Vroege middeleeuwen niet zo ongezond

 

De vroege middeleeuwen, van de 5de tot de 10de eeuw, worden vaak afgedaan als ‘donkere tijden’. Nieuw onderzoek laat echter zien dat de lagere en middenklassen toen gezonder waren dan hun nakomelingen tot in de 19de eeuw zouden zijn.

Dat concludeert een onderzoeksteam van economen, archeologen en antropologen op basis van onderzoek naar de gezondheid van mensen in Europa over een periode van 2000 jaar. De resultaten zijn gepubliceerd in een nieuw boek, The Backbone of Europe – Health, Diet, Work and Violence over two Millennia.

Samen met een internationaal team van 75 antropologen en bioarcheologen werkte professor Jörg Baten, economisch historicus aan de Universiteit van Tübingen aan het onderzoek naar meer dan 15.000 menselijke skeletten. De menselijke resten waren afkomstig van meer dan 100 verschillende locaties in Europa en werden begraven tussen de 3de eeuw v.chr. en het midden van de 19de eeuw. De enorme database die zij opbouwden biedt nieuwe inzichten in de geschiedenis en ontwikkeling van gezondheid, geweld en arbeidsdeling. Uitgangspunt van hun onderzoek was de vraag, welke gevolgen klimaat, geografie en sociaal-economische ontwikkelingen hadden voor de gezondheid.

 

gebraven pestslachtovers doornik
begrafenis van pestslachtoffers te Doornik, ca. 1353 (miniatuur door Pierart dou Tielt, publiek domein, via Wikimedia Commons).

 

Om die vraag te beantwoorden keken de onderzoekers bij de menselijke resten naar de gezondheid van de tanden, naar de lichaamsbouw, en naar andere aanwijzingen voor de kwaliteit van hun dieet en de zwaarte van het werk dat de mensen deden. Ook telden de onderzoekers de gewelddadig gebroken schedels en vergeleken die met Europeanen die een meer vredige dood stierven.

Het onderzoek leidt tot opmerkelijke conclusies. Zo is duidelijk geworden dat de 6de-eeuwse Pest van Justinianus indirect positieve gevolgen had voor de gezondheid van de bevolking. De generaties die werden geboren onmiddellijk na de pest hadden toegang tot een meer en diversere grondstoffen, wat leidde tot betere leefomstandigheden voor de hele bevolking. Misschien nog verrassender is dat vanaf dat moment de gemiddelde gezondheid lange tijd geleidelijk slechter werd: van de vroege middeleeuwen tot na de industriële revolutie werden de mensen steeds ongezonder. Baten en zijn team zoeken verklaringen voor deze trend in de toenemende bevolkingsdichtheid, de groeiende sociale ongelijkheid en de Kleine IJstijd van de 16de tot de 19de eeuw.

Als lichtpuntje voegen de onderzoekers daaraan toe dat de steeds sterker wordende staten in het Europa vanaf de 15de eeuw het effect van de van de slechte gezondheid op de bevolkingsontwikkeling wat tegengingen. De beter georganiseerde regeringen hielpen de veiligheid te vergroten, wat leidde tot minder geweld in de Europese samenlevingen.

Delen: