Anarchistische terreurgolf 1881-1914: politieke leiders zijn hun leven niet zeker

De Russische tsaar Alexander II, de Amerikaanse presidenten Garfield en McKinley, de Franse president Carnot, de Italiaanse koning Umberto I en zijn Portugese en Griekse collega’s Karel I en George I. Ze werden rond 1900 allen het slachtoffer van succesvolle moordaanslagen. En terroristen hadden het ook gemunt op parlementariërs, magistraten en industriëlen. Hieronder lees je hoe Ivo van de Wijdeven eerder voor Geschiedenis Magazine de golf van anarchistische terreuraanslagen analyseerde, die tussen 1881 en 1914 door Europa en de VS ging. Ook benieuwd hoe de politie internationaal joeg op de anarchisten? In ons julinummer interviewt Van de Wijdeven Wouter Klem over de antiterroristen en hun strijd tegen het anarchisme.

‘We leven in een tijd waarin de fundamenten van de samenleving in bijna alle landen worden bedreigd door een geheime criminele samenzwering, een tijd waarin brandstichting en moord worden gebruikt als politieke wapens door de ellendige en zwakzinnige instrumenten van organisaties die zich tooien met hoogdravende namen. Zij maken jeugdige enthousiastelingen wijs dat het doel alle middelen heiligt en dat de meest laffe en bloeddorstige moorden heldendaden zijn, die net zo lovenswaardig zijn als de daden van Harmodius en Brutus.’  

De referenties aan de tirannendoders uit de klassieke oudheid aan het eind van dit citaat geven het al een beetje weg: deze passage gaat niet over de aantrekkingskracht van bijvoorbeeld Islamitische Staat, al zou ze heel goed in onze tijd passen. Ze komt uit het Britse tijdschrift The Economist en diende in 1914 als achtergrond bij het nieuws over de moord op aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk. 

Futuristische luchtschepen vol boze anarchisten
The Economist ziet de moord op Frans Ferdinand als laatste in een lange lijn van moorden op staatshoofden, ‘een lange lijst van wreedheden die alleen een ziekelijke geest kan rechtvaardigen’. Die liep van de Russische tsaar Alexander II en de Amerikaanse president Garfield in 1881 via de Franse president Carnot in 1894, de Spaanse premier Cánovas del Castillo in 1897, de Italiaanse koning Umberto I in 1900, de Amerikaanse president McKinley in 1901 en de Portugese koning Karel I in 1908 tot de Griekse koning George I in 1913. Rond 1900 waren vorsten en staatslieden hun leven niet zeker. Nooit zijn in zo’n korte periode zo veel al dan niet succesvolle aanslagen gepleegd op vorsten en staatslieden, maar terroristen hadden het tevens gemunt op parlementariërs, magistraten en industriëlen. Welgestelde burgers bleven ook niet buiten schot. Op 7 november 1893 kwamen in Barcelona twintig bezoekers om het leven toen er een bom ontplofte tijdens de tweede akte van Rossini’s opera Guillaume Tell. In Parijs werden cafés en restaurants opgeblazen. Tientallen aanslagen teisterden Europa.

De schrik zat er goed in en werd stevig aangewakkerd door sensationele reportages in kranten en weekbladen. De eerste terreurgolf viel namelijk samen met de opkomst van de massamedia, eind 19de eeuw. Die wilden zo veel mogelijk lezers trekken en publiceerden dramatisch geïllustreerde verhalen over een grote internationale anarchistische samenzwering die een gewelddadige greep naar de wereldheerschappij deed met de modernste wapentechnologie van die tijd: revolvers en dynamiet. In sensatieromans als Hartmann the Anarchist (1893) van de Brit Edward Douglas Fawcett zetten megalomane anarchisten zelfs futuristische luchtschepen in om Londen te bombarderen.

 

Bomaanslag in de opera in Barcelona op 7 november 1893, Le Petit Journal. Publiek domein, via wikimedia commons.Onderschrift

 

Sensatieverhalen over broederschap
In werkelijkheid waren het meestal eenlingen die de aanslagen pleegden. Zij voelden zich weliswaar geïnspireerd door het anarchistische gedachtegoed, maar van een centrale aansturende en wereldomspannende organisatie was geen sprake. Wanneer aanslagplegers zich voor de rechter moesten verantwoorden – wat niet altijd gebeurde, omdat er ook veel sprake was van onbedoelde zelfmoordaanslagen – beweerden zij overigens vaak het tegenovergestelde. De sensatiepers wist wel raad met hun ronkende verklaringen over internationale broederschap en dikte die vaak lekker aan. Zo ontstond het samenzweringsbeeld dat ook The Economist in 1914 schetste.

Dit wil niet zeggen dat er helemaal geen internationaal karakter aan het anarchisme zat. Door de technologische ontwikkelingen van die tijd op het gebied van communicatie – spoorwegen, stoomschepen, telegraaf en massamedia – was de wereld een stuk kleiner geworden en konden ook ideeën zich veel gemakkelijker verspreiden. Op die manier was er wel degelijk een anarchistische internationale ontstaan die hoopte op een samenleving waarin mensen zonder een hogere macht of autoriteit zouden leven. In die zin borduurde het anarchisme voort op het socialisme. 

Blauwe brillen en zwarte kleren
De anarchisten haalden hun inspiratie ook uit het Russische nihilisme. In zijn invloedrijke roman Wat te doen? (1863) schetste de Russische schrijver Nikolaj Tsjernysjevski de handel en wandel van een revolutionair. Hij stelt zijn hele leven in dienst van de ophanden zijnde revolutie die een einde zal maken aan de absolutistische heerschappij van tsaar Alexander II en de weg vrijmaakt voor de socialistische heilstaat. De ideeën van Tsjernysjevski vonden een vruchtbare voedingsbodem bij Russische studenten en intellectuelen. Zij streefden sinds het Europese revolutiejaar 1848 in eigen land tevergeefs naar politieke hervormingen. De studenten kopieerden ook de ascetische levenswijze van de hoofdpersoon van Wat te doen?. Het was onder hen mode om in het zwart gekleed, voorzien van blauw getinte bril, hoge laarzen en een zware wandelstok, over straat te gaan. Anarchisten namen later niet alleen het gedachtegoed, maar ook de sombere kledingstijl van de nihilisten over. De pers maakte er dankbaar gebruik van om het archetype van de sinistere anarchist neer te zetten.

Het nihilisme werd tevens gekenmerkt door het in twijfel trekken van alle vooropgezette ideeën en sociale normen. Hieruit vloeide volgens de Russische intellectueel Michail Bakoenin een politiek doel voort: het afschaffen van autoriteit. Hoewel Bakoenin van mening was dat ‘we onze principes niet met woorden, maar met daden moeten verspreiden, want dit is de meest populaire, de meest krachtige en de meest onweerstaanbare vorm van propaganda’, kwam er van deze ‘propaganda van de daad’ weinig terecht. De internationale anarchistische kopstukken als de Rus Pjotr Kropotkin, de Italiaan Errico Malatesta en de Française Louise Michel hielden het decennialang bij eindeloos gepalaver op internationale conferenties.

Moord heeft averechts effect
Ook al was het anarchisme vooralsnog een papieren tijger, in Rusland werden nihilisten en anarchisten vanwege hun opvattingen over autoriteit en overheid op de hielen gezeten door de geheime dienst en vervolgd. Zelfs vreedzaam verzet was voldoende reden voor een zware gevangenisstraf. Jonge intellectuelen radicaliseerden en zochten hun toevlucht tot geweld. Tsaar Alexander II overleefde maar liefst vijf spectaculaire aanslagen op zijn leven, voordat hij in 1881 de dood vond bij een aanval met twee bommen door leden van de terreurgroep Narodnaja Volja (Wil van het Volk).

De moord op de tsaar had een averechts effect. Alexander II was niet de grootste reactionaire despoot waar veel radicalen hem voor hielden. Hij had juist een voorzichtig begin gemaakt met politieke hervormingen. Zijn zoon Alexander III draaide echter alles terug en trad pas echt keihard op tegen dissidenten. Desalniettemin namen revolutionairen wereldwijd een voorbeeld aan het werk van Narodnaja Volja. Onder de vlag van het anarchisme maakten radicale eenlingen werk van ‘propaganda van de daad’ en pleegden ze de beschreven indrukwekkende serie aanslagen.

Geheim agenten in Londonistan
Kropotkin, Malatesta, Michel en de andere kopstukken zagen dat met lede ogen aan. Aanvankelijk hadden zij hun steun uitgesproken voor gewelddadige acties, maar zij veranderden van mening toen bleek dat terrorisme de verwezenlijking van het anarchistische ideaal geen stap dichterbij bracht. Toch richtten overheden hun pijlen op de anarchistische internationale. Aangezien de kopstukken het meest bekend en zichtbaar waren, waren zij het die vaak voor langere tijd achter slot en grendel belandden. Overigens moesten ze net zo vaak weer worden vrijgelaten omdat het onmogelijk was om hen in verband te brengen met moorden en bomaanslagen. 

Alleen in het relatief liberale Groot-Brittannië, dat gevrijwaard was gebleven van anarchistische aanslagen, werd de aanwezigheid van anarchisten gedoogd. Londen werd het toneel voor internationale anarchistische bijeenkomsten. Aan het begin van de 21ste eeuw werd Londen door media en inlichtingendiensten nog wel eens ‘Londonistan’ genoemd, omdat er veel radicale islamisten zouden verblijven, maar ook rond 1900 genoot de stad een dubieuze reputatie als thuishaven voor terroristen.

Ook in Londen werden de anarchisten echter niet met rust gelaten. Russische, Duitse en Franse geheim agenten vonden hun weg naar de Britse hoofdstad en hielden de anarchisten scherp in de gaten. Vooral Russische agenten bleken effectief in het ‘ontdekken’ van anarchistische complotten, waardoor ook de Britse regering zich uiteindelijk genoodzaakt zag om strenger op te treden tegen anarchisten. 

De politie gaat samenwerken
De golf van aanslagen was met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog over zijn hoogtepunt heen. In Europa en de Verenigde Staten was stevige antiterrorismewetgeving doorgevoerd en op basis daarvan werden (vermeende) terroristen streng vervolgd. Bij het opsporingswerk werd gebruikgemaakt van de nieuwste technieken, zoals het aanleggen van fotoarchieven om terroristen te kunnen herkennen.

De vrees voor een internationale anarchistische samenzwering leidde ook tot de eerste voorzichtige stappen op het pad van internationale samenwerking tussen politie en geheime diensten. Terreurbestrijders hadden in 1898 in Rome hun eigen internationale anti-anarchistische conferentie belegd. Weliswaar maakten oplopende internationale spanningen in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog de samenwerking wat stroef, maar langzaam maar zeker sloot het net zich om de anarchisten.
Na de Eerste Wereldoorlog werd het terroristische stokje overgenomen door radicalen met andere politieke en religieuze motivaties. 
 

Delen: