Column | Van de redactie

U was zich er misschien nog niet van bewust, maar het is honderdvijftig jaar geleden dat de mensheid in twee kampen werd verdeeld. In 1869 riep de Oostenrijk-Hongaar Karl Maria Benkert namelijk de homoseksueel in het leven, die hij scheidde van een tweede, grotere groep: de heteroseksuelen – u kent ze wel.

Benkert introduceerde met dit begrippenpaar niet alleen twee nieuwe woorden, maar ook een nieuwe manier van denken. Tot ver in de 19de eeuw werd seks tussen partners van gelijk geslacht aangeduid met de term ‘sodomie’, een verwijzing naar het Bijbelse Sodom dat, samen met zusterstad Gomorra, Gods toorn over zich afriep en het einde van Genesis niet haalde. Sodomie betekende toen ‘tegennatuurlijke ontucht’, een ongewenste daad die moest worden uitgebannen. Onderzoek van genderhistorici zoals Matt Houlbrook en Gert Hekma heeft laten zien dat agenten daar, in elk geval in Londen en Amsterdam, een flinke kluif aan hadden. In 1880 ontwierp de gemeente Amsterdam zelfs een nieuw groen straaturinoir om homoseks tegen te gaan. De onderkant van de ombouw werd tot kniehoogte open gehouden, het hoofd bleef via kleine kijkgaatjes zichtbaar en in het geval van een dubbel urinoir plasten de mannen zeer kuis met de ruggen naar elkaar gekeerd. Het model bleek bestendig: de urinoirs zijn nog overal in de Amsterdamse binnenstad te vinden.

 

Allegorie op de ontdekking en bestraffing van sodomie in Nederland, 1730. Vrouwe Justitia staat balans en zwaard in de handen. Onder haar tilt Vader Tijd een dekzeil op waaronder een gezelschap van acht sodomieten. Boven de Tijd zweeft de hemelse wraak met vlammend zwaard, zij wijst op een tekstfragment uit Romeinen 1:25: ‘Mannen nalatende het gebruik der vrouwen’. Op de achtergrond de stad Sodom die door vuur uit de hemel wordt verbrand (publiek domein, via wikimedia commons).

 

Waar tijdgenoten met ‘sodomie’ een daad aanduidden, verwees ‘homoseksualiteit’ van meet af aan naar een geaardheid. Voor Benkert en zijn navolgers was homoseksualiteit een identiteit: niet iets wat je doet, maar wat je bent. Seksualiteit - homo én hetero - werd hiermee verheven tot een cruciaal onderdeel van iemands persoonlijkheid, en werd daarmee onveranderlijk. Bespreekbaarheid werd na de Tweede Wereldoorlog langzaamaan de norm: wie volwaardig homoseksueel wilde zijn, moest daar ook voor uitkomen. Zoals socioloog David Bos en anderen hebben laten zien speelde kerkelijke (ziel)zorg, gericht op het geestelijk welzijn van de ‘homoseksuele naaste’, vanaf de jaren vijftig een belangrijke rol in dit proces. Vandaag de dag geldt ‘uit de kast komen’ als de ultieme toetssteen voor homoseksualiteit: je bent pas écht homo als je dat wereldkundig maakt, omdat de wereld je pas wérkelijk kent wanneer zij weet met wie jij het bed wenst te delen.

Deze laatste observatie die - ik geef het toe - niet uitblinkt in nuance, laat zien hoe weinig vanzelfsprekend onze huidige koppeling van identiteit, liefde en seksualiteit eigenlijk is. Vaak wordt gezegd dat seksualiteit een privézaak is, en dat iedereen vooral zelf moet weten wat hij of zij in de slaapkamer uitspookt. Maar de ontwikkeling van sodomie naar homoseksualiteit, van verscholen daad naar publieke identiteit, suggereert eerder het tegenovergestelde: seksuele identiteit is een publieke zaak geworden. Geen wonder dat homoseksualiteit tegenwoordig een veelbesproken onderwerp is waaraan in politiek en maatschappij veel waarde wordt gehecht: seksuele diversiteit behoort sinds 2012 tot de kerndoelen van het Nederlandse onderwijs, orthodoxe christenen die homoseksuele leraren willen ontslaan worden tot de orde geroepen en moslims van wie vaak bij voorbaat wordt verondersteld dat ze ‘onze’ homo’s niet omarmen, worden terechtgewezen.

 

Een krul (urinoir), voorzien van een afdakje, op Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam, 1988 (Stadsarchief Amsterdam).

 

Of dit de emancipatie van de homoseksueel ten goede komt, of tot een vrijere omgang met seksualiteit leidt, is overigens nog maar de vraag. Onder LHBTI’ers woedt al decennia de discussie of de rigide tegenstelling tussen homo’s en hetero’s seksualiteit niet vooral belemmert, omdat zij mensen reduceert tot een seksuele categorie, en die categorieën vervolgens als onveranderlijk voorstelt. Eén manier om de strijd met rigide tegenstellingen aan te gaan is het creëren van aanvullende categorieën, zoals biseksueel, panseksueel, aseksueel en interseksueel. Een andere manier is om het ontstaan en de ontwikkeling van deze categorieën historisch te onderzoeken, en te laten zien dat ons denken over homo- én heteroseksualiteit door de tijd heen verandert.

Delen:

1500-1800 1800-2000 Europa