De vergeten erfenis van Christiaan Huygens

Vaak worden ze niet in een adem genoemd, natuurkundige en astronoom Christiaan Huygens en filosoof Baruch de Spinoza. Toch hadden ze veel gemeen: beiden stelden in hun werk het consequente gebruik van de rede centraal en stonden voor kritisch en systematisch onderzoek zonder vooraannames of (bij)geloof. Bovendien woonden ze in de jaren 1670 op steenworp afstand van elkaar in Den Haag en kenden ze elkaar persoonlijk. Via de interactieve app Huygens Tijdmachine van stichting Verborgen Stad loop je door het Den Haag, Voorburg en Scheveningen van die jaren en ontmoet je de geleerden, hun familie, vrienden en talloze andere plaatsgenoten… 
Lees hier het artikel dat biograaf Hugh Aldersey Williams eerder schreef in Geschiedenis Magazine over Huygens, zijn werk en internationale netwerk. Waarom is Huygens – ten onrechte – in de schaduw komen te staan van Isaac Newton, die andere hoofdrolspeler in de wetenschappelijke revolutie? 

Newton en Huygens ontmoetten elkaar voor het eerst in 1689, toen de Nederlander een lezing gaf voor de Royal Society of London for Improving Natural Knowledge. Huygens, 60 jaar oud, was op dat moment verreweg de befaamdste van de twee, een geleerde met vele internationale contacten en groot aanzien. 

Hiervan maakte Newton graag gebruik. Hij was toen een 46-jarige wiskundedocent aan Trinity College in Cambridge en was herkozen als parlementslid namens de universiteit. Zijn baanbrekende verhandeling over de wetten van beweging en zwaartekracht, Principia Mathematica, was net gepubliceerd en kreeg veel lof, zelfs van mensen die er geen woord van begrepen. Een beetje vergelijkbaar met de hedendaagse populariteit van Stephen Hawkings ingewikkelde Korte geschiedenis van de tijd (2013) ook onder niet-wiskundigen en -natuurkundigen. 

Newtons ambities reikten verder: hij wilde de eervolle positie van Provost (directeur) van King’s College bemachtigen. Hiervoor moest hij een verzoekschrift aan de vorst richten: de kort tevoren gekroonde stadhouder-koning Willem III van Oranje. In 1688 had de protestantse Willem na een invasie (in Engeland bekend als de ‘Glorious Revolution’) met medeweten van een aantal Engelse politici een coup gepleegd tegen zijn katholieke schoonvader Jacobus II. 

De secretaris van Willem was Constantijn Huygens, Christiaans broer. Zij bedisselden samen dat Newton op 9 juli 1689 met de koning in Hampton Court kon spreken. Het mocht niet baten: hoewel hij Willem aan zijn kant kreeg, weigerden de Fellows van King’s College hem aan te stellen. 

Het gezin Huygens in 1640, met bij cijfer 3 de elfjarig Christiaan (Rijksmuseum Amsterdam).

 

Waarlijk modern
Newton had Huygens niet alleen nodig om hem bij machtige personen en andere interessante geleerden te introduceren. Ook inhoudelijk stelde hij Huygens’ hulp en kritische mening op prijs. Hij was een van de eersten aan wie Newton een exemplaar van zijn Principia stuurde. De twee waren het zo’n beetje eens over hoe krachten functioneren, blijkt uit hun correspondentie, hoewel Huygens twijfelde of Newtons idee over de universele werking van de zwaartekracht correct was. Huygens bewonderde Newtons inzicht dat wit licht alle kleuren bevat. Overigens is Newtons concept van licht als een geheel van minuscule deeltjes, ‘corpuscles’, later door de wetenschap achterhaald, terwijl Huygens’ concept van licht als golven de tand des tijds heeft doorstaan. 

En er is meer dat erop wijst dat Huygens een beter voorbeeld is van de moderne wetenschapper die het belang erkent van theoretische kennis én praktisch onderzoek. Hij was verheugd als beide elkaar bleken te kunnen versterken, zoals bij zijn verbeteringen aan de slinger. Minstens zo belangrijk: hij richtte zich stelselmatig op rationeel onderzoek en raakte in tegenstelling tot Newton niet afgeleid door alchemie, occultisme of verborgen betekenissen van de Bijbel. 

Zo correspondeerde Newton serieus met theologen over de vraag of Jezus zou terugkeren op aarde in 2016 of pas na 2060. Uitgangspunt was de algemene overtuiging dat uit de Bijbel viel op te maken dat de heerschappij van de antichrist op aarde 1260 jaar zou duren, met de Dag des Oordeels als slotfase. Sommige protestanten kozen als beginpunt van deze heerschappij het jaar 756: toen schonk de Frankische koning Pepijn de Korte land in Italië aan de paus, waarmee deze voor het eerst wereldlijke macht kreeg – letterlijk het begin van het einde volgens fanatieke protestanten. 

Anderen meenden dat het jaar 800 omineuzer was: toen kroonde paus Leo III Pepijns zoon Karel de Grote tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Newton schreef documenten vol argumenten voor de laatste optie: 800 + 1260 = 2060, maar Huygens verdeed zijn tijd niet met dit soort voorspellingen.

 

Christiaan Huygens, portret uit 1686 door Bernard Vaillant (Huygensmuseum Hofwijck, Voorburg, foto Charles Groeneveld).

    
Internationaal georiënteerd
Bovenal valt op het verschil in perspectief tussen Newton en Huygens: Newton kwam nooit ver buiten Cambridge en Londen, maar Huygens was internationaal georiënteerd en werkte met allerlei mensen samen, zoals ook nu de norm nog is voor onderzoekers. Hij zag er niets vreemds in om samen met Schotse uitvinders te proberen zijn verbeterde slingeruurwerken nog verder te verfijnen. Hij wisselde met de Ierse natuurkundige Robert Boyle van gedachten over de luchtpomp waarmee de eigenschappen van een vacuüm werden onderzocht. Hij raakte verwikkeld in een lelijk geschil met de Engelse Robert Hooke over wie als eerste de spiraalbalansveer voor horloges uitvond (de discussie hierover is nog eeuwen doorgegaan, maar het lijkt erop dat Hooke gelijk had, hoewel hij zijn ontwerp destijds niet openbaar had gemaakt). 

Huygens vergeleek zijn ontwerpen van telescopen en zijn observaties van planeten met die van onder anderen Johannes Helevius in Gdansk en de Italiaan Giovanni Domenico Cassini. Hij gaf de jonge Duitse filosoof Gottfried Leibniz privéles in wiskunde, voordat de leerling de meester overtrof en de differentiaalrekening uitvond. 

Oorlog slechts kleine hindernis
Heel wat contacten over de grenzen dus. Had Huygens geen last van de bijna permanente staat van oorlog waarin West-Europa zich tijdens zijn leven bevond? Naast de drie Engels-Nederlandse zee-oorlogen was dat de lange oorlog tussen Frankrijk en de Republiek die in het Rampjaar (1672) begon, en de veldslagen in Ierland en Schotland na de coup van stadhouder Willem III in 1688 die hemzelf en zijn vrouw Maria Stuart op de Engelse troon plaatste.  

De militaire schermutselingen veroorzaakten echter weinig hinder voor de wetenschappelijke gemeenschap. Er werden misschien zo nu en dan apparaten geconfisqueerd die er verdacht uitzagen voor ongeïnformeerde grenswachten. Het was hooguit omslachtig dat de geleerden moesten zorgen dat hun correspondentie over natuurkundige en wiskundige wetten niet kon worden aangezien voor militaire codetaal. 

Zelfs onderzoek waarvan je op het eerste gezicht zou denken dat het militaire waarde had, zoals aan de krachtige verrekijkers van Huygens en zijn zeehorloges, ging zonder veel beletselen door. Tot grote tevredenheid van de wetenschappers uiteraard. Zo schreef Henry Oldenburg, de uit Duitsland afkomstige secretaris van de Royal Society, tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) aan Huygens: ‘I wish always an end to the war and the plague, with an unequalled passion, so as to re-establish study and good relations.’

Colbert koos voor een Hollander
Als Huygens al werd afgeleid door de internationale spanningen en oorlogshandelingen, is dat aan zijn productie niet af te lezen. Rond de tijd dat Oldenburg hem schreef, begon hij bovendien aan een nieuwe uitdaging. Huygens zat sinds een jaar of tien in Parijs, waar hij met zijn baanbrekende ontdekkingen over Saturnus als visitekaartje (zie kader) contact had weten te leggen met prominente geleerden. Hij werd hartelijk ontvangen in de Franse toonaangevende salons waar over wetenschap en filosofie gedebatteerd werd. 

Zijn reputatie leverde hem een uitnodiging op van de machtige Jean-Baptiste Colbert, sinds 1661 minister van Financiën van Lodewijk XIV. Colbert leunde bij zijn bestuurlijke besluiten het liefst op onweerlegbare, moderne kennis. Hij hield een enorme bibliotheek bij, sloeg alle overheidsrekeningen op en liet cijfermatige gegevens verzamelen over talloze aspecten van het Franse leven. Hij droomde van een nationale regering op wetenschappelijke grondslag en daarvoor richtte hij in 1666 in naam van Lodewijk XIV de Franse Academie van Wetenschappen op, een prestigieuze club wiskundigen, astronomen, natuurkundigen en uitvinders. 

Colbert wilde talent aantrekken, ook uit het buitenland, om methoden te bedenken voor de verhoging van de Franse industriële productiviteit,de nationale welvaart en de verbetering van vrachtvaart en waterwegen. Hij was vooral uit op toepasbare kennis en hij vroeg Huygens als directeur: om de lovende aanbevelingen van zijn medegeleerden, om zijn praktisch vernuft, maar vermoedelijk ook omdat Huygens een Hollander was. Colbert zal hebben verondersteld dat hij profijt kon trekken van iemand uit een land met een lange traditie van waterbeheer. 
 

Prent van een natuurkundig laboratorium in de 17de eeuw; zeer waarschijnlijk is hier Isaac Newton afgebeeld die een optisch experiment demonstreert (Wellcome Collection Londen).

 

Fontein en verende koets 
Huygens stelde een werkprogramma op voor de nieuwe academie. Hij adviseerde de principes van inductief redeneren verplicht te stellen, dat wil zeggen dat de leden alleen conclusies mochten trekken uit empirisch materiaal en deugdelijk onderzoek, niet op basis van theorie alleen. Dit is nog altijd de basis van de moderne wetenschap. 

Hij stelde een lijst samen van een paar dozijn onderzoeksthema‘s, die varieerden van nuttig – verrekijkers en microscopen perfectioneren, verder onderzoek met zeehorloges om de lengtegraden te doorzien – tot fundamenteler, zoals observeren of een nieuwe lichtbron onmiddellijk van ver te zien is.

Als directeur kreeg Huygens wat minder gelegenheid voor zijn eigen fundamenteel onderzoek. Hij werd  geacht zijn tijd te besteden aan triviale zaken voor de koning of zijn leger, zoals het ontwerpen van sierfonteinen en verbeteringen aan koetsen. Soms was het welbestede tijd: als hij begreep welke natuur- en wiskundige principes ten grondslag lagen aan een bepaald apparaat dat hij moest uitdenken. 

Hij wijdde bijvoorbeeld vele uren aan het ontwerp van koetsvering die het ongemak van het rijden op hobbelige wegen moest verminderen. De nieuwe vering werkte niet goed maar Huygens’ berekeningen van de kracht die nodig is om een wiel van een bepaalde grootte over een obstakel op de weg te tillen, brachten hem tot nieuwe inzichten over de middelpuntvliedende kracht. 

Gelijke van Galilei en Descartes 
Huygens ontving een ruime toelage en kreeg een appartement in de bibliotheek van de Academie tot zijn beschikking waar ook de zittingen van het geleerde gezelschap plaatsvonden. Hij heeft met enkele onderbrekingen jarenlang in Parijs gewerkt. Hij vertrok echter naar de Republiek wanneer de depressies waaraan hij leed te erg werden. Tijdens het zoveelste ziekteverlof overleed in 1683 zijn beschermheer Colbert; Huygens hoefde niet terug te komen. Hierna bleef hij bij zijn vader Constantijn in Den Haag wonen om te werken aan zijn onderzoek en uitvindingen. Na diens dood betrok hij het familiebuiten Hofwijck bij Voorburg. 

Toen Huygens in 1695 op zijn 66ste zelf stierf, noemde Gottfried Leibniz hem de gelijke van Galilei en Descartes. Waarom zijn we dan zijn werk zo’n beetje vergeten en dat van Newton niet? Niet louter doordat de Engelsman nu eenmaal grote prestaties heeft geleverd. Wel omdat Newton langer leefde en steeds bekender werd, mede door de publicatie van zijn lichttheorie in het Engelstalige boek Opticks (1704) waardoor Huygens’ afwijkende maar juist gebleken visie in de verdrukking raakte. 

Newton bagatelliseerde in zijn boeken en brieven de bijdragen van andere geleerden en kwam daarmee weg, omdat hij zelf dé icoon van de Verlichting werd, en hierdoor later ook een Britse nationale held. Dit had hij mede te danken aan de brede verspreiding van zijn werk: het werd in het Frans vertaald door twee andere geleerde giganten, die ook nog eens bewonderaars waren: Voltaire en diens vriendin Emilie du Châtelet, zelf een wis- en natuurkundige. Ook andere prominente fysici zoals Pierre-Simon Laplace en Edmond Halley en de filosoof-dichter-schrijver Alexander Pope prezen hem als unicum de hemel in. 

Standbeelden van Newton zijn er te over. Maar een groot gedenkteken voor Christiaan Huygens ontbreekt, hoewel zijn inzichten begin 19de eeuw zijn gerehabiliteerd en hij deel uitmaakt van de Nederlandse geschiedeniscanon. 
 

De uitvinding van het slingeruurwerk den slinger door Christiaan Huygens, door Georg Sturm (1855-1923), Rijksmuseum Amsterdam.

 

Delen: