Rommel vs. Montgomery: de slag bij El Alamein, 1942

De geallieerde bevrijding van Europa denken we al snel aan de landing op de stranden van Normandië in juni 1944. Maar de herovering begon al anderhalf jaar eerder op 8 november 1942 met een invasie in de Franse koloniën Marokko en Algerije: Operatie Torch. In het juni-nummer van Geschiedenis Magazine lees je over deze eerste grootscheepse gezamenlijke aanval van de Westerse geallieerden. 
De Duitse opmars in Noord-Afrika was toen echter al een halt toegeroepen. Niet door geallieerde legers, maar door Britse koloniale troepen die al gelegerd waren langs het Suezkanaal en noordelijker in Egypte. Lees hier hoe veldmaarschalk Erwin Rommel en Bernard Montgomery tegenover elkaar kwamen te staan bij het kustplaatsje El Alamein. Ze waren aan elkaar gewaagd… 

Bernard Montgomery en Erwin Rommel waren totaal verschillend. Rommel was vanaf het begin van de oorlog Hitlers favoriete generaal. In de woestijnoorlog van Noord-Afrika herhaalde hij de principes van de Blitzkrieg die hij in mei 1940 bij de aanval op Frankrijk met succes had toegepast. Rommel concentreerde zijn gepantserde en gemechaniseerde eenheden om bij bepaalde punten met overmacht door de vijandelijke linies heen te breken. Vervolgens leidde hij zijn eenheden om sterk verdedigde posities heen om deze in de rug aan te vallen of achter te laten voor de infanterie. De tegenstander kreeg geen tijd zich te hergroeperen.

 Rommel was een inspirerende legeraanvoerder die zich vaak aan het front bevond om zijn troepen rechtstreeks aan te sturen. Een Duitse majoor beweerde dat elke Duitse soldaat wist ‘dat Rommel de laatste man was die Rommel zou willen sparen; ze zagen hem in hun midden en voelden: dit is onze leider!’ Zijn zwakke plek was dat hij regelmatig verzuimde om voldoende tijd te reserveren voor het bevoorraden van zijn eenheden. Andere keren lukte het hem niet om de benodigde voorraden los te wrikken bij het opperbevel. Uit de bijnaam de Woestijnvos die Britse militairen hem gaven, spreekt hun respect voor zijn gedurfde en verrassende aanpak. 

 

Montgomery observeert de opmars van zijn tanks in Noord-Afrika in november 1942 (National Archives Washington).

 

Montgomery ging juist heel voorzichtig en methodisch te werk. Dat hij altijd alles minutieus plande, kwam hem vaak op de kritiek te staan dat er zo er geen ruimte was voor flexibel handelen tijdens gevechtsoperaties en kansen onbenut bleven. Zijn talent lag vooral in het organiseren en het trainen van zijn troepen. Hij stond erop dat zijn eenheden ruimschoots waren voorzien van voorraden en mankracht.

Dit maakte hem geliefd bij de troepen, al was zijn leiderschapsstijl afstandelijk. Hij inspireerde bovendien door standvastigheid: hij liet duidelijk blijken niet onder de indruk te zijn van Rommel of welke tegenstander ook. Dit gold trouwens ook voor bondgenoten met wie hij het niet eens was. ‘Monty’ geloofde volledig in zijn eigen gelijk waardoor hij vaak moeilijk lag bij zijn collega-generaals en politici. De historicus Anthony Beevor voert in zijn boek De Slag om Arnhem (2018) zelfs aan dat hij aan het syndroom van Asperger leed. 
 
Afrikakorps
Montgomery werd Rommels tegenstander in augustus 1942. Ze kwamen in Noord-Afrika tegenover elkaar te staan in wat tot dan toe een soort touwtrekoorlog was: het front schoof diverse malen via dezelfde plaatsen heen en weer. Rommel was er al in februari 1941 actief. De Duitsers hadden de facto het bevel over de strijd overgenomen van hun bondgenoten de Italianen. De Italiaanse aanval op Brits-Egypte vanuit hun kolonie Libië was mislukt, en het Italiaanse leger redde het niet tegen de Britse Western Desert Force die vanuit Brits-Egypte een tegenaanval uitvoerde. Toen de Britten Libië al ver waren binnengedrongen en de havensteden Tobruk en Benghazi hadden veroverd, besloot Hitler om Rommel te sturen, met het Deutsches Afrikakorps. 

Rommel zette de aanval in, ook al stond hij officieel onder Italiaans bevel en was de Italiaanse bevelhebber tegen. Aanvankelijk had Rommels Blitzkrieg-tactiek echter succes, het verzwakte Britse leger werd teruggedrongen en op 14 april 1941 overschreden Duitse eenheden zelfs de Egyptische grens. Alleen Tobruk kon niet worden terugveroverd. Rommel kreeg vervolgens ook het bevel over alle Duitse en Italiaanse troepen in Afrika. 

Dat Tobruk in Britse handen bleef, bleek een groot nadeel voor Rommel: het maakte de aanvoer van brandstof, munitie, voedsel, water en reservedelen zeer gecompliceerd en langdurig, omdat nu alles via Tripoli en Benghazi moest komen, honderden kilometers verderop. Bevoorrading was op zich al niet eenvoudig omdat de scheepskonvooien van beide partijen over en weer werden aangevallen. In mei 1941 stopten Rommels aanvallen dan ook. 

Hierdoor kreeg de Western Desert Force de tijd om op adem te komen en zich te hergroeperen en uit te breiden. Vanuit het hele Britse rijk werden zo veel mogelijk middelen en militairen bij elkaar geschraapt. Britse, Brits-Indische, Zuid-Afrikaanse, Australische, Nieuw-Zeelandse, Griekse en Franse eenheden vormden samen het 8ste Leger, dat in november 1941 operatie Crusader begon. De aanval liep voorspoedig. Rommels leger, dat inmiddels bekendstond als de Panzerarmee Afrika, werd nog verder westwaarts teruggedrongen. 

Eerste Slag bij El Alamein 
De Panzerarmee beschikte nu weer over veel kortere aanvoerlijnen vanaf Tripoli, terwijl die van het 8ste Leger juist erg lang waren geworden. De gevechten speelden zich vooral af in een landstrook tussen de kust en de Sahara, de bevoorrading ging nog altijd vanuit zee en over de Via Balbia, de enige verharde weg, door de Italianen langs de kust aangelegd in de jaren ’30. Rommel hernam het initiatief en heroverde eerst Benghazi (op 29 januari 1942) en veroverde dit keer wel Tobruk (op 21 juni), waarbij 35.000 geallieerde militairen in krijgsgevangenschap belandden. 

De rest van het 8ste Leger werd tot ver op Egyptisch grondgebied terug gedwongen; Rommels kreeg zelfs het Suezkanaal in het vizier. Dit veroorzaakte grote paniek aan Britse kant. Het Suezkanaal was een bevoorradingsroute, maar als Egypte zou vallen, bestond er bovendien zelfs kans dat Rommel via de Britse mandaatgebieden Palestina en Irak verder zou oprukken naar het noordoosten, om aansluiting te zoeken met de Duitse legers in de Kaukasus.

Zover kwam het echter niet. Uiteindelijk wist het 8ste Leger op 100 kilometer ten westen van Alexandrië, bij het onbeduidende kustplaatsje El Alamein, een nieuwe verdedigingslinie op te werpen. Strategisch een uitstekende positie: vijandelijke legers konden alleen frontaal aanvallen via de woestijn vlak buiten El Alamein. Omtrekkende bewegingen waren onmogelijk vanwege de zee en omdat verderop de uitgestrekte Qattara-depressie lag, een onbegaanbare zoutvlakte. Bovendien beperkten de Britten met miljoenen landmijnen de bewegingsvrijheid voor de vijand nog meer. 

Niettemin beval de inmiddels tot veldmaarschalk gepromoveerde Rommel op 1 juli zijn uitgeputte mannen de aanval in te zetten. Volgens hem stond het 8ste Leger op het punt van instorten en was wachten op nieuwe bevoorrading niet nodig. Zijn leger leefde inmiddels grotendeels van achtergelaten Britse voorraden. Rommels adjudant schreef in zijn dagboek: ‘We zijn weer op weg en we zullen de Tommy’s geen ogenblik rust gunnen. (...) Misschien redden we het zelfs tot Caïiro… Geweldige (Britse) voorraden bij Capuzzo’. 

Rommel had zich misrekend: ondanks felle gevechten bleef deze Eerste Slag om El Alamein zonder resultaat, net zoals trouwens het tegenoffensief dat de Britten lanceerden en dat tot 27 juli duurde.

Churchill gaat eisen stellen 
De Britse premier Winston Churchill legde zich hier echter niet bij neer en eiste dat het 8ste Leger een nieuwe aanval op touw zette. De Britse troepen verloren op dat moment op vrijwel alle fronten, hij wilde een overwinning. Zo’n succes was broodnodig voor het nationale moreel. Degene die dat voor elkaar moest krijgen was de kersverse commandant van het 8ste Leger, de in augustus in Afrika aangekomen Bernard Montgomery. Evenals Rommel was hij een gedecoreerd veteraan uit de Eerste Wereldoorlog maar hij genoot tot dan toe relatief weinig bekendheid. Hoewel hij onder grote politieke druk vanuit Londen stond om meteen aan te vallen, besloot Montgomery om zijn gedemoraliseerde leger eerst ingrijpend te reorganiseren en moderniseren. Een Britse soldaat illustreerde treffend het contrast met de Duitse uitrusting: ‘Hij [Rommel] dreef ons tot El Alamein met zijn superieure tanks, zelfs de Jerrycans [moffenblikken] waren beter.’

Rommel viel intussen op 30 augustus opnieuw aan, maar mede omdat de Britse inlichtingendiensten de Duitse codeberichten wisten te kraken, was Montgomery tot in detail op de hoogte van Rommels plannen. Zijn verdediging bleek dan ook effectief en op 5 september staakten de Italiaanse en Duitse eenheden hun offensief. 

Rommel verwachtte een Britse tegenaanval en liet zijn leger een uitgebreide verdedigingslinie opzetten, maar Montgomery liet zich niet uit de tent lokken. Pas toen zijn leger sterk was uitgebreid en over twee keer zoveel tanks, manschappen, kanonnen en vliegtuigen beschikte als Rommel, opende hij op 23 oktober de aanval voor de Tweede Slag bij Alamein.

 

Britten in een veldslag tijdens de woestijnoorlog, door John Nunney (National Archives, Kew).

 

Begin van het einde van de Panzerarmee Afrika 
Montgomery liet niets aan het toeval over. Elke eenheid had een welomschreven taak: zelfs waar en wanneer de doorbraak zou worden geforceerd, stond van tevoren vast. Na enorme artilleriebarrage op de vijandelijke verdedigingsposities maakte de infanterie samen met de genie een weg vrij door de mijnenvelden die Rommel had laten leggen, door de Britten de ‘Devil’s Gardens’ genoemd. Tanks, gedekt door artillerie en bommenwerpers, volgden. 

Montgomery had echter niet op het hevige verzet gerekend dat deze Tweede Slag bij Alamein tot een uitputtingsslag maakte. Een Britse soldaat herinnerde zich dat ze een positie na enkele dagen opnieuw moesten aanvallen maar felle Duitse en Italiaanse beschietingen, mitrailleurvuur en bombardementen te verduren kregen. ’s Avonds werd rum uitgedeeld, wat alleen na zeer zware gevechten gebeurde. De Duitsers noemden de nieuwe Shermantanks, die snel brand vatten, cynisch ‘Tommykocher’. Toen de gevechten op 11 november 1942 stopten, had het Britse leger 13.500 man verloren. De Italiaanse en Duitse verliezen waren aanzienlijk groter: 20.000 militairen uitgeschakeld, 30.000 in krijgsgevangenschap.

Waarom wonnen de Britten uiteindelijk? Beslissend in de slag bij El Alamein was het uithoudingsvermogen. Rommel werd gedurende de gehele Noord-Afrikaanse campagne gehinderd door beperkte toebedeling van mankracht, materieel en munitie. De helft van zijn leger bestond uit ‘niet-gemotoriseerde’ en slecht uitgeruste Italiaanse infanteristen. Nazi-Duitsland was op dat moment verwikkeld in een uitputtingsslag in de Sovjet-Unie die vrijwel alle middelen van de toch al beperkte Duitse oorlogsindustrie opeiste. Bovendien lukte het de Britten gedurende de campagne steeds meer om de As-bevoorradingsschepen tot zinken te brengen. Toch nam Rommel risico’s, en dit brak hem op. 

Zijn tegenstander was daarentegen na Monty’s komst goed uitgerust en georganiseerd. Bovendien hadden de Britten een veel betere ondersteuning door de overweldigende vuurkracht van hun artillerie en vooral hun luchtmacht. Vanaf medio 1942 al konden ze rekenen op de steeds efficiënter draaiende Amerikaanse oorlogsproductie van tanks en vliegtuigen. Montgomery zelf schreef geheel volgens zijn karakter de overwinning toe aan zijn plan. ‘Als ik niet vastbesloten was en niet had aangedrongen op het geheel uitvoeren van mijn plan, zouden we niet gewonnen hebben bij Alamein,’ stelde hij in zijn The Memoirs of Field-Marshal Montgomery (1958).

De tweede Slag bij El Alamein was het begin van het einde van de Panzerarmee Afrika. Rommels strijdkrachten kwamen bovendien tussen twee vuren te zitten toen in november 1942 Amerikaanse, Britse en Vrije Franse troepen landden op de kust van Marokko en Algerije. In mei 1943 was Noord-Afrika volledig in geallieerde handen. Vandaar uit begon de bevrijding van Italië. De slag was misschien niet doorslaggevend voor de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog, maar voor de Britten betekende hij op zijn minst een keerpunt in de strijd en de oppepper waar Churchill, en met hem de Britse bevolking, zo naar snakte: de eerste grote Britse overwinning te land op nazi-Duitsland. Of, zoals Churchill het in 1951 in zijn boek over de oorlog treffend verwoordde: ‘Before Alamein we never had a victory. After Alamein we never had a defeat.’ 

Verder lezen over de landing van de Britse en Amerikaanse troepen in Noord-Afrika in november 1942? Dat kan! In het juni-nummer duikt Geschiedenis Magazine in Operation Torch: het begin van de geallieerde herovering van Europa. Meld je uiterlijk maandag 5 juni aan als abonnee of bestel het nummer begin juni online.

Delen: