadsarchief Amsterdam (40073948)

 

Voor 19de-eeuwse elitaire stadsbewoners was het duidelijk: hooikoorts was een beschavingsziekte. De verschijnselen traden op in de natuur, maar het was niet de natuur die hen overgevoelig had gemaakt. Dat was de moderne, industriële en haastige stedelijke samenleving.

Trots op hun hooikoorts
Dat hooikoorts een teken van beschaving, verfijnde gevoeligheid, intelligentie en welstand was, betekende dat je je er niet voor hoefde te schamen. Onder de 19de-eeuwse Engelse en Amerikaanse elite was de aandoening zelfs modieus; ze onderscheidde zich ermee van de rest van de bevolking. Enkele Engelse en Amerikaanse artsen benadrukten bovendien dat ze trots waren op de hoge gevoeligheid voor hooikoorts die het Angelsaksische ras volgens hen aan de dag legde: het was een teken van superioriteit. Voor sommige Amerikanen duidde de hooikoortsepidemie op de vergevorderde technische en culturele ontwikkeling van hun land.

Kuren op Helgoland
Ook de behandeling gebeurde ‘op stand’. De hooikoortsige Amsterdamse hoge heren en dames konden onder andere terecht in het chique Amstel-badhuis, aan de Amsteldijk vlak bij de Ceintuurbaan. Gevolgd of voorafgegaan door een bezoek aan de inpandige restauratiezaal, leeszaal, parfumerie of kapper konden ze daar in pneumatische kabinetten zuivere, ‘verdichte’ en met dennenaroma versterkte lucht inademen.

Veel hooikoortslijders vonden echter onvoldoende baat bij dergelijke kortstondige kuren. Het opzoeken van een pollenvrije omgeving tijdens het hooikoortsseizoen zagen zij als enige echte oplossing. Dit kon bijvoorbeeld op het eiland Helgoland, dat in de kranten aandacht kreeg als toevluchtsoord voor bemiddelde patiënten. Midden in zee, 65 kilometer ten noorden van de Duitse kust, had het eiland geen last van stuifmeel van elders. Er was geen graanbouw en het weinige gras werd ten behoeve van de patiënten kort gehouden. Als indrukwekkend, ruig, rotsig eiland midden op open zee met een gematigd klimaat zal het bovendien ruimschoots voldaan hebben aan de romantische criteria van natuurbeleving.

Om het verblijf te veraangenamen was naar Amerikaans voorbeeld bovendien een vereniging opgericht. De Heufieberbund zette zich in om de ‘onderlinge kennismaking en aansluiting’ van de bezoekers te bevorderen, hoewel dit overbodig lijkt op een eiland van maar 1,7 vierkante kilometer.

 

Onbekende maker, Helgoland aus der Vogelperspektive (ca. 1890-1900). Bron: Wikimedia Commons
Onbekende maker, Helgoland aus der Vogelperspektive (ca. 1890-1900). Bron: Wikimedia Commons

 

Wondermiddeltjes
In de vele wondermiddeltjes tegen hooikoorts waarmee de dagbladen adverteerden, hadden zowel de journalisten als de hooikoortspatiënten zelf op den duur nog maar weinig vertrouwen. De verkochte neuswatten, abdijsiroop, dr. Ritserts Rhinoculin of Dunbars antipollenserum brachten niet werkelijk verlichting. Het enkele jaren aangemoedigde spoelen van de neus met chloorkaliwater bleek op lange termijn niet zo verstandig; bij bovenmatig of langdurig gebruik was het middel giftig. En ook de vleeskleurige neusringen die, in de neus gezet, een dun laagje watten op zijn plaats konden houden, stelden teleur: doordat de neusgaten enigszins uitzetten was het apparaatje weinig flatteus.

Een aardige duit verdiend
Aan het hooikoortstoerisme en de vele lapmiddelen is een aardige duit verdiend. Sceptici vroegen zich dan ook af of de nieuwe ziekte niet een verzinsel was van dokters of hoteleigenaren. Een modieuze ziekte, die getuigde van beschaving en intelligentie, waarvoor de enige werkelijke oplossing een langdurig verblijf in het buitenland was, dat gaf te denken.

De democratisering van hooikoorts
Dit soort kritiek verstomde naarmate het aantal hooikoortspatiënten in de loop van de 20ste eeuw ook onder de rest van de bevolking toenam. Deze ‘democratisering’ van de kwaal werd waarschijnlijk net als de opkomst een eeuw eerder veroorzaakt door een complex samenspel van factoren, met name de veranderende leefomgeving en de mede onder invloed daarvan toegenomen lichamelijke gevoeligheid van de slachtoffers. De steeds bredere bekendheid van het begrip hooikoorts, een aandoening die bovendien iets chics had, zal eveneens een rol hebben gespeeld. Niesbuien en griepjes die eerder niet nader werden geduid, kregen nu een naam: hooikoorts.

In de praktijk zal dit voor de minder bedeelde patiënten weinig verschil hebben gemaakt. Zonder uitzicht op een hooikoortsvakantie of werkende geneesmiddelen kregen zij maar één echt bruikbaar advies: binnen blijven met de ramen dicht.
 

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine 2016-4.

Delen: