Nixons doofpot en de intriges die we kennen als ‘Watergate’. Hoe zat het ook alweer?

Toen een bewaker van het Watergate-complex in Washington DC op 17 juni 1972 ontdekte dat er met sloten van het gebouw gerommeld was, sloeg hij alarm. De politie betrapte vervolgens vijf inbrekers in de kantoorsuite van de Democratische Partij: deze diende als hoofdkwartier voor de verkiezingscampagne in november dat jaar. De insluipers installeerden afluisterapparatuur. De FBI trof adresboekjes aan: enkele inbrekers hadden kennelijk contact met een ‘adviseur’ van de zittende president, de Republikein Richard M. Nixon. Die ontkende iets van de inbraak bij zijn tegenstanders geweten te hebben. Ondanks de eerste krantenberichten over banden tussen de insluipers en het Witte Huis, werd Nixon in november herkozen.

Deep throat
De president had wel degelijk vuile handen. Hij probeerde zijn medeplichtigheid in de doofpot te stoppen door bewijsmateriaal te laten vernietigen en alle betrokkenen onder druk te zetten hun mond te houden. Dit leek tot ruim na de verkiezingen te lukken, maar twee journalisten die door hun krant The Washington Post op de inbraak waren gezet, beten zich erin vast.

 

President Nixon aan tafel met zijn familie op de avond van de presidentsverkiezingen (1972). Bron: Wikimedia Commons
President Nixon aan tafel met zijn familie op de avond van de presidentsverkiezingen, alsof er niets aan de hand is (1972). Bron: Wikimedia Commons

 

Bob Woodward en Carl Bernstein beschikten over een belangrijke anonieme bron genaamd Deep Throat (in 2005 werd onthuld dat dit Mark Felt was, onderdirecteur van de FBI). Zo legden ze onder meer bloot dat de inmiddels gearresteerde Witte Huis-‘adviseurs’ zitting hadden in Nixons herverkiezingscomité, dat witwassen en andere frauduleuze methoden gebruikte om donaties binnen te krijgen. Dat het Witte Huis achter de inbraak zat, werd steeds aannemelijker – de inbrekers bekenden begin 1973, na hun proces, dat ze inderdaad waren aangestuurd door Nixons herverkiezingsploeg.

Mede onder invloed van de aandacht in de media stelde de Senaat in februari 1973 een onderzoekscommissie in. In mei dwong het Congres af dat het ministerie van Justitie een speciale aanklager benoemde, die álle onregelmatigheden rondom de verkiezingen van 1972 boven water moest krijgen.
 

Nixon in de Oval Office op 23 juni 1972, enige dagen na de inbraak in het Watergate-complex. Bron: NARA
Nixon in de Oval Office op 23 juni 1972, enige dagen na de inbraak in het Watergate-complex. Bron: NARA

 

Geluidsopnames
Een intrigerende ontdekking bracht het schandaal in een stroomversnelling. De al genoemde senaatscommissie kwam er in de zomer van 1973 achter dat er belangrijke geluidsopnames bestonden: van Nixons gesprekken in het Witte Huis en het presidentiële buitenverblijf Camp David. De president wilde slechts stukjes vrijgeven. Toen de speciale aanklager volledige inzage eiste, gaf Nixon zijn minister van Justitie op zaterdag 20 oktober 1973 opdracht de aanklager te ontslaan. Maar de minister weigerde en nam zelf ontslag, net als zijn tweede man. Pas de derde in rang gehoorzaamde de president. De datum kreeg de bijnaam ‘Saturday night massacre’.

Nixon belandde echter van de regen in de drup: er ontstond grote commotie omdat hij de rechtsgang probeerde te saboteren. Hij zag zich genoodzaakt zijn minister van Justitie een nieuwe aanklager te laten benoemen, die net als zijn voorganger alle opnames van Nixons gesprekken opvroeg. De president bleef onwillig en beriep zich op het ‘executive privilege’, het recht op vertrouwelijk beleidsoverleg tussen hem en zijn adviseurs, en het principe van de scheiding der machten.
 

Demonstratie bij het Capitool in Washington naar aanleiding van de ‘Saturday Night Massacre’ (22 oktober 1973) waarin Nixon openlijk de rechtsgang had gesaboteerd. Bron: Library of Congress
Demonstratie bij het Capitool in Washington naar aanleiding van de ‘Saturday Night Massacre’ (22 oktober 1973) waarin Nixon openlijk de rechtsgang had gesaboteerd. Bron: Library of Congress

 

Het Amerikaanse hooggerechtshof vond dit niet van toepassing en sommeerde hem de geluidsbanden te overhandigen. Hierop bleek dat hij de meest belastende momenten alsnog had gewist: passages die zouden verraden dat hij veel vroeger dan hij had toegegeven het onderzoek naar de inbraak dwarsboomde.

In de beginfase van het Watergate-schandaal waren politici grotendeels achter hem blijven staan. Tot april 1973 vond de meerderheid van de Amerikaanse kiezers dat Nixon als president goed werk deed. Maar toen werd de beerput pas echt opengetrokken. Het Witte Huis zat tot aan zijn nek in de illegale activiteiten en leugens. Welke? En wie zorgde er ook alweer eigenhandig voor dat Nixon nooit werd berecht? Je leest het in de volgende editie van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 14 juli aan als abonnee, bestel ‘m vanaf half juli online of haal ‘m dan in de winkel.

Delen: