IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA | Aflevering 4: 'Het was een gure, ijskoude winter'

Hoe was het om in de oorlog als kleuter ineens bij wildvreemde mensen te worden afgegeven en je eigen naam te moeten inleveren? Je pleegouders dankbaar te moeten zijn terwijl je vooral woede voelde? Wat moet je als je nog jarenlang niet kunt of wilt geloven wat het Rode Kruis in 1949 meedeelt: dat je eigen vader en moeder echt niet meer terugkomen? Lees het bijzondere verhaal van Merlyn (Lieneke) Frank. 
 

Op een kille regenachtige dag, net op het moment dat ik lekker op mijn kamer aan het wegdromen was stond ineens Theo’s vader voor mijn neus, groot en zoals altijd in zijn keurige grijze pak met vest. En ook met zijn eeuwige sigaar. Hij moet heel stilletjes naar boven zijn geklommen want de trap had ik niet horen kraken. Meneer had een dringend verzoek: ‘Het wordt hoog tijd dat je ons vader en moeder gaat noemen. Als dat vanzelfsprekend is loopt alles misschien wat minder stroef tussen ons’. Ik beloofde het. Vanaf dat moment had ik dus twee vaders en twee moeders. En ook nog een extra broer.

Goednieuwsberichten
Vader was veel weg. Waar die dan uithing wist niemand, ook zijn vrouw niet, leek ‘t. Misschien dat die iets vermoedde, maar ze werd er hoe dan ook niet vrolijker op. We hadden geen radio maar soms kwam vader met de aller-, allerlaatste nieuwtjes naar huis. Die begreep ik niet echt maar de anderen werden er opgewonden van. Ze keken een beetje blijer en leken door die goednieuwsberichten weer hoop te krijgen. 

De Russen zouden de Duitse legers hebben teruggedrongen en het Italiaanse leger zou zich bij de geallieerden hebben aangesloten, hoorden we. Er werd verteld dat de Japanners in Azië verliezen leden. Het zei me allemaal niks, ik had geen idee waar Japanners woonden, wist nauwelijks wie precies vijanden of vrienden waren maar alles bij elkaar moet het in elk geval belangrijk geweest zijn want de geruchtenmachine liep alweer op volle toeren. 

Papa en mama zouden me gauw komen halen
Zoveel gunstig nieuws kon niet anders betekenen dan dat de oorlog nu toch wel gauw over zou zijn. Het deed me denken aan lang geleden in Amsterdam toen er met heel veel lawaai  vliegtuigen – ‘grote vogels’ in mijn kindergebrabbel -  kwamen overvliegen en papa me in de vensterbank zette met: ‘kijk Lieneke, kijk dat zijn de Engelsen die komen ons bevrijden en dan wordt het weer gauw vrede’….   Maar die vrede kwam toen nog helemaal niet.
                                                                                                                                  
De nieuwste voor mij onbegrijpelijke geluiden klonken veel overtuigender, maakten me in elk geval blijer dan destijds in de vensterbank met die rare lawaaierige zwarte vogels. De oorlog had nu wel lang genoeg geduurd en het zou vast gauw vrede worden. En dan zouden papa en mama me komen halen. En misschien ook mijn broertje.

Alles werd lichter
De geruchten leken niet meer te stoppen, ze bleven maar rond gonzen waardoor alles langzaamaan lichter werd. In mijn omgeving werd meer gelachen. Het vooruitzicht van het naderende weerzien liet mij ook blijer en liever worden. Niet veel, maar toch. Ik hielp moeder best vaak met afdrogen – dan hoefde Theo niet – en voor vaders verjaardag maakte ik een mooie tekening met in kleur ‘gefeliciteerd’. Met die letters had meneer Nowee geholpen. En met knikkeren kreeg elke blut gespeelde er zes terug, gratis. 

Floortje 
Met mijn vriendje, Floortje, een lief keffertje van onduidelijke komaf, liep ik bijna elke middag een klein blokje om. Verder mocht niet van vader; vond ie te gevaarlijk. Waarom bleef onduidelijk, er zat immers geen ster op mijn jas en er was geen diepe sloot in de buurt om in te vallen. Voor mij lag het min of meer voor de hand om in dit geval mijn vaders instructies maar gewoon te negeren. Mijn rondjes werden stiekem telkens groter. Niemand had het in de gaten behalve Floortje zelf misschien.  

Het hondje was een cadeau geweest van meneer Nowee die dacht dat dat voor mij misschien leuk zou zijn. Dat had ‘ie goed gezien. Het was fijn een vriendje te hebben waarmee je kon praten. Ik had wel een paar schoolvriendinnetjes maar die mochten nog steeds niet bij me thuis komen en ik ook niet bij hen. Dat was jammer. Maar binnenkort zou misschien alles leuker worden.

De Duitse mevrouw Manders
Het was een gure, ijskoude winter, we hadden af en toe vrij van school en begaven ons alleen voor het hoogst noodzakelijke naar buiten. We hadden best honger maar dat gold voor iedereen. Een paar keer trok mijn moeder op haar fiets met houten banden naar Friesland om bij boeren te bedelen voor rogge, meel, melkproducten of iets anders eetbaars. Meestal samen met Mevrouw Manders, onze Duitse buurvrouw die bij aanhoudingen die Moffen met haar harde stem in perfect Duits wist af te bekken. 

Foto uit de collectie Huizinga van het NIOD. Kinderen op straat tijdens de Hongerwinter. Menno Huizinga was onderdeel van de Ondergedoken Camera en maakte illegaal foto’s tijdens de bezetting. Dit deed hij hoofdzakelijk in zijn woonplaats Den Haag (Foto via Wikimedia Commons, publiek domein) 
 

Twee keer werden ze op de terugweg, nog maar een paar kilometer van ons huis, aangehouden en van al het met moeite vergaarde voedsel beroofd. Dat kon ook de buurvrouw niet voorkomen. Een enkel keertje lukte het met een paar kilo meel en wat bloembollen thuis te komen. Met die spullen en veel vindingrijkheid wist moeder onze rammelende magen voor een tijdje te stillen. 

De foute meneer Bokma
Over onze achterbuurman – onze tuinen liepen min of meer in elkaar over – werd met een mengeling van vrees en walging gefluisterd. Meneer Bokma was een politieagent en van hem werd gezegd dat die fout was. Ik snapte niet precies wat dat betekende maar voelde wel dat dat niet goed was. Bokma hield kippen. Hij had er veel gehad maar er was er nog maar eentje over. Wij hoopten dat die kip die nog wel eens in en rond onze tuin scharrelde misschien ergens een eitje zou leggen maar dat gebeurde nooit. Toen op een dag het dier wel heel dicht bij onze keukendeur verscheen rende vader er op af, trok het luid kakelende beest naar binnen en draaide ‘m de nek om. 

Een onstuimige wolk aan veertjes was het gevolg. In de keuken en ook ver daarbuiten. Wij werden erop uitgestuurd om met natte doeken deze dons explosie razend snel weg te werken en zo de sporen van de moordpartij zo goed mogelijk uit te wissen. Het had natuurlijk niet mogen gebeuren, maar we hadden honger en Bokma was fout en zijn kip dus ook. De man is in die dagen huis aan huis langs gegaan om te vragen of iemand wist waar zijn kip was maar niemand had het dier gezien.

De vrede bleef langer uit dan gehoopt. Ondertussen ging ook het leven in de onderduik door. Lieneke speelde met de buurkinderen en ging naar school.. En toen, eindelijk, was de oorlog voorbij. Lees het in aflevering vijf van IN DE ONDERDUIK - EN DAARNA. Vanaf zondag 1 december op de website van Geschiedenis Magazine.  

Meer lezen van Merlyn Frank?

Ver weg en heel dichtbij
In 2018 publiceerde Merlyn Frank de roman Ver weg en heel dichtbij. Het gaat over de geschiedenis van een nogal neurotische Joodse vrouw in de nadagen van haar leven. Ze blikt terug op haar bewogen jonge jaren, maar zit ook midden in de verwikkelingen rondom de mysterieuze verdwijning van haar exgenoot, Alfred.

Hierdoor krijgt het verhaal verschillende lagen: de ‘whodunnit’ met betrekking tot Alfred, het contact met haar zoon, de verstoorde band met haar dochter en in grotere context de relatie met vrienden en kennissen, die door haar cynisme en botte gedrag vaak zwaar op de proef werd gesteld. Daarnaast is ze voordurend verwikkeld in broze herinneringen aan lang, lang geleden: aan de oorlog waarin haar familie werd uitgeroeid en die ze zelf ternauwernood overleefde. En dan zijn er ook nog haar overpeinzingen over Jodendom, religie en de staat Israël.

Merlyn Frank, Ver weg en heel dichtbij (Novum Publishers, 2019) € 17,90

Delen: