De oorlogsjaren van Salo Muller: heel veel onderduikadressen en evenveel ‘pleegouders’

Salo Muller (1936) is bekend geworden als fysiotherapeut van het Gouden Ajax en omdat hij de confrontatie aanging met de Nederlandse Spoorwegen – en won. Vanwege deze strijd is Muller op 11 september 2020 bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau: hij kreeg voor elkaar dat de NS compensatie betaalt aan Joodse, Roma- en Sinti-slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Zij draaiden zelf – indirect, middels hun geroofde bezittingen – op voor de kosten van hun vervoer naar de concentratiekampen. Vanessa de Gaay Fortman en Rob Willemse schreven Mullers biografie en spraken hem uitvoerig over zijn herinneringen aan de tijd dat hij in de onderduik zat.

‘Mamááá!’ Hartverscheurend is de kreet van de zesjarige Salo Muller in de Hollandsche Schouwburg aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan. Het Joodse jongetje is op 27 november 1942 in een Duitse legertruck naar dit verzamelpunt voor de deportatie naar Westerbork gebracht. Zijn ouders, Louis Muller en Lena Muller-Blitz, zijn er al. Lena is eerder die dag opgepakt bij een razzia en Louis heeft zich vrijwillig bij haar gevoegd omdat ze hadden afgesproken: ‘wat er ook gebeurt, wij blijven als gezin bij elkaar’.
 

Salo met zijn ouders Lena Muller-Blitz en Louis Muller, Scheveningen (1939). © Privé-archief Salo & Conny Muller
Salo met zijn ouders Lena Muller-Blitz en Louis Muller, Scheveningen (1939). © Privé-archief Salo & Conny Muller

 

Daarom is een buurman op verzoek van Louis hun enig kind Salo van school gaan halen. Maar de jongen afleveren bij de Hollandsche Schouwburg lijkt de buurman toch geen goed idee en hij brengt Salo naar tante Judith (Ju), de zus van Lena. Daar wordt hij door de Duitsers gevonden en alsnog naar de schouwburg gebracht. Als Salo zijn ouders ziet staan, stormt hij op ze af. Maar als zijn handen bijna die van zijn moeder raken, wordt hij door een Duitse soldaat beetgepakt en om zich heenslaand naar de aan de overkant van de straat gelegen crèche voor Joodse kinderen gebracht.

De directeur van zowel de Hollandsche Schouwburg als de crèche is Walter Süskind, werkzaam bij de Joodse Raad. Deze in Duitsland geboren Jood was in 1938 het nationaalsocialisme ontvlucht en naar Amsterdam gekomen. Vanaf de eerste razzia’s is hij intensief betrokken bij een verzetsgroep die Joodse kinderen de crèche uit smokkelt en laat onderduiken. Door vervalsing van de administratie heeft Süskind al vele honderden kinderen uit Duitse handen weten te redden. Op Salo’s kaart komt een rode letter V te staan: zogenaamd naar kamp Vught afgevoerd. Hij ontkomt, maar zijn ouders worden via kamp Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd waar ze begin 1943 zijn vermoord.

Wanhopig
Voor Salo begint een tweeënhalf jaar durende overlevingstocht langs vele onderduikadressen en evenvele ‘pleegouders’: het ene paar warm en het andere kil. Hoe ze met hem omgaan, hangt af van hun motivatie, die varieert van al dan niet christelijke naastenliefde tot de maandvergoeding van veertig gulden die het verzet betaalt.

Zijn reis begint als verzetsman Piet Bosboom hem aflevert bij de vriendelijke buurtmelkman ‘ome Co’ en zijn vrouw. Maar het bange gehuil van het ongelukkige en onrustige jongetje alarmeert een buurvrouw. Ze komt verhaal halen: ‘Co, als hier een Joods onderduikertje zit en de NSB’ers in deze buurt komen erachter, lopen we allemaal groot gevaar.’

En dus moet Salo verkassen, maar op het volgende adres, in Amsterdam-West, gebeurt hetzelfde. De onvriendelijke vrouw des huizes geeft Salo zo’n pak slaag dat ook hier een ongeruste buurvrouw op het gehuil afkomt. Het derde onderduikadres ligt in Amersfoort waar Salo vaak wordt afgeblaft en de oudere zoon des huizes hem regelmatig in elkaar slaat. Een huisarts die een gebroken neus bij het onderduikertje constateert, weet genoeg: deze jongen kan hier niet blijven.
 

Salo (links) met zijn onderduikfamilie Valk in Westzaan, zomer 1943. © Privé-archief Hans Valk
Salo (links) met zijn onderduikfamilie Valk in Westzaan, zomer 1943. © Privé-archief Hans Valk

 

Dit keer brengt Bosboom hem naar Zaandijk waar hij bij de familie Van Eijkern een warm gastgezin treft. Tot zijn immense vreugde heeft ook tante Ju hier met dochter Etty onderdak gevonden. Maar het gaat mis als een buurjongen met het syndroom van Down in hun tuin rondbazuint dat hij weet dat op dit adres Joodse onderduikers aanwezig zijn. Dus wéér verhuizen. Salo is wanhopig. Vanaf het moment dat hij tante Ju zag, was hij er heilig van overtuigd dat de grootste ellende achter de rug was en dat Ju, Etty en hij bij elkaar bleven tot ze weer terug naar Amsterdam gingen waar hij dan ook zijn ouders weer zou zien. Het abrupte afscheid valt hem zwaar.

Salo, inmiddels vanwege zijn Joods klinkende naam omgedoopt tot Jopie, wordt nu naar de familie Valk in Westzaan gebracht. Vader Valk heeft een meubelfabriek. Maar ook bij deze gelovige en sociale mensen wordt de dreiging te groot. De fabrieksarbeiders weten van Salo’s aanwezigheid. Tegenover de fabriek woont een NSB’er. Om te voorkomen dat deze overbuurman de Joodse jongen aangeeft, bedreigt een werknemer hem en zijn familie. Toch wordt Salo voor de zekerheid ondergebracht bij een ongetrouwde zus van Piet Valk die vlakbij woont. Maar zij werkt hele dagen en moet Salo dan alleen laten.

Ratten en muizen
Volgende reisdoel is het Friese platteland: de vriendelijke familie Heddema op een boerderijtje onder Drachten. Salo klampt zich vergeefs vast aan het enige vaste in zijn leven, verzetsman Bosboom, want hier is het in alle opzichten vreemd voor een Amsterdammertje – mestlucht, enge dieren, geen buren, een dichte en donkere bedstee – maar wat hem vooral intens eenzaam maakt is dat hij de taal niet begrijpt. Als de inmiddels Japje genoemde jongen net enigszins begint te wennen, is hij getuige van de moord op een jonge NSB’er die hem wil verraden. Salo moet opnieuw naar een onbekend gezin vertrekken.

Hij komt op de boerderij van de familie Wiegersma bij Frieschepalen. Hier zitten nog twee onderduikers, jongemannen uit Rotterdam. Ze moeten erg oppassen, want de barakken van de Duitse radarstelling Trimunt, met zo’n vierhonderd Duitse soldaten, grenzen aan Wiegersma’s weilanden. Elke zaterdag halen de Duitsers boter, kaas, eieren en vlees bij Wiegersma, en op zeker moment nemen ze de voorkamer in gebruik als weekend-bordeel. Japje moet zich dan urenlang onder de vloer verstoppen in een pikdonkere, zeer krappe kruipruimte waar hij zich niet kan omdraaien en geen verweer heeft tegen het legioen ratten en muizen.
 

Salo Muller (met bril) als fysiotherapeut van Ajax, met een gewonde Johan Neeskens. Rob Croes (Anefo), Neeskes wordt gewond weggeleid door Salo Muller (1971). Bron: Nationaal Archief (CC0)
Salo Muller (met bril) als fysiotherapeut van Ajax, met een gewonde Johan Neeskens. Rob Croes (Anefo), Neeskes wordt gewond weggeleid door Salo Muller (1971). Bron: Nationaal Archief (CC0)

 

Hij loopt astma op, mede doordat de kachels als allesbranders worden gebruikt en ventilatie slecht is. Hij krijgt eczeem en luizen. Geallieerde vliegtuigen, in de problemen geraakt door het Duitse luchtafweergeschut bij Trimunt, laten daarom soms hier hun bommen vallen. Tijdens een razzia stuurt de boer hem het weiland in waar hij in doodsangst de nacht alleen doorbrengt. Een soldaat heeft hem toch op het erf gezien en ook al verzekert Wiegersma de Duitsers dat het zijn Limburgse neefje is, het wordt weer te gevaarlijk om te blijven.

Salo verkast naar wat zijn laatste onderduikadres zal blijken, in Drachtstercompagnie. Voor de liefdevolle Beppe en Omke (Fries voor oma en oom; het was een ongetrouwd stel) vraagt hij later een Yad Vashem-onderscheiding aan. Bij de postume uitreiking in 2008 zegt hun Friese familie tegen Salo: ‘Maar we hebben jou daar nooit gezien’. Beter bewijs van het volkomen geïsoleerde leven dat hij er heeft geleid, is er niet.

Na de bevrijding komt tante Ju Salo ophalen, maar moet al snel haar belofte (‘Je mag altijd bij ons blijven en hoeft nooit meer weg’) breken. Je leest het in de volgende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 21 april aan als abonnee, bestel ‘m vanaf eind april online of haal ‘m dan in de winkel.
 

 

Delen: